Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") (2024)

[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 21.12.2010

COM(2010) 799 definitief

2010/0385 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

- Motivering en doel van het voorstel

Het doel van het voorstel bestaat erin Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad[1] tot vaststelling van de integrale gemeenschappelijke marktordening in overeenstemming te brengen met het verschil tussen gedelegeerde en uitvoeringshandelingen van de Commissie dat is ingevoerd bij de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Voorts zijn de voorstellen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 die de Commissie reeds afzonderlijk aan het Europees Parlement en de Raad heeft overgelegd, ter wille van de volledigheid in dit voorstel opgenomen teneinde de integrale gemeenschappelijke marktordening voor alle belanghebbende partijen begrijpelijker en toegankelijker te maken.

- Algemene context

Gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden

In de artikelen 290 en 291 VWEU wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de overdracht van de bevoegdheid aan de Commissie om, respectievelijk, niet-wetgevingshandelingen en uitvoeringshandelingen vast te stellen.

- Artikel 290 VWEU biedt de wetgever de mogelijkheid aan de Commissie de bevoegdheid over te dragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling. Dergelijke door de Commissie vastgestelde rechtshandelingen worden volgens de terminologie van het Verdrag "gedelegeerde handelingen" genoemd (artikel 290, lid 3).

- Krachtens artikel 291 VWEU moeten de lidstaten alle maatregelen van intern recht nemen die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie. Met dergelijke handelingen kunnen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend wanneer er uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze handelingen nodig zijn. Dergelijke door de Commissie vastgestelde rechtshandelingen worden volgens de terminologie van het verdrag "uitvoeringshandelingen" genoemd (artikel 291, lid 4).

Het voorstel tot afstemming van Verordening (EG) nr. 1234/2007 op de nieuwe vereisten die voortvloeien uit de artikelen 290 en 291 VWEU, is gebaseerd op een zorgvuldige indeling van de huidige, uit Verordening (EG) nr. 1234/200 voorvloeiende bevoegdheden van de Commissie, in de categorieën "gedelegeerde handelingen" dan wel "uitvoeringshandelingen"; bij deze indeling is rekening gehouden met de uitvoeringsmaatregelen die de Commissie op basis van haar huidige bevoegdheden heeft vastgesteld.

In dit verband is een ontwerpvoorstel tot herziening van Verordening (EG) nr. 1234/2007 voorbereid. Hierbij krijgt de wetgever de bevoegdheid om de essentiële onderdelen van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten vast te stellen. De algemene richtsnoeren van de gemeenschappelijke marktordening en de algemene beginselen die daaraan ten grondslag liggen, worden door de wetgever vastgesteld. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de doelstellingen van de marktinterventiemaatregelen, van de productiebeperkende regelingen en van de steunregelingen. Tevens behoort het tot de taken van de wetgever het beginsel van een regeling voor invoer- en uitvoercertificaten, de fundamentele elementen van de voorschriften inzake de afzet en de productie, en het beginsel van de toepassing van sancties, verlagingen en uitsluitingen vast te stellen. De wetgever voorziet bovendien in specifieke bepalingen voor individuele sectoren.

Overeenkomstig artikel 290 VWEU draagt de wetgever de taak om niet-essentiële onderdelen van de door hem ingestelde regeling aan te vullen of te wijzigen, over aan de Commissie. De Commissie kan dus de aanvullende elementen die nodig zijn voor een goede werking van de gemeenschappelijke marktordening middels gedelegeerde handelingen vaststellen. Zo moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen inzake de voorwaarden voor deelname aan een regeling door de marktdeelnemers, inzake de uit de afgifte van een certificaat voortvloeiende verplichtingen en inzake de eis om op grond van de economische situatie al dan niet een zekerheid voor het afgeven van een certificaat te stellen. Bovendien draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om maatregelen vast te stellen op grond waarvan wordt bepaald volgens welke criteria producten in aanmerking komen voor marktinterventie. Voorts mag de Commissie gedelegeerde handelingen betreffende begripsomschrijvingen vaststellen.

De lidstaten zijn overeenkomstig artikel 291 VWEU verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling die de wetgever heeft ingesteld. Dit neemt niet weg dat erop moet worden toegezien dat alle lidstaten de betrokken regeling op dezelfde manier ten uitvoer leggen. Met het oog hierop draagt de wetgever krachtens artikel 291, lid 2, VWEU uitvoeringsbevoegdheden over aan de Commissie die er dan op haar beurt voor moet zorgen dat de gemeenschappelijke marktordening en het algemene kader van controles die de lidstaten moeten verrichten, volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd.

Bevoegdheden van de Raad op grond van artikel 43, lid 3, VWEU

Artikel 43, lid 3, VWEU luidt als volgt: "De Raad stelt op voorstel van de Commissie de maatregelen vast voor de prijsbepaling, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen (…)". Krachtens deze bepaling wordt een uitzondering gemaakt op artikel 43, lid 2, VWEU, waarin is bepaald dat "de ordening van de landbouwmarkten (…) [en] de overige bepalingen (…) die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven" volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld. Deze opzet sluit aan op de algemene tendens in het Verdrag van Lissabon die hierin bestaat dat de wetgevingshandelingen van de EU standaard volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld.

Om ervoor te zorgen dat de wetgever zijn wetgevingsvoorrecht krachtens artikel 43, lid 2, VWEU kan uitoefenen, moet de in artikel 43, lid 3, VWEU vastgestelde uitzondering op dat beginsel daarom restrictief worden geïnterpreteerd. Dit houdt in dat de wetgever de fundamentele onderdelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid regelt en de politieke besluiten neemt die vorm geven aan de structuur, de instrumenten en de effecten van dat beleid. De specifieke procedure die in artikel 43, lid 3, VWEU is vastgesteld, mag daarom enkel worden gebruikt wanneer een in die bepaling opgenomen onderwerp niet ressorteert onder de fundamentele beleidsbesluiten die krachtens artikel 43, lid 2, VWEU uitsluitend door de wetgever mogen worden genomen. Artikel 43, lid 3, VWEU mag dus niet worden ingeroepen wanneer het betrokken onderwerp onlosmakelijk verbonden is met de politieke inhoud van de door de wetgever te nemen beslissingen.

Het voorstel is bijgevolg gebaseerd op de volgende beginselen:

- de structurele parameters en fundamentele onderdelen van het GLB mogen slechts door de wetgever (Europees Parlement en Raad) worden vastgesteld. Dit betekent dat bijvoorbeeld de regeling inzake openbare interventie (inclusief het kader voor de vaststelling door de Commissie van bepaalde interventieprijzen aan de hand van openbare inschrijvingen) en de regelingen inzake melk- en suikerquota die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, op het niveau van de wetgever blijven, aangezien deze onderdelen onlosmakelijk verbonden zijn met de inhoud en de afbakening van deze door de wetgever vastgestelde regelingen.

- in artikel 43, lid 3, VWEU bedoelde maatregelen betreffende prijsbepaling, heffingen, steun en kwantitatieve beperkingen, die niet onder de werkingssfeer van artikel 43, lid 2, VWEU vallen, worden door de Raad vastgesteld. De Commissie moet een op artikel 43, lid 3, VWEU gebaseerd verordeningsvoorstel indienen met betrekking tot artikel 21 (de voorwaarden voor verplichte steun voor de particuliere opslag van boter), artikel 99 (restituties voor de suikerproductie), de artikelen 101 en 102 (steun voor de sector melk en zuivelproducten), artikel 108 (uitreiking van zuivelproducten aan leerlingen), artikel 155 (steun in de sector zijderupsen), artikel 273 (uitvoerrestituties) en artikel 281 (minimumprijzen voor de uitvoer van levende planten). Met inachtneming van deze beginselen wordt in de voorgestelde verordeningen vastgesteld dat de Raad de voorwaarden voor de vaststelling van de steunbedragen, uitvoerrestituties en minimumprijzen voor uitvoer dient te bepalen krachtens artikel 43, lid 3, VWEU en dat Commissie de bedragen van de hier bedoelde steun, restituties en prijsniveaus dient vast te stellen middels uitvoeringshandelingen.

Artikel 43, lid 3, VWEU is een autonome basis voor de vaststelling van wetgevingshandelingen door de Raad. Wanneer artikel 43, lid 3, VWEU van toepassing is, dient omwille van de duidelijkheid ( à titre déclaratoire ) in alle GMO-bepalingen van het voorstel echter expliciet naar deze bepaling te worden verwezen. De Commissie moet alle vereiste voorstellen die ressorteren onder artikel 43, lid 3, VWEU tijdig aan de Raad overleggen.

- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

- Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

Niet van toepassing.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

- Raadpleging van belanghebbende partijen

- Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het was niet nodig belanghebbende partijen te raadplegen en er behoefde ook geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid omdat het voorstel om Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad aan het Verdrag van Lissabon aan te passen, een interinstitutionele aangelegenheid is die voor alle verordeningen van de Raad van belang zal zijn.

- Effectbeoordeling

Een effectbeoordeling was niet nodig omdat het voorstel om Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad aan het Verdrag van Lissabon aan te passen, een interinstitutionele aangelegenheid is die voor alle verordeningen van de Raad van belang zal zijn.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

- Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

Specificatie van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen van de Commissie in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad en vaststelling van de desbetreffende goedkeuringsprocedure voor deze handelingen.

De inhoud van de volgende voorstellen is in dit voorstel geïntegreerd:

i) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 november inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ("Integrale-GMO-verordening"), wat de in het kader van het Duitse alcoholmonopolie verleende steun betreft (COM(2010) 336 definitief);

ii) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ("Integrale-GMO-verordening"), wat de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie betreft (COM(2010) 486 definitief);

iii) Voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de handelsnormen betreft [agenda planning 2010/AGRI/010].

iv) Voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wat de contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten betreft [agendaplanning 2010/AGRI/026.

- Rechtsgrondslag

Artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2, VWEU.

- Subsidiariteitsbeginsel

Het beleid inzake landbouw wordt in gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten vastgesteld. Dit houdt concreet in dat de lidstaten zelf daarvoor bevoegd blijven zolang de EU geen wetgeving ter zake uitvaardigt. Dit voorstel heeft uitsluitend ten doel de integrale gemeenschappelijke marktordening aan te passen aan de nieuwe vereisten die bij het Verdrag van Lissabon zijn ingevoerd. De bestaande aanpak van de Unie wordt door dit voorstel dus niet gewijzigd.

- Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

- Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: een verordening van het Europees Parlement en de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: rechtstreekse toepassing is inherent aan de aard van het GLB en de vereisten voor het beheer van het GLB zijn een onmisbaar kenmerk van de GLB-wetgeving.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregel brengt geen extra uitgaven voor de Unie mee.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

- Vereenvoudiging

Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ("Integrale-GMO-verordening) heeft tal van substantiële wijzigingen ondergaan; het onderhavige voorstel zal de begrijpelijkheid en de toegankelijkheid ervan verbeteren.

2010/0385 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[2],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[3],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[4],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”)[5] is meermaals gewijzigd. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn verdere wijzigingen nodig om de aan het Europees Parlement en de Raad overgedragen bevoegdheden, en in het bijzonder de aan de aan de Commissie overgedragen bevoegdheden, in overeenstemming te brengen met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Verdrag). Gezien de reikwijdte van deze wijzigingen dient Verordening (EG) nr. 1234/2007 te worden ingetrokken en te worden vervangen door een nieuwe integrale-GMO-verordening. Met het oog op de technische vereenvoudiging dient Verordening (EEG) nr. 922/72 van de Raad van 2 mei 1972 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor het verlenen van steun voor zijderupsen voor het teeltseizoen 1972/1973[6] in de onderhavige verordening te worden geïntegreerd. Derhalve dient Verordening (EEG) nr. 922/72 eveneens te worden ingetrokken.

2. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag dient de Raad maatregelen voor de bepaling van de prijzen, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen vast te stellen. Wanneer artikel 43, lid 3, van het Verdrag van toepassing is, dient in de onderhavige verordening ter wille van de duidelijkheid te worden vermeld dat de maatregelen op die basis door de Raad zullen worden vastgesteld.

3. De onderhavige verordening dient alle basisonderdelen van de integrale GMO te bevatten. De bepaling van prijzen, heffingen, steun en kwantitatieve beperkingen is in bepaalde gevallen onlosmakelijk met deze basisonderdelen verbonden.

4. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de onderhavige verordening. De onderdelen waarvoor deze bevoegdheid mag worden uitgeoefend, en de voorwaarden waaraan deze delegatie moet worden onderworpen, dienen te worden vastgelegd.

5. De spoedprocedure dient uitsluitend te worden toegepast in uitzonderlijke gevallen waarin de toepassing ervan noodzakelijk is om efficiënt en doeltreffend op te treden tegen dreigende of reeds bestaande marktverstoringen. De keuze van een spoedprocedure moet worden gemotiveerd en de gevallen waarin de spoedprocedure dient te worden gebruikt, moeten worden gespecificeerd.

6. Krachtens artikel 291 van het Verdrag zijn de lidstaten bevoegd voor de tenuitvoerlegging van de bij de onderhavige verordening vastgestelde gemeenschappelijk ordening van de landbouwmarkten (hierna "GMO" genoemd). Om de eenvormige toepassing van de GMO in de lidstaten te garanderen en oneerlijke concurrentie of discriminatie tussen de marktdeelnemers te voorkomen, moet de Commissie in staat zijn om overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het Verdrag uitvoeringshandelingen vast te stellen. Daarom dient de Commissie krachtens die bepaling uitvoeringsbevoegdheden te krijgen, met name betreffende de uniforme voorwaarden voor de toepassing van marktinterventiemaatregelen, voor de tenuitvoerlegging van steunregelingen en voor de toepassing van afzet- en productievoorschriften, alsmede betreffende voorschriften inzake de handel met derde landen. Tevens dient de Commissie de minimumkenmerken van door de lidstaten te verrichten controles te definiëren.

7. Om de doeltreffende werking van de op grond van de integrale GMO vastgestelde regelingen te garanderen, dient de Commissie de bevoegdheden te krijgen die vereist zijn voor marktbeheersmaatregelen en taken betreffende het dagelijkse beheer. Met het oog op de vlotte werking van de integrale GMO dienen bovendien bevoegdheden aan de Commissie te worden overgedragen voor de reglementering van bepaalde technische aangelegenheden en voor de vaststelling van voorschriften inzake meldingen, informatieverstrekking en rapportage, en procedures en technische criteria betreffende producten en marktdeelnemers die in aanmerking komen voor marktondersteuning. Tevens met het oog op de vlotte werking van de GMO dient de Commissie met name data, termijnen, ontstaansfeiten voor wisselkoersen, representatieve perioden en rentevoeten vast te stellen, en moet, met betrekking tot steunregelingen, worden voorzien in de rechtsgrondslag waarbij de Commissie de bevoegdheid krijgt voor de vaststelling van de steun en van voorschriften inzake programmabeheer, -toezicht en -evaluatie, voor de bekendmaking van de baten van de steun en voor de tenuitvoerlegging van plannen voor sociale regelingen. De Commissie dient de bevoegdheid te krijgen om procedures betreffende betaling van steun en steunvoorschotten vast te stellen.

8. Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de integrale GMO en de inachtneming van de beginselen van de integrale GMO dient de bevoegdheid om voorschriften vast te stellen betreffende onder meer het beheer van regelingen ter beperking van de productie van melk, suiker en wijn, inspecties en controles, aan de Commissie te worden toevertrouwd en dient de Commissie tevens de bevoegdheid te krijgen om het bedrag van zekerheden, de voorschriften en procedures voor de terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen en de voorschriften inzake contracten met betrekking tot marktondersteuning vast te stellen.

9. In de wijnsector dient de bevoegdheid om te garanderen dat aanvragen voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen voldoen aan de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden, aan de Commissie te worden toevertrouwd teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken bepalingen in de hele Unie eenvormig worden toegepast. Wat de aanbiedingsvorm en de etikettering van producten van de wijnsector betreft, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om alle nodige voorschriften inzake procedures, meldingen en technische criteria vast te stellen.

10. Teneinde ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het bij deze verordening vastgestelde wetgevingskader worden verwezenlijkt, dient de Commissie bovendien over permanente controlebevoegdheden te beschikken, met name om toezicht te houden op bepaalde activiteiten van producentenorganisaties, producentengroeperingen, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers. Met het oog op het behoud van de bij de integrale GMO vastgestelde structuur en de essentiële parameters daarvan dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om alle nodige voorschriften betreffende uitzonderlijke marktmaatregelen en uitzonderlijke beheersmaatregelen vast te stellen die tot doel hebben urgente en onvoorziene problemen in één of meer lidstaten op te lossen.

11. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, moet de Commissie deze uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. XX/XXXX van het Europees Parlement en de Raad [ titel van de verordening ] vaststellen.

12. Voor sommige maatregelen in het kader van deze verordening die snel optreden vergen of neerkomen op de strikte toepassing van algemene bepalingen op specifieke situaties, zonder dat hierbij enige ruimte voor interpretatie wordt gelaten, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen uitvoeringshandelingen vast te stellen zonder de hulp van het Comité.

13. Voorts dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen voor het verrichten van bepaalde administratieve of beheerstaken waarvoor geen gedelegeerde of uitvoeringshandelingen vereist zijn.

14. De vervanging van de oude integrale-GMO-verordening door een nieuwe mag er niet toe leiden dat de beleidsbesluiten die in de loop der jaren met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna "GLB" genoemd) zijn vastgesteld, in vraag worden gesteld. De onderhavige verordening heeft hoofdzakelijk tot doel de aan de Commissie overgedragen bevoegdheden in overeenstemming te brengen met het Verdrag. De onderhavige verordening heeft dus niet tot doel bestaande bepalingen waarvoor de bestaande motivering nog steeds geldig is, in te trekken of te veranderen, tenzij die bepalingen achterhaald zijn, noch heeft zij tot doel nieuwe voorschriften of maatregelen in te voeren. Uitzonderingen op deze aanpak zijn de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie en de steun die in het kader van het Duitse alcoholmonopolie wordt verleend. De bepalingen inzake de handelsnormen zijn een weerspiegeling van de voorstellen die in het kader van een omvattende herziening van het kwaliteitsbeleid zijn gedaan.

15. Voor granen, rijst, suiker, gedroogde voedergewassen, zaaizaad, olijfolie en tafelolijven, vlas en hennep, groenten en fruit, bananen, melk en zuivelproducten, en zijderupsen moeten verkoopseizoenen worden vastgesteld die in grote lijnen de biologische productiecyclus van elk van deze producten volgen.

16. Om de markten te stabiliseren en de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te garanderen is voor de verschillende sectoren een gedifferentieerd systeem van prijsondersteuning ontwikkeld, en zijn tegelijk regelingen inzake rechtstreekse steunverlening ingevoerd, rekening houdend met enerzijds de uiteenlopende behoeften van elk van deze sectoren en anderzijds de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende sectoren. Deze maatregelen hebben de vorm aangenomen van openbare interventie of, naargelang van het geval, steun voor de particuliere opslag van producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijfolie en tafelolijven, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees. Gezien de doelstellingen van de opeenvolgende wijzigingen die aan Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn aangebracht, met name bij Verordening (EG) nr. 72/2009 van de Raad van 19 januari 2009 houdende wijzigingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 320/2006, (EG) nr. 1405/2006, (EG) nr. 1234/2007, (EG) nr. 3/2008 en (EG) nr. 479/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1883/78, (EEG) nr. 1254/89, (EEG) nr. 2247/89, (EEG) nr. 2055/93, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 2596/97, (EG) nr. 1182/2005 en (EG) nr. 315/2007[7], en op basis van de daarin vermelde motivering is het nodig prijsondersteunende maatregelen die zijn vastgesteld in de in het verleden vastgestelde instrumenten te behouden zonder deze ingrijpend te wijzigen ten opzichte van de vroegere rechtssituatie.

17. Met het oog op duidelijkheid en transparantie moeten de bepalingen inzake deze maatregelen een gemeenschappelijke structuur krijgen, terwijl het in elke sector gevoerde beleid in stand moet worden gehouden. Met dat doel voor ogen is het dienstig een onderscheid te maken tussen referentieprijzen en interventieprijzen.

18. De GMO's voor granen, rundvlees en melk en zuivelproducten bevatten bepalingen op grond waarvan de Raad, overeenkomstig de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de prijsniveaus kon wijzigen. Gezien de gevoeligheid van de prijsregelingen moet duidelijk worden gemaakt dat de in artikel 43, lid 2, van het Verdrag geboden mogelijkheid om prijsniveaus te wijzigen, bestaat ten aanzien van alle sectoren die onder deze verordening vallen.

19. Referentieprijzen dienen te worden vastgesteld voor standaardkwaliteiten van witte suiker en ruwe suiker. Deze standaardkwaliteiten moeten gemiddelde kwaliteiten zijn die representatief zijn voor de in de Unie geproduceerde suiker, en dienen te worden vastgesteld aan de hand van door de sector suiker gebruikte criteria. Ook moeten de standaardkwaliteiten kunnen worden herzien om met name rekening te houden met commerciële eisen en met ontwikkelingen op het gebied van technische analyse.

20. Om ervoor te zorgen dat de informatie over de suikerprijzen op de EU-markt betrouwbaar is, dient bij deze verordening een systeem voor de mededeling van prijzen te worden opgezet, op basis waarvan de marktprijsniveaus voor witte suiker dienen te worden vastgesteld.

21. Op basis van de bij Verordening (EG) nr. 72/2009 ingevoerde wijzigingen wordt de interventieregeling voor granen, rijst, boter en mageremelkpoeder gedurende bepaalde perioden van het jaar geopend. Wat de rundvleessector betreft, dienen het openen en het beëindigen van de openbare interventie af te hangen van de marktprijzen die gedurende een bepaalde periode van toepassing zijn.

22. De prijs waartegen een openbare-interventieaankoop moet plaatsvinden, werd in het verleden in de GMO’s voor granen, rijst en rundvlees verlaagd, maar die prijsverlaging ging gepaard met de invoering van regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in die sectoren. De steunverlening in het kader van die regelingen enerzijds en de interventieprijzen anderzijds zijn bijgevolg nauw met elkaar verbonden. Dat prijspeil voor de producten van de sector melk en zuivelproducten werd vastgesteld met het oog op de bevordering van de consumptie van die producten en de verbetering van de concurrentiepositie ervan. Deze beleidsbesluiten blijven geldig.

23. Deze verordening moet de mogelijkheid bieden een bestemming te geven aan de in de openbare interventie aangekochte producten. Dergelijke maatregelen moeten op zodanige wijze worden genomen dat verstoringen van de markt worden voorkomen en dat de kopers op voet van gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben.

24. Overeenkomstig artikel 39, lid 1, van het Verdrag heeft het GLB onder meer tot doel de markten te stabiliseren en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren. In de loop der jaren heeft de voedselverstrekkingsregeling aan beide doelstellingen voldaan. Deze regeling dient de verwezenlijking van de GLB-doelstellingen te blijven garanderen en dient bij te blijven dragen tot de verwezenlijking van de cohesiedoelstellingen. Door de achtereenvolgende hervormingen van het GLB zijn de interventievoorraden echter geleidelijk afgenomen en is ook het beschikbare assortiment producten kleiner geworden. Bijgevolg moeten aankopen op de markt een permanente bevoorradingsbron voor de regeling worden.

25. Om een gezond begrotingsbeheer te verzekeren en om ten volle te profiteren van de cohesiedimensie van de EU-regeling, dient te worden voorzien in een vast plafond voor EU-steun en in de mogelijkheid voor lidstaten om het voedselverstrekkingsprogramma te cofinancieren. Bovendien is gebleken dat een langeretermijnperspectief voor de regeling vereist is. Daarom dient de Commissie driejarenplannen voor de tenuitvoerlegging van de regeling vast te stellen en dienen de lidstaten nationale voedselverstrekkingsprogramma's voor te bereiden waarin hun doelstellingen en prioriteiten voor de regeling, met inbegrip van nutritionele overwegingen, worden vastgesteld. Om ervoor te zorgen dat de driejarenplannen overeenkomstig de toepasselijke regels worden uitgevoerd, moeten de lidstaten bovendien adequate administratieve en fysieke controles verrichten en onregelmatigheden bestraffen.

26. Met het oog op een transparante, coherente en efficiënte werking van de regeling voor de meest behoeftigen dient de Commissie de procedures voor de vaststelling en de herziening van de driejarenplannen vast te stellen en de nodige stappen te zetten voor de vaststelling van deze plannen en, zo nodig, voor de herziening ervan. De Commissie dient tevens over te gaan tot de vaststelling van bepalingen inzake aanvullende onderdelen die in de driejarenplannen moeten worden opgenomen, van voorschriften voor de levering van producten en van procedures en termijnen voor de uitslag van interventieproducten, met inbegrip van overdrachten tussen lidstaten, en van voorschriften inzake het format van de nationale voedselverstrekkingsprogramma's en dat van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen. Met het oog op een eenvormige tenuitvoerlegging van de driejarenplannen door de lidstaten dient de Commissie voorts over te gaan tot de vaststelling van de procedures voor de vergoeding van de door de liefdadigheidsorganisaties gemaakte kosten die de lidstaat als subsidiabel beschouwt, met inbegrip van termijnen en financiële plafonds, en tot de vaststelling van de voorwaarden voor de openbare inschrijvingen en de voorwaarden die gelden voor de voedselproducten en de levering daarvan. Bovendien moeten bepalingen worden vastgesteld waarin de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van controles, procedures en betalingstermijnen worden opgenomen, alsmede kortingen bij niet-naleving, boekhoudkundige bepalingen en de taakomschrijving van de betrokken nationale interventiebureaus, inclusief bij overdrachten tussen lidstaten.

27. Om bij te dragen tot een beter evenwicht op de zuivelmarkt en tot de stabilisering van de marktprijzen voorziet deze verordening in de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde boterproducten. Daarnaast dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om te beslissen tot de toekenning van steun voor de particuliere opslag van witte suiker, sommige soorten olijfolie, sommige soorten rundvleesproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees.

28. De schema's van de EU voor de indeling van geslachte dieren in de sectoren rundvlees, varkensvlees en schapen- en geitenvlees zijn van essentieel belang voor de prijsnotering en de toepassing van de interventieregelingen in deze sectoren. Voorts wordt met deze schema’s een grotere markttransparantie beoogd.

29. Beperkingen van het vrije verkeer die voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan, kunnen in één of meer lidstaten moeilijkheden op de markt van bepaalde producten veroorzaken. De ervaring wijst uit dat ernstige marktverstoringen zoals een aanzienlijke daling van de consumptie of van de prijzen verband kunnen houden met een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren.

30. De buitengewone marktondersteunende maatregelen voor rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en vlees van pluimvee moeten rechtstreeks in verband staan met of voortvloeien uit de sanitaire en veterinaire maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van ziekten tegen te gaan. Zij moeten op verzoek van de lidstaten worden genomen om ernstige verstoring van de betrokken markten te vermijden.

31. De Commissie dient bijzondere interventiemaatregelen te kunnen nemen waar dit noodzakelijk is om efficiënt en doeltreffend te reageren op dreigende marktverstoringen in de sector granen, om te voorkomen dat in sommige regio’s van de Unie in de rijstsector een massaal beroep wordt gedaan op openbare interventie of om een tekort aan beschikbare hoeveelheden padie als gevolg van een natuurramp op te vangen.

32. Om de EU-telers van suikerbieten en suikerriet een redelijke levensstandaard te verzekeren, moet een minimumprijs worden vastgesteld voor quotumbieten van een nader te bepalen standaardkwaliteit.

33. Er zijn specifieke instrumenten nodig om op het gebied van rechten en plichten voor een redelijk evenwicht tussen de suikerondernemingen en de suikerbietentelers te zorgen. Hiertoe dienen de standaardbepalingen inzake de interprofessionele overeenkomsten te worden vastgesteld.

34. Door de verscheidenheid van de natuurlijke, economische en technische omstandigheden is het moeilijk uniforme voorwaarden voor de aankoop van suikerbieten die in de hele Unie gelden, te bepalen. Ook bestaan reeds sectorale overeenkomsten tussen verenigingen van suikerbietentelers en suikerondernemingen. Tegen deze achtergrond dienen in kaderbepalingen alleen de minimumgaranties te worden vastgesteld die voor een soepel functioneren van de suikermarkt zowel aan de suikerbietentelers als aan de suikerindustrie moeten worden geboden, met de mogelijkheid om door middel van een sectorale overeenkomst van sommige regels af te wijken.

35. De productieheffing die in de sector suiker wordt geheven om in de financiering van de uitgaven bij te dragen, dient in deze verordening te worden opgenomen.

36. Om het structurele evenwicht op de markten voor suiker te behouden op een prijsniveau dat dicht bij de referentieprijs ligt, moet de mogelijkheid worden geboden om te besluiten suiker aan de markt te onttrekken zo lang als voor het herstel van het marktevenwicht nodig is.

37. Wat levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en vlees van pluimvee betreft, moet de mogelijkheid worden geboden bepaalde maatregelen te nemen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken. Dergelijke maatregelen kunnen bijdragen tot het stabiliseren van de markten en tot het garanderen van een redelijke levensstandaard aan de betrokken landbouwbevolking.

38. In de sector suiker is de kwantitatieve beperking van de productie jarenlang een essentieel instrument voor marktbeleid geweest. De redenen die de Gemeenschap er in het verleden toe gebracht hebben in de sector suiker productiequotaregelingen vast te stellen, gelden nog steeds.

39. Het juridische statuut van de quota moet in de in deze verordening opgenomen suikerquotaregeling worden gehandhaafd, aangezien het quotastelsel volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie een mechanisme ter regulering van de markt in de sector suiker is dat is gericht op de verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang.

40. Deze verordening dient te voorzien in de mogelijkheid suikerquota aan te passen conform de beslissingen die de lidstaten nemen met betrekking tot de herverdeling van de nationale quota.

41. Omdat ruimte moet worden gelaten voor enige nationale flexibiliteit in verband met de structurele aanpassing van de verwerkende industrie en van de teelt van suikerbieten en suikerriet in de periode waarin de quota gelden, moeten de lidstaten de quota van de bedrijven binnen bepaalde grenzen kunnen wijzigen, zonder dat de werking van het herstructureringsfonds als instrument wordt beperkt.

42. Om te voorkomen dat overtollige suiker de suikermarkt verstoort, moet de Commissie in staat worden gesteld om op basis van bepaalde criteria te besluiten tot overboeking van de overtollige suiker, isoglucose of inulinestroop, die als quotumproductie van het volgende verkoopseizoen moet worden behandeld. Indien daarbij voor sommige hoeveelheden niet aan de geldende voorwaarden wordt voldaan, wordt bovendien voorzien in een overschotheffing om te voorkomen dat de opeenstapeling van die hoeveelheden de marktsituatie bedreigt.

43. De melkquotaregeling dient totdat deze in 2015 verstrijkt, behouden te blijven, met inbegrip van de toepassing van een heffing op de boven een bepaalde garantiedrempel geleverde of rechtstreeks verkochte hoeveelheden melk.

44. Het onderscheid tussen "leveringen" en "rechtstreekse verkoop" moet behouden blijven en de regeling moet worden toegepast op basis van individuele referentievetgehalten en een nationaal referentievetgehalte. Landbouwers moeten de toestemming krijgen om onder bepaalde voorwaarden hun individuele quota tijdelijk over te dragen. Bovendien moet het beginsel dat, in geval van verkoop, verhuur of vererving van het bedrijf, het desbetreffende quotum samen met de betrokken grond naar de koper, de huurder of de erfgenaam overgaat, worden gehandhaafd, terwijl met het oog op de verdere herstructurering van de melkproductie en de verbetering van het milieu, uitzonderingen moeten worden gehandhaafd op het beginsel dat de quota aan de bedrijven gekoppeld zijn. Er moeten voorschriften worden vastgesteld om de lidstaten de mogelijkheid te geven volgens de verschillende soorten overdrachten van quota en op basis van objectieve criteria een deel van de overgedragen hoeveelheden aan de nationale reserve toe te voegen.

45. De overschotheffing voor melk en andere zuivelproducten moet op een ontradend peil worden vastgesteld en dient door de lidstaten verschuldigd te zijn zodra het nationale quotum wordt overschreden. Vervolgens moet ze door de lidstaat worden omgeslagen over de producenten die tot de overschrijding hebben bijgedragen. Deze producenten moeten worden verplicht de lidstaat hun bijdrage te betalen in de heffing, die ze wegens de overschrijding van hun beschikbare hoeveelheid verschuldigd zijn. De lidstaten storten in het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) de heffing die correspondeert met de overschrijding van hun nationale quotum, verminderd met een forfaitair bedrag van 1 % teneinde rekening te houden met gevallen van faillissem*nt of definitief onvermogen van bepaalde producenten om hun bijdrage in de betaling van de verschuldigde heffing te betalen.

46. Het hoofddoel van de melkquotaregeling, namelijk het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod op de desbetreffende markt en de daaruit voortvloeiende structurele overschotten verminderen zodat een beter marktevenwicht tot stand komt, bleek een hinderpaal voor een marktgerichte bedrijfsvoering omdat het de landbouwers moeilijker maakte om op prijssignalen te reageren en efficiencywinsten in de sector verhinderde vanwege het vertragend effect op de herstructurering. Met het oog op de geleidelijke afschaffing van de melkquota is voor de periode 2009/2010 tot 2013/2014 voorzien in een jaarlijkse verhoging met 1 % per verkoopseizoen. Het dient de lidstaten te worden toegestaan om in het kader van de herstructurering van de sector tot en met 31 maart 2014 binnen zekere grenzen extra nationale steun te verlenen. De quotaverhogingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1234/2007, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 248/2008 van de Raad[8], en de quotaverhoging met 1 % per jaar zorgen er, samen met de andere veranderingen die het opleggen van de overschotheffing minder waarschijnlijk maken, voor dat, uitgaande van de huidige productiepatronen, alleen Italië de kans loopt deze heffing te moeten betalen indien over de periode van 2009/2010 tot en met 2013/2014 een jaarlijkse verhoging met 1 % wordt toegepast. Ten einde dit gevaar af te wenden, heeft de quotaverhoging, rekening houdend met de huidige productiepatronen in alle lidstaten, daarom het eerst in Italië plaatsgevonden.

47. In Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn verschillende steunregelingen opgenomen. De regelingen voor gedroogde voedergewassen en voor vlas en hennep voorzagen in verwerkingssteun voor deze sectoren als instrument om de interne markt met betrekking tot die sectoren te regelen. Naar aanleiding van de wijzigingen die zijn ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 72/2009 en op grond van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003[9], zal de steunverlening voor gedroogde voedergewassen aflopen op 1 april 2012 en die voor lange en korte vlasvezels alsook voor hennepvezels tot en met het verkoopseizoen 2011/2012. De regeling voor aardappelzetmeelquota die is opgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 72/2009, alsmede de betrokken minimumprijs blijven slechts van toepassing tot het einde van het verkoopseizoen 2011/20102.

48. Om tot het evenwicht op de zuivelmarkt bij te dragen en de marktprijzen voor melk en zuivelproducten te stabiliseren, zijn maatregelen nodig die de afzetmogelijkheden voor zuivelproducten verruimen. Daarom dient deze verordening met betrekking tot melk en zuivelproducten te voorzien in steun voor de afzet van bepaalde zuivelproducten voor specifieke toepassingen en bestemmingen. Daarnaast dient in deze verordening te worden bepaald dat de Unie, om de consumptie van melk door jongeren te bevorderen, een deel van de uitgaven die voortvloeien uit de toekenning van steun voor de verstrekking van melk aan leerlingen in onderwijsinstellingen, voor haar rekening moet nemen.

49. De mogelijkheid moet worden geboden om een productierestitutie te verlenen in gevallen waar het, met het oog op de productie van bepaalde industriële, chemische of farmaceutische producten, nodig is maatregelen te nemen om bepaalde suikerproducten ter beschikking te stellen.

50. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 is de areaalbetaling voor hop met ingang van 1 januari 2010 ontkoppeld. Teneinde de activiteiten van de organisaties van hopproducenten onveranderd te doen voortgaan, moet specifiek worden bepaald dat in de betrokken lidstaat gelijke bedragen kunnen worden gebruikt voor dezelfde activiteiten.

51. De EU-financiering, die bestaat uit het percentage rechtstreekse steun dat de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 mogen inhouden, is nodig om erkende organisaties van marktdeelnemers aan te moedigen activiteitenprogramma’s op te stellen met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven. In dat verband dient in deze verordening te worden bepaald dat de EU-steun wordt toegewezen naargelang van de prioriteit die wordt gegeven aan de in het kader van de betrokken activiteitenprogramma's ontplooide activiteiten.

52. In deze verordening wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds groenten en fruit, waaronder zowel voor afzet als voor verwerking bestemde groenten en fruit vallen, en anderzijds verwerkte groenten en fruit. De voorschriften inzake producentenorganisaties, operationele programma's en financiële steun van de EU zijn slechts van toepassing op groenten en fruit en op uitsluitend voor verwerking bestemde groenten en fruit.

53. De producentenorganisaties zijn de basisspelers in de regeling voor groenten en fruit. Gezien de steeds sterkere concentratie van de vraag, is het uit economisch oogpunt nog steeds noodzakelijk het aanbod via deze organisaties te bundelen om de positie van de telers op de markt te verbeteren. Deze bundeling moet op vrijwillige basis gebeuren en moet zijn nut bewijzen door middel van de omvangrijke en efficiënte diensten die de producentenorganisaties hun leden bieden. Aangezien producentenorganisaties uitsluitend in het belang van hun leden optreden, moeten zij worden geacht in economische aangelegenheden op te treden in naam van, en namens, hun leden.

54. De productie van groenten en fruit is onvoorspelbaar en de producten zijn bederfelijk. Zelfs beperkte overschotten kunnen de markt danig uit evenwicht brengen. Daarom moeten crisisbeheersmaatregelen worden ingevoerd. Om de aantrekkelijkheid van de producentenorganisaties te vergroten, moeten deze maatregelen in de operationele programma's worden geïntegreerd.

55. Bij de productie en de afzet van groenten en fruit moet, zowel op het gebied van teeltmethoden als bij het beheren van afvalmateriaal en het wegwerken van uit de markt genomen producten, ten volle rekening worden gehouden met de milieueisen, vooral wat betreft de bescherming van de kwaliteit van het water, de instandhouding van de biodiversiteit en de landschapsverzorging.

56. Producentengroeperingen in de sector groenten en fruit in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie, in bepaalde ultraperifere gebieden van de Unie of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee die overeenkomstig deze verordening de status van producentenorganisatie willen verwerven, moeten in aanmerking kunnen komen voor een overgangsperiode waarin hun door de lidstaten en de Unie financiële steun kan worden verleend in ruil voor het aangaan van bepaalde verbintenissen door de producentengroeperingen.

57. Om de producentenorganisaties in de sector groenten en fruit meer verantwoordelijkheid te geven, met name ten aanzien van hun financiële beslissingen, en om ervoor te zorgen dat de hun toegewezen overheidsgelden toekomstgericht worden besteed, moeten voorwaarden worden vastgesteld voor het gebruik van de bedoelde middelen. Gezamenlijke financiering van door producentenorganisaties ingestelde actiefondsen is een adequate oplossing. In bepaalde gevallen dient aanvullende financiering te worden toegestaan. Actiefondsen mogen slechts worden gebruikt om operationele programma's in de sector groenten en fruit te financieren. Met het oog op de beheersing van de EU-uitgaven moet de steun aan de producentenorganisaties die een actiefonds instellen, worden begrensd.

58. In regio's waar de productie in de sector groenten en fruit zwak is georganiseerd, dient de toekenning van extra nationale financiële bijdragen te worden toegestaan. In lidstaten die op structureel gebied sterk benadeeld zijn, moeten die bijdragen door de Unie kunnen worden vergoed.

59. Teneinde de regeling te vereenvoudigen en de kosten ervan te verminderen, dienen de procedures en voorschriften voor de subsidiabiliteit van uitgaven uit hoofde van de actiefondsen zo veel mogelijk te worden afgestemd op die van plattelandsontwikkelingsprogramma’s door van de lidstaten te verlangen dat zij een nationale strategie voor operationele programma's vaststellen.

60. Het is wenselijk de geringe consumptie van groenten en fruit door kinderen aan te pakken door het aandeel van groenten en fruit in de voeding van kinderen duurzaam te vergroten in het stadium waarin hun eetgewoonten worden gevormd. Daarom moet worden voorzien in EU-steun om de verstrekking aan kinderen in onderwijsinstellingen van producten uit de sectoren groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit en bananen, alsmede bepaalde daarmee gepaard gaande kosten op het gebied van logistiek, distributie, materieel, publiciteit, toezicht en evaluatie te cofinancieren. In het belang van een goed georganiseerde verstrekking moeten lidstaten die aan de schoolfruitregeling willen deelnemen, vooraf een strategie opstellen met, onder meer, de lijst van subsidiabele producten die worden geselecteerd aan de hand van objectieve criteria, zoals seizoensgebondenheid, beschikbaarheid en milieuoverwegingen.

61. Met het oog op een gezond beheer van de begroting voor de schoolfruitregeling moeten de EU-steunbedragen en de cofinancieringspercentages aan een maximum worden gebonden. De EU-steun mag niet worden gebruikt ter vervanging van nationale financiering voor een bestaande schoolfruitregeling. In het licht van de budgettaire beperkingen moet de lidstaten worden toegestaan hun financiële bijdrage aan de schoolfruitregeling te vervangen door bijdragen van de particuliere sector. De lidstaten moeten in het belang van de doeltreffendheid van hun regeling zorgen voor begeleidende maatregelen waarvoor zij nationale steun mogen toekennen.

62. Het is van belang te zorgen voor steunmaatregelen in de wijnsector die erop gericht zijn de concurrentiestructuren te versterken. Hoewel deze maatregelen door de Unie moeten worden gefinancierd en vastgesteld, moet het aan de lidstaten worden overgelaten om een passend geheel aan maatregelen te kiezen om tegemoet te komen aan de behoeften van hun regionale groeperingen, met inachtneming van hun specifieke kenmerken, en om deze maatregelen in de nationale steunprogramma’s te integreren. De lidstaten moeten verantwoordelijk worden gesteld voor de uitvoering van dergelijke programma’s.

63. Een belangrijke maatregel die in aanmerking komt voor nationale steunprogramma’s, moet de afzetbevordering en de marketing van EU-wijnen in derde landen zijn. Herstructurerings- en omschakelingsactiviteiten moeten verder worden gefinancierd op grond van de positieve structurele effecten ervan op de wijnsector. Er moet ook steun beschikbaar zijn voor investeringen in de wijnsector die erop gericht zijn de economische prestatie van de ondernemingen als zodanig te verbeteren. Steun voor de distillatie van bijproducten moet een maatregel zijn die ter beschikking staat van de lidstaten die dit instrument willen gebruiken om de kwaliteit van de wijn te waarborgen en tegelijkertijd het milieu in stand willen houden.

64. Preventie-instrumenten zoals de oogstverzekering, onderlinge fondsen en het groen oogsten, moeten ter bevordering van een verantwoordelijke aanpak van crisissituaties in aanmerking komen voor steun in het kader van de steunprogramma’s voor wijn.

65. Lidstaten kunnen er om uiteenlopende redenen de voorkeur aan geven landbouwers ontkoppelde steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling te verlenen. Die mogelijkheid moet derhalve voor de lidstaten openstaan, en gezien de bijzondere kenmerken van de bedrijfstoeslagregeling moet iedere overdracht van dien aard onomkeerbaar zijn en gepaard gaan met een dienovereenkomstige verlaging van de begroting die in de daaropvolgende jaren voor de nationale steunprogramma's voor wijn beschikbaar is.

66. Voorts moet aan de wijnsector steun worden verleend via de structuurmaatregelen in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[10]. Ter verhoging van de financiële middelen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 ter beschikking worden gesteld, moeten geleidelijk middelen worden overgeboekt naar het budget dat voor die verordening is uitgetrokken wanneer de betrokken bedragen hoog genoeg zijn.

67. Om de werking van de markt voor wijn te verbeteren, moeten de lidstaten in staat zijn besluiten van brancheorganisaties uit te voeren. Die besluiten mogen evenwel geen betrekking hebben op praktijken die de concurrentie kunnen verstoren.

68. In de Unie wordt steeds meer overtollige wijn geproduceerd als gevolg van inbreuken op het voorlopige verbod op nieuwe aanplant. De talrijke onrechtmatig aangeplante oppervlakten in de Unie leiden tot oneerlijke concurrentie, verscherpen de problemen van de wijnsector en moeten worden aangepakt.

69. Het voorlopige verbod op nieuwe aanplant heeft weliswaar enig effect gesorteerd op het evenwicht tussen vraag en aanbod op de wijnmarkt, maar tegelijk vormt het een obstakel voor competitieve producenten die flexibel willen inspelen op de toegenomen vraag. Aangezien er nog geen marktevenwicht is bereikt en het enige tijd zal duren voordat de begeleidende maatregelen, waaronder de rooiregeling, resultaten opleveren, moet het verbod op nieuwe aanplant worden gehandhaafd tot en met 31 december 2015, met dien verstande dat het dan definitief moet worden opgeheven om competitieve producenten in staat te stellen vrij op de marktsituatie in te spelen. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid krijgen het verbod voor hun grondgebied te verlengen tot en met 31 december 2018 indien zij zulks nodig achten.

70. Om het beheer van het wijnbouwpotentieel te verbeteren, een efficiënt gebruik van de aanplantrechten te bevorderen en zodoende de gevolgen van de voorlopige aanplantbeperking te verzachten, moet enige flexibiliteit worden gehandhaafd, bijvoorbeeld aan de hand van de regeling van nationale of regionale reserves.

71. De goede werking van de eengemaakte markt zou door de toekenning van nationale steun in gevaar worden gebracht. Daarom dienen de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in beginsel te gelden voor de producten van de wijnsector die onder de GMO voor wijn vallen. Toch mogen de bepalingen inzake de rooipremie en bepaalde maatregelen in het kader van de steunprogramma’s op zich geen beletsel vormen voor de toekenning van nationale steun voor dezelfde doeleinden.

72. Om het nodige te doen voor de opname van de wijnsector in de bedrijfstoeslagregeling, moeten alle actief bebouwde wijnbouwoppervlakten in aanmerking worden genomen voor de bedrijfstoeslagregeling die is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 73/2009.

73. In de bijenteelt, een sector die tot de landbouw behoort, lopen de productieomstandigheden en de opbrengsten sterk uiteen en zijn diverse en verspreid wonende marktdeelnemers actief, zowel bij de productie als bij de afzet. Voorts is het nodig dat de Unie, gezien de verspreiding van de varroamijtziekte in tal van lidstaten in de afgelopen jaren en gezien de problemen die deze ziekte met zich brengt voor de honingproductie, haar acties voortzet, aangezien de varroamijtziekte niet volledig kan worden uitgeroeid en met goedgekeurde producten moet worden behandeld. Gelet op deze omstandigheden moeten, om de algemene productie- en afzetsituatie voor de producten van de bijenteelt in de Unie te verbeteren, om de drie jaar nationale programma’s worden opgesteld die maatregelen omvatten inzake technische bijstand, de bestrijding van de varroamijtziekte, de rationalisatie van de transhumance, het beheer van het herstel van het communautaire bijenbestand en de samenwerking in het kader van onderzoeksprogramma's inzake de bijenteelt en de producten van de bijenteelt. Deze nationale programma’s dienen gedeeltelijk door de Unie te worden gefinancierd.

74. De EU-steun voor de zijderupsenteelt moet per gebruikte doos zijderupseneieren worden toegekend.

75. De toepassing van normen voor de afzet van landbouwproducten kan bijdragen tot de verbetering van de economische omstandigheden waarin dergelijke producten worden geproduceerd en afgezet, en tot de kwaliteit van die producten. Dat dergelijke normen worden toegepast is dan ook in het belang van producenten, handelaren en consumenten.

76. Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten[11] en de daaropvolgende debatten wordt het als dienstig beschouwd handelsnormen per sector of product te handhaven teneinde rekening te houden met de verwachtingen van de consument en bij te dragen tot de verbetering van de economische voorwaarden voor de productie en de afzet van landbouwproducten en tot een betere kwaliteit van deze producten.

77. Om te garanderen dat alle producten van deugdelijke handelskwaliteit zijn, zou het, onverminderd de in de levensmiddelensector vastgestelde bepalingen en met name de algemene levensmiddelenwetgeving in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden en de beginselen en voorschriften daarvan[12], dienstig zijn een algemene basishandelsnorm, als overwogen in de genoemde mededeling van de Commissie, in te stellen voor producten waarvoor geen specifieke handelsnormen bestaan. Als die producten in voorkomend geval aan een toepasselijke internationale norm voldoen, moeten die producten als conform de algemene handelsnorm worden beschouwd.

78. Voor sommige sectoren en/of producten zijn definities, aanduidingen en/of verkoopbenamingen een belangrijk element voor de vaststelling van de medediningsvoorwaarden. Het is dan ook dienstig voor die sectoren en/of producten definities, aanduidingen en verkoopbenamingen vast te stellen die in de Unie uitsluitend mogen worden gebruikt voor het in de handel brengen van producten die aan de overeenkomstige voorschriften voldoen.

79. De sectorale benadering die in de vorige GMO's inzake handelsnormen is gevolgd, is in Verordening (EG) nr. 1234/2007 behouden. Het is passend horizontale bepalingen in te voeren.

80. In het kader van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is de vaststelling van de bepalingen inzake de handelsnormen voor bepaalde sectoren tot dusverre aan de Commissie toevertrouwd. Gezien de gedetailleerde, technische aard van deze normen en de noodzaak om de efficiëntie ervan voortdurend te verbeteren en ze aan de evoluerende handelspraktijken aan te passen, dient deze aanpak te worden uitgebreid tot alle handelsnormen en moeten daarbij de criteria worden aangegeven die bij de vaststelling van de betrokken voorschriften in aanmerking moeten worden genomen.

81. Er moeten handelsnormen worden toegepast om ervoor te zorgen dat de markt met gestandaardiseerde producten van toereikende kwaliteit wordt bevoorraad. Deze normen moeten met name betrekking hebben op de definities, de indeling in klassen, de aanbiedingsvorm en de etikettering, de verpakking, de productiemethode, de bewaring, het vervoer, de producentengegevens, het gehalte aan bepaalde stoffen, de betrokken administratieve documenten, de opslag, de certificering en de termijnen.

82. Met name moet het, rekening houdend met het belang dat de consument erbij heeft adequate en transparante productinformatie te ontvangen, mogelijk zijn passende aanduidingen met betrekking tot de plaats van de landbouwproductie geval per geval op het geschikte geografische niveau vast te stellen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van bepaalde sectoren, met name wat verwerkte landbouwproducten betreft.

83. Bij de vaststelling van de handelsnormen per sector of product moet de Commissie rekening houden met de verwachtingen van de consument, de specificiteit van elke sector en de aanbevelingen van internationale instanties.

84. Bovendien moet het mogelijk zijn om zo nodig bijzondere maatregelen vast te stellen, met name op het gebied van analysemethoden, teneinde misbruik ten aanzien van de kwaliteit en de authenticiteit van de aan de consument aangeboden producten te voorkomen.

85. Om de naleving van de handelsnormen te garanderen, moeten controles en sancties worden vastgesteld voor gevallen waarin de desbetreffende eisen niet worden nageleefd. De lidstaten moeten verantwoordelijk worden gesteld voor deze controles.

86. De handelsnormen moeten in beginsel gelden voor alle producten die in de Unie worden afgezet.

87. Er dienen bijzondere voorschriften te worden vastgesteld voor producten die uit derde landen worden ingevoerd, teneinde het mogelijk te maken om op grond van in bepaalde derde landen geldende bijzondere bepalingen af te wijken van de handelsnormen, op voorwaarde dat gelijkwaardigheid met de EU-wetgeving wordt gegarandeerd.

88. Met betrekking tot smeerbare vetproducten moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen nationale bepalingen inzake kwaliteitsniveaus te handhaven of vast te stellen.

89. De bepalingen inzake wijn moeten worden toegepast in het licht van de overeenkomsten die op grond van artikel 218 van het Verdrag zijn gesloten.

90. Het is dienstig voorschriften voor de indeling van wijndruivenrassen vast te stellen op grond waarvan de lidstaten die meer dan 50 000 hectoliter per jaar produceren, verantwoordelijk blijven voor de indeling van de wijndruivenrassen waarvan op hun grondgebied wijn mag worden gemaakt. Sommige wijndruivenrassen moeten worden uitgesloten.

91. Er dienen bepaalde oenologische procedés en beperkingen voor de productie van wijn te worden vastgesteld, met name op het gebied van de versnijding en het gebruik van bepaalde soorten druivenmost, druivensap en verse druiven van oorsprong uit derde landen. Om te voldoen aan de internationale normen moet de Commissie zich voor verdere oenologische procedés in de regel baseren op de oenologische procedés die worden aanbevolen door de Internationale Organisatie voor wijnbouw en wijnbereiding (OIV).

92. In de wijnsector moeten de lidstaten worden gemachtigd de toepassing van bepaalde oenologische procedés te beperken of uit te sluiten, stringentere beperkingen voor op hun grondgebied geproduceerde wijnen te behouden en het experimentele gebruik van niet-toegestane oenologische procedés onder vast te stellen voorwaarden toe te staan.

93. Het concept van kwaliteitswijn in de Unie is onder meer gebaseerd op de specifieke kenmerken die zijn toe te schrijven aan de geografische oorsprong van de wijn. De consument kan deze wijn herkennen aan de hand van beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. Om de kwaliteitsaanspraken voor de betrokken producten te onderbouwen met een transparant en beter uitgewerkt kader, dient een regeling te worden vastgesteld op grond waarvan aanvragen voor een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding op dezelfde wijze worden onderzocht als bij het horizontale kwaliteitsbeleid van de Unie voor andere levensmiddelen dan wijn en gedistilleerde dranken dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen[13].

94. Om de specifieke kwaliteitskenmerken van wijn met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding te handhaven, moet het de lidstaten worden toegestaan op dit gebied stringentere regels toe te passen.

95. Om in de Unie beschermd te kunnen worden, moeten oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen op EU-niveau worden erkend en geregistreerd. Om te garanderen dat de betrokken namen aan de voorwaarden van deze verordening voldoen, moeten de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaat de aanvragen onderzoeken, voor zover aan gemeenschappelijke minimumbepalingen, waaronder een nationale bezwaarprocedure, wordt voldaan. De Commissie moet daarna de aanvragen verifiëren om te waarborgen dat zij geen aperte fouten bevatten en dat de EU-wetgeving en de belangen van de betrokken partijen buiten de lidstaat van aanvraag in aanmerking worden genomen.

96. Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen van derde landen dienen ook voor bescherming in aanmerking te komen, op voorwaarde dat deze namen in het land van oorsprong beschermd zijn.

97. De registratieprocedure moet iedere natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang in een lidstaat of een derde land de gelegenheid bieden zijn rechten te doen gelden door bezwaar aan te tekenen.

98. Geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden beschermd tegen elk gebruik waarbij ten onrechte wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die aan de eisen voldoen. Om eerlijke concurrentie te bevorderen en de consument niet te misleiden, moet deze bescherming ook gelden voor niet onder deze verordening vallende producten en diensten, met inbegrip van die welke niet in bijlage I bij het Verdrag zijn opgenomen.

99. Bepaalde aanduidingen die in de Unie traditioneel worden gebruikt, verstrekken de consument informatie over de bijzondere kenmerken en de kwaliteit van wijn, die een aanvulling vormt op de informatie die in de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen besloten ligt. Teneinde de werking van de interne markt en de eerlijke concurrentie te garanderen en te voorkomen dat consumenten worden misleid, dienen deze traditionele aanduidingen in aanmerking te komen voor bescherming in de Unie.

100. De omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van de onder deze verordening vallende producten van de wijnsector kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de verkoopbaarheid van deze producten op de markt. Verschillen tussen de nationale wettelijke bepalingen over de etikettering van producten van de wijnsector kunnen de goede werking van de interne markt belemmeren. Bijgevolg moeten regels worden vastgesteld waarin de rechtmatige belangen van de consumenten en de producenten in aanmerking worden genomen. Daarom dienen EU-voorschriften inzake etikettering te worden vastgesteld.

101. Wanneer overschotten van zuivelproducten ontstaan of dreigen te ontstaan die de markt ernstig verstoren of dat naar verwachting zullen doen, dient steun te worden verleend voor in de Unie geproduceerde magere melk en in de Unie geproduceerd mageremelkpoeder die/dat bestemd is om voor voederdoeleinden te worden gebruikt De voorschriften inzake het gebruik van caseïne en caseïnaten bij de bereiding van kaas zijn vastgesteld om de nadelige gevolgen tegen te gaan die, gezien de grote gevoeligheid van kaas voor substituties met caseïne en caseïnaten, uit die steunregeling kunnen voortvloeien en zo de destabilisatie van de markt in de hand kunnen werken.

102. Deze verordening is gericht op verschillende soorten ordeningen om beleidsdoelstellingen te bereiken, met name om via gezamenlijke actie de markten voor de betrokken producten te stabiliseren en de kwaliteit van die producten te verbeteren en te garanderen. De ter zake relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn gebaseerd op ordeningen die door de lidstaten of, onder bepaalde voorwaarden, door de Commissie worden erkend. Deze bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

103. Om in de sector groenten en fruit de werking van de producentenorganisaties of unies daarvan nog meer te versterken en om de markt de gewenste stabiliteit te geven, moet de lidstaten worden toegestaan om de voorschriften die de producentenorganisatie of unie daarvan van een bepaald gebied voor haar leden heeft vastgesteld met betrekking tot met name de productie, de afzet en de bescherming van het milieu, onder bepaalde voorwaarden van toepassing te verklaren voor producenten in dat gebied die niet bij een producentenorganisatie zijn aangesloten.

104. Met name voor de sector groenten en fruit dient het mogelijk te zijn een specifieke erkenning te verlenen aan organisaties die kunnen aantonen voldoende representatief te zijn en die praktische maatregelen nemen met betrekking tot de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag. De bepalingen met betrekking tot de uitbreiding van de werkingssfeer van de door de producentenorganisaties of unies daarvan vastgestelde voorschriften en de verdeling van de daaraan verbonden kosten, moeten ook gelden voor brancheorganisaties, aangezien zij een analoog doel nastreven. Een soortgelijke benadering moet worden toegepast voor brancheorganisaties in de tabakssector.

105. [Om de rationele ontwikkeling van de productie en een billijke levensstandaard voor de melkproducenten te waarborgen, moet de onderhandelingspositie van deze producenten ten opzichte van de verwerkers worden versterkt, wat een eerlijker verdeling van de meerwaarde in de hele keten met zich mee zal brengen. Om deze doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verwezenlijken, dient op grond van artikel 42 en artikel 43, lid 2, van het Verdrag een bepaling te worden vastgesteld om producentenorganisaties van melkproducenten en unies daarvan in staat te stellen om met zuivelfabrieken te onderhandelen over contractuele voorwaarden, inclusief prijzen, voor de volledige of gedeeltelijke productie van hun leden. Met het oog op doeltreffende mededinging op de zuivelmarkt moet deze mogelijkheid worden verbonden aan adequate kwantitatieve beperkingen. Deze producentenorganisaties moeten bijgevolg ook in aanmerking komen voor erkenning op grond van de GMO.

106. Op EU-niveau zijn voorschriften vastgesteld voor brancheorganisaties in bepaalde sectoren. Deze organisaties kunnen een nuttige rol spelen door de dialoog tussen partijen in de bevoorradingsketen mogelijk te maken en door beste praktijken en markttransparantie te bevorderen. Deze voorschriften dienen tevens van toepassing te zijn op de sector melk en zuivelproducten, samen met bepalingen ter verduidelijking van de positie van dergelijke organisaties in het kader van de mededingingswetgeving, waarbij er bovendien op moet worden toegezien dat zij de mededinging of de interne markt niet verstoren en de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening niet in het gedrang brengen.]

107. Het is mogelijk dat de lidstaten op basis van hun nationale wetgeving en voor zover dat verenigbaar is met het EU-recht, producenten- of brancheorganisaties wensen te erkennen in een aantal andere sectoren dan die waarvoor de huidige voorschriften in een dergelijke erkenning voorzien.

108. Als gevolg van de eenmaking van de markt van de Unie is aan de buitengrenzen van de EU een regeling van het handelsverkeer nodig. Die regeling moet invoerrechten en uitvoerrestituties omvatten en moet in beginsel de EU-markt stabiliseren. De regeling moet gebaseerd zijn op de verbintenissen die zijn aangegaan tijdens de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde.

109. Het toezicht op de handelsstromen is bij uitstek een beheerskwestie die op flexibele wijze moet worden aangepakt. Bij het nemen van het besluit om certificaatverplichtingen op te leggen, moet worden nagegaan of invoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten.

110. De meeste douanerechten die in het kader van overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) voor landbouwproducten gelden, zijn in het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld. Wegens de invoering van aanvullende regelingen voor sommige producten van de sectoren granen en rijst is het evenwel noodzakelijk de mogelijkheid te bieden om afwijkingen voor die producten vast te stellen.

111. Om de nadelen voor de EU-markt die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwproducten, te voorkomen of te beperken, moet in bepaalde situaties bij invoer van die producten een aanvullend recht worden geheven.

112. Onder bepaalde voorwaarden dienen tariefcontingenten voor invoer te worden geopend en beheerd die voortvloeien uit volgens het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere wetsbesluiten.

113. De heffingen bij invoer op mengsels hebben tot doel de goede werking van het stelsel van douanerechten te garanderen bij invoer van mengsels van granen, rijst en breukrijst.

114. In deze verordening wordt een traditionele voorzieningsbehoefte aan voor raffinage bestemde suiker voor een verkoopseizoen vastgesteld. Om de bevoorrading van de raffinagesector in de Unie te verzekeren, mogen gedurende de eerste drie maanden van het verkoopseizoen alleen aan voltijdraffinaderijen invoercertificaten voor suiker voor raffinage worden afgegeven, binnen de grenzen van de traditionele voorzieningsbehoefte.

115. Om te voorkomen dat illegale hennepteelt de GMO voor vezelhennep verstoort, dient deze verordening te voorzien in controles op de invoer van hennep en hennepzaad, die moeten garanderen dat de betrokken producten bepaalde garanties bieden ten aanzien van het gehalte aan tetrahydrocannabinol. Bovendien moet de invoer van ander dan voor inzaai bestemd hennepzaad onderworpen blijven aan een controleregeling die de erkenning van de betrokken importeurs omvat.

116. Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk af te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de Unie. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de interne markt en het stelsel van rechten echter tekortschieten. Om de EU-markt in dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen verstoringen die daaruit kunnen voortvloeien, moet de Unie in staat worden gesteld onverwijld alle vereiste maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de internationale verbintenissen van de Unie.

117. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om de toepassing van de regeling actief of passief veredelingsverkeer te verbieden. Het is derhalve aangewezen het gebruik van de regeling actief of passief veredelingsverkeer in dergelijke situaties te schorsen.

118. De deelname van de Unie aan de internationale handel in bepaalde onder deze verordening vallende producten moet worden veiliggesteld door middel van bepalingen inzake de toekenning van restituties bij uitvoer naar derde landen, die op het verschil tussen de prijzen in de Unie en op de wereldmarkt zijn gebaseerd en binnen de grenzen blijven van de verbintenissen die in het kader van de WTO zijn aangegaan. De gesubsidieerde uitvoer moet, wat waarde en hoeveelheid betreft, worden beperkt.

119. De inachtneming van de waardebeperkingen moet bij de vaststelling van de uitvoerrestituties worden gegarandeerd door het toezicht op de betalingen in het kader van de ELGF-regelgeving. Het toezicht kan door verplichte vaststelling vooraf van de uitvoerrestituties worden vergemakkelijkt, waarbij in het geval van gedifferentieerde restituties de mogelijkheid moet worden geboden om binnen een geografisch gebied waarvoor één enkel uitvoerrestitutiebedrag geldt, de vermelde bestemming door een andere te vervangen. Bij wijziging van de bestemming dient de voor de werkelijke bestemming geldende uitvoerrestitutie te worden betaald met als maximum het eenheidsbedrag dat geldt voor de vooraf vastgestelde bestemming.

120. De inachtneming van de kwantitatieve beperkingen moet worden gegarandeerd door middel van een betrouwbaar en doeltreffend toezichtsysteem. Daartoe moet de toekenning van uitvoerrestituties afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een uitvoercertificaat. Uitvoerrestituties dienen te worden toegekend voor maximaal de hoeveelheden waarvoor dit binnen de gestelde grenzen mogelijk is naargelang van de specifieke situatie voor elk betrokken product. Daarop kunnen alleen uitzonderingen worden gemaakt voor niet in bijlage I bij het Verdrag genoemde verwerkte producten, waarvoor geen volumebeperkingen gelden. Wanneer bij de uitvoer met uitvoerrestituties de vastgestelde hoeveelheid naar alle waarschijnlijkheid niet zal worden overschreden, moet kunnen worden afgeweken van een strikte toepassing van deze beheersregels.

121. Wat de uitvoer van levende runderen betreft, moet worden bepaald dat uitvoerrestituties slechts worden toegekend en betaald als de in de EU-wetgeving vastgestelde bepalingen inzake dierenwelzijn, en met name die betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer, in acht worden genomen.

122. In sommige gevallen kunnen landbouwproducten die voldoen aan bepaalde specificaties en/of prijsvoorwaarden, in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land. Met het oog op een correcte toepassing van een dergelijke regeling moeten de autoriteiten van het invoerende derde land en die van de Unie op administratief vlak met elkaar samenwerken. Daartoe moeten de producten vergezeld gaan van een in de Unie afgegeven certificaat.

123. De uitvoer van bloembollen naar derde landen is voor de Unie van groot economisch belang. De instandhouding en de ontwikkeling van deze uitvoer kan worden gegarandeerd door de binnen dit handelsverkeer geldende prijzen te stabiliseren. Derhalve dienen in deze verordening minimumprijzen voor uitvoer van de betrokken producten te worden vastgesteld.

124. Overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag is het hoofdstuk van het Verdrag over mededingingsregels slechts in zoverre op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten van toepassing als bij de EU-wetgeving is bepaald in het kader van artikel 43, leden 2 en 3, van het Verdrag en overeenkomstig de daarin vastgelegde procedure. De bepalingen inzake staatssteun zijn grotendeels toepasselijk verklaard. De toepassing van met name de Verdragsregels voor ondernemingen is verder omschreven in Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten[14]. Overeenkomstig het doel om één allesomvattend stel marktbeleidsregels tot stand te brengen, is het dienstig de betrokken bepalingen in deze verordening te integreren.

125. De mededingingsregels betreffende de in artikel 101 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen en betreffende misbruik van machtsposities mogen slechts op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten worden toegepast voor zover de toepassing ervan geen belemmering vormt voor de werking van de nationale ordeningen van de landbouwmarkten en evenmin het bereiken van de doeleinden van het GLB in gevaar brengt.

126. Bijzondere aandacht moet gaan naar landbouworganisaties die met name tot doel hebben gezamenlijk landbouwproducten te vervaardigen of af te zetten dan wel gezamenlijke voorzieningen te gebruiken, tenzij dat gezamenlijk optreden mededinging uitsluit of het bereiken van de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag in gevaar brengt.

127. Om te voorkomen dat de ontwikkeling van het GLB in gevaar wordt gebracht en om de betrokken ondernemingen rechtszekerheid en niet-discriminerende behandeling te waarborgen, dient de Commissie als enige bevoegd te zijn, onverminderd het toezicht door het Hof van Justitie, om te bepalen of de in artikel 101 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het GLB.

128. Toekenning van nationale steun zou het behoorlijk functioneren van de op gemeenschappelijke prijzen gebaseerde eengemaakte markt in gevaar brengen. Daarom moeten de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in de regel worden toegepast op de producten die onder deze verordening vallen. In sommige situaties moeten evenwel uitzonderingen worden toegestaan. Als dergelijke uitzonderingen gelden, moet de Commissie echter in staat zijn een lijst van bestaande, nieuwe of voorgestelde nationale steunmaatregelen op te stellen om ten aanzien van de lidstaten passende opmerkingen te kunnen maken en geschikte maatregelen te kunnen voorstellen.

129. Sinds hun toetreding mogen Finland en Zweden, wegens de specifieke economische situatie van de productie en de afzet van rendieren en rendierproducten, op dat gebied steun verlenen. Voorts mag Finland, als het daarvoor de toestemming van de Commissie krijgt, steun verlenen voor bepaalde hoeveelheden zaaizaad en bepaalde hoeveelheden zaaigraan die, in verband met de specifieke klimaatgesteldheid, alleen in die lidstaat worden geproduceerd.

130. Om in gerechtvaardigde gevallen een crisis te kunnen aanpakken, ook nadat de tijdelijke steunmaatregel voor crisisdistillatie op grond van de steunprogramma's in 2012 is beëindigd, moeten de lidstaten steun voor crisisdistillatie kunnen verlenen binnen een totale begrotingsgrens van 15 % van de respectieve waarde van de desbetreffende jaarbegroting van de lidstaat voor zijn nationale steunprogramma. Deze steun moet ter kennis van de Commissie worden gebracht en uit hoofde van deze verordening worden goedgekeurd voordat hij wordt verleend.

131. In lidstaten die hun suikerquota beduidend verlagen, zullen de suikerbietentelers geconfronteerd worden met bijzonder ernstige aanpassingsproblemen. In die gevallen zal de EU-overgangssteun voor de suikerbietentelers, die is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 73/2009, niet volstaan om de moeilijkheden van de bietentelers volledig op te vangen. Bijgevolg moeten de lidstaten die hun quota met meer dan 50 % hebben verlaagd in vergelijking met de suikerquota die op 20 februari 2006 in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 betreffende de gemeenschappelijke ordening van de markt in de suikersector[15] zijn vastgesteld, de toestemming krijgen om tijdens de periode waarin de EU-overgangssteun van toepassing is, staatssteun aan de suikerbietentelers toe te kennen. Om te voorkomen dat de door de lidstaten verleende staatssteun de behoefte van hun suikerbietentelers overschrijdt, moet het totaalbedrag van de betrokken staatssteun door de Commissie nog altijd worden goedgekeurd, behalve voor Italië, waar met het oog op de aanpassing aan de marktomstandigheden na de hervorming de behoefte voor de meest productieve suikerbietentelers is geraamd op ten hoogste 11 euro per ton geteelde suikerbiet. Daarenboven moeten, wegens de specifieke problemen die zich naar verwachting in Italië zullen voordoen, de regelingen worden gehandhaafd om suikerbietentelers in staat te stellen direct of indirect in aanmerking te komen voor de toegekende staatssteun.

132. In Finland is de suikerbietenteelt onderhevig aan bijzondere geografische en klimatologische omstandigheden die, naast de algemene gevolgen van de hervorming van de suikersector, een negatieve invloed zullen hebben op de teelt. Deze lidstaat moet daarom de toestemming krijgen om permanent een adequaat bedrag aan staatssteun aan zijn suikerbietentelers te verlenen.

133. De specifieke voorschriften inzake steun in het kader van het Duitse alcoholmonopolie moesten op 31 december 2010 verstrijken. De in het kader van het monopolie verkochte hoeveelheden zijn sinds 2003 afgenomen en zowel de distilleerderijen als de kleine en middelgrote landbouwbedrijven die de grondstoffen aan de distilleerderijen leveren, hebben inspanningen gedaan om hun intrede op de vrije markt voor te bereiden. Omdat deze aanpassing meer tijd vergt, moet voor de geleidelijke afschaffing van het monopolie echter meer tijd worden uitgetrokken en dient aan de betrokken begunstigden tot en met 31 december 2013 steun te worden verleend. Sommige kleinschalige forfaitaire distilleerderijen, distilleerders zonder eigen distilleerapparatuur en collectieve fruitdistilleerderijen die lokale grondstoffen gebruiken en zo met name bijdragen tot de instandhouding van de traditionele landschappen en de biodiversiteit, moeten van de toegekende steun kunnen profiteren tot de datum waarop het monopolie moet zijn afgeschaft, namelijk 31 december 2017. Met het oog hierop moet Duitsland met ingang van 2013 een jaarlijks afbouwplan overleggen.

134. Als een lidstaat op zijn grondgebied maatregelen ter bevordering van de consumptie van melk en zuivelproducten in de Unie wenst te steunen, moet hij de mogelijkheid krijgen deze maatregelen te financieren door op nationaal niveau een heffing voor verkoopbevordering aan de melkproducenten op te leggen.

135. [Bij gebrek aan EU-wetgeving over geformaliseerde, schriftelijke contracten, kunnen de lidstaten in het kader van hun regelingen op het gebied van contractrecht het gebruik van dergelijke contracten verplichten, op voorwaarde dat de EU-wetgeving hierbij in acht wordt genomen en met name de goede werking van de interne markt en van de gemeenschappelijke marktordening wordt gewaarborgd. Gezien de uiteenlopende situaties in de EU op dit vlak, dient een dergelijke beslissing, in het belang van de subsidiariteit, op lidstaatniveau te worden genomen. Om de toepassing van minimumnormen voor dergelijke contracten te garanderen en de goede werking van de interne markt en van de gemeenschappelijke marktordening te waarborgen, dienen bepaalde basisvoorwaarden voor het gebruik van dergelijke contracten evenwel op EU-niveau te worden vastgesteld Aangezien sommige zuivelcoöperaties voorschriften met een soortgelijke werking in hun statuten hebben opgenomen, dienen zij in het belang van de vereenvoudiging te worden vrijgesteld van de contractplicht. Om te waarborgen dat een dergelijk systeem doeltreffend werkt wanneer tussenpersonen de melk bij de landbouwers inzamelen om deze aan de verwerkers te leveren, dient het systeem in een dergelijk geval eveneens van toepassing te zijn.]

136. Er zijn adequate gegevens nodig over de huidige situatie op de hopmarkt in de Unie en over de vooruitzichten voor de ontwikkeling daarvan. Daarom moet worden bepaald dat alle contracten voor de levering van in de Unie geteelde hop moeten worden geregistreerd.

137. Voor een beter beheer van het wijnbouwpotentieel dienen de lidstaten bij de Commissie een op het wijnbouwkadaster gebaseerde inventaris van hun productiepotentieel in te dienen. Om de lidstaten aan te moedigen de inventaris in te dienen, moet worden bepaald dat de herstructurerings- en omschakelingssteun slechts wordt verleend aan de lidstaten die de inventaris hebben ingediend. Om ervoor te zorgen dat de gegevens die nodig zijn voor de desbetreffende beleidstechnische en administratieve keuzen, voorhanden zijn, moeten producenten van voor wijnbereiding bestemde druiven en producenten van most en wijn oogstaangiften indienen. De lidstaten moeten de handelaren in voor wijnbereiding bestemde druiven ertoe kunnen verplichten elk jaar opgave te doen van de hoeveelheden van de jongste oogst die zijn afgezet. Producenten van most en wijn en andere handelaren dan kleinhandelaren moeten melden hoeveel most en wijn zij in voorraad hebben.

138. Om ervoor te zorgen dat de betrokken producten voldoende traceerbaar zijn, met name met het oog op de bescherming van de consument, moet worden bepaald dat alle onder deze verordening vallende producten van de wijnsector die zich binnen de Unie in het verkeer bevinden, vergezeld moeten gaan van een begeleidend document.

139. Het is gepast ervoor te zorgen dat onder bepaalde voorwaarden en voor bepaalde producten maatregelen kunnen worden genomen wanneer zich, als gevolg van grote wijzigingen in de prijzen op de interne markt of bij de noteringen of prijzen op de wereldmarkt, verstoringen voordoen of dreigen voor te doen.

140. De autoriteiten van de lidstaten moeten verantwoordelijk worden gesteld voor de naleving van deze verordening en er moeten regelingen worden getroffen om de Commissie is staat te stellen die naleving met name in de wijnsector te controleren en te garanderen.

141. Er moet een kader van specifieke maatregelen voor ethylalcohol verkregen uit landbouwproducten worden opgezet dat het mogelijk maakt economische gegevens te verzamelen en statistische informatie te analyseren met het oog op het toezicht op de markt. Voor zover de markt voor ethylalcohol verkregen uit landbouwproducten gekoppeld is aan de markt voor ethylalcohol in het algemeen, moeten ook gegevens ter beschikking worden gesteld over de markt voor andere ethylalcohol dan die verkregen uit landbouwproducten.

142. De uitgaven van de lidstaten in verband met hun verplichtingen in het kader van de toepassing van deze verordening moeten door de Unie worden gefinancierd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[16].

143. Ter verhoging van de financiële middelen voor de wijnsector die in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 ter beschikking worden gesteld, moeten geleidelijk middelen worden overgeboekt naar het budget dat voor die verordening is uitgetrokken wanneer de betrokken bedragen hoog genoeg zijn.

144. De Commissie moet worden gemachtigd om in spoedeisende situaties de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de oplossing van specifieke praktische problemen.

145. Aangezien de gemeenschappelijke markten voor landbouwproducten continu in beweging zijn, moeten de lidstaten en de Commissie elkaar op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen en moeten zij instrumenten voor de melding van relevante ontwikkelingen en relevante informatie vaststellen

146. Om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de voordelen waarin deze verordening voorziet, mogen deze voordelen niet worden toegekend of moeten zij, in voorkomend geval, worden ingetrokken wanneer wordt geconstateerd dat de voorwaarden voor het verkrijgen van die voordelen kunstmatig in het leven zijn geroepen en derhalve niet stroken met de doelstellingen van deze verordening.

147. Om de naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen te garanderen, moeten controles worden verricht, moeten bij niet-naleving administratieve maatregelen en administratieve sancties worden toegepast en moeten, met het oog op een goed beheer van de eengemaakte gemeenschappelijke markt in het kader van het GLB, voorschriften worden vastgesteld inzake het stellen en vrijgeven van zekerheden. Deze bepalingen dienen tevens betrekking te hebben op de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en op de uit deze verordening voortvloeiende rapportageverplichtingen van de lidstaten.

148. Op grond van Verordening (EG) nr. 1234/2007 zullen een aantal sectorale marktbeheersmaatregelen in 2012 verstrijken. Na de intrekking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 moeten de betrokken bepalingen van toepassing blijven totdat de desbetreffende regelingen aflopen.

149. Om de rechtszekerheid met betrekking tot de afzetvoorschriften te garanderen, moet de Commissie vaststellen met ingang van welke datum sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 niet langer op de betrokken sector van toepassing zijn.

150. Om een vlotte overgang van de in Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde bepalingen inzake de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit naar de onderhavige verordening te garanderen, dient de Commissie te worden gemachtigd overgangsmaatregelen vast te stellen.

151. Deze verordening dient met ingang van de datum van inwerkingtreding ervan van toepassing te zijn. De bepalingen tot instelling van de algemene handelsnorm dient echter met ingang van [een jaar na de inwerkingtreding van de verordening] van toepassing te worden.

152. [Wat contractuele betrekkingen, producentenorganisaties en brancheorganisaties in de sector melk en zuivelproducten betreft, zijn de in deze verordening opgenomen maatregelen gerechtvaardigd in het licht van de huidige economische situatie op de zuivelmarkt en de structuur van de bevoorradingsketen. Deze maatregelen moeten derhalve lang genoeg worden toegepast (zowel voor als na de afschaffing van de melkquota) willen zij een optimaal effect sorteren. Anderzijds zijn de maatregelen zo verstrekkend dat zij in tijd moeten worden beperkt en moeten worden herzien om na te gaan welke gevolgen zij hebben gehad en of zij van toepassing kunnen blijven. Dit dient te geschieden in het kader van verslagen van de Commissie over de ontwikkeling van de melk- en zuivelmarkt die uiterlijk op 30 juni 2014 en 31 december 2018 moeten worden overgelegd en waarin met name aandacht moet worden besteed aan eventuele initiatieven om de melkproducenten ertoe aan te zetten gezamenlijke productieafspraken te maken, ]

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

INHOUDSOPGAVE

TOELICHTING 2

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 2

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING 5

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 5

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING 6

5. AANVULLENDE INFORMATIE 6

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") 7

DEEL I INLEIDENDE BEPALINGEN 41

DEEL II INTERNE MARKT 44

TITEL I MARKTINTERVENTIE 44

HOOFDSTUK I Openbare interventie en particuliere opslag 44

Sectie I Inleidende bepalingen inzake openbare interventie en particuliere opslag 44

Sectie II Openbare interventie 46

Subsectie I Algemene bepalingen 46

Subsectie II Opening van de interventieaankoop 47

Subsectie III Interventieprijzen 48

Subsectie IV Afzet uit interventievoorraden 50

[Subsectie V Verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie 51

Sectie III Particuliere opslag 55

Subsectie I Verplichte steun 55

Subsectie II Facultatieve steun 55

Sectie IV Gemeenschappelijke bepalingen inzake openbare interventie en particuliere opslag 58

Subsectie I Algemene bepalingen 58

Subsectie II Specifieke bepalingen inzake de indeling van geslachte dieren 63

HOOFDSTUK II Bijzondere interventiemaatregelen 66

Sectie I Buitengewone marktondersteunende maatregelen 66

Sectie II Maatregelen in de sectoren granen en rijst 67

Sectie III Maatregelen in de sector suiker 68

Sectie IV Aanpassing van het aanbod 72

HOOFDSTUK III Productiebeperkingssystemen 73

Sectie I Algemene bepalingen 73

Sectie II Suiker 73

Subsectie I Toewijzing en beheer van quota 73

Subsectie II Quotumoverschrijding 75

Sectie III Melk 78

Subsectie I Algemene bepalingen 78

Subsectie II Toewijzing en beheer van quota 79

Subsectie III Quotumoverschrijding 85

Sectie IV Procedurebepalingen voor suiker- en melkquota 89

Subsectie I Procedurebepalingen voor suikerquota 89

Subsectie II Procedurebepalingen voor melkquota 90

Sectie V Productiepotentieel in de wijnsector 92

Subsectie I Onrechtmatige aanplant 92

Subsectie II Overgangsregeling inzake aanplantrechten 95

Subsectie III Afzetvoorschriften ter verbetering en stabilisering van de werking van de gemeenschappelijke markt voor wijn 100

HOOFDSTUK IV Steunregelingen 101

Sectie I Productierestitutie in de suikersector 101

Sectie II Steun in de sector melk en zuivelproducten 102

Subsectie I Steun voor bijzondere doeleinden 102

Subsectie II Voorwaarden voor de bereiding van kaas 104

Subsectie III Steun voor de uitreiking van zuivelproducten aan leerlingen 105

Sectie IV Steun in de sector hop 106

Afdeling V Steun in de sector olijfolie en tafelolijven 107

Sectie VI Steun in de sector groenten en fruit 109

Subsectie I Producentengroeperingen 109

Subsectie II Actiefondsen en operationele programma's 111

Subsectie III Schoolfruitregeling 119

Sectie VII Steunprogramma’s in de wijnsector 122

Subsectie I Inleidende bepalingen 122

Subsectie II Indiening en inhoud van de steunprogramma’s 123

Subsectie III Specifieke steunmaatregelen 125

Subsectie IV Procedurele bepalingen 131

Sectie VIII Bijzondere bepalingen voor de bijenteeltsector 132

Sectie IX Steun in de sector zijderupsen 135

TITEL II VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AFZET EN DE PRODUCENTENORGANISATIES 137

[HOOFDSTUK I Afzetvoorschriften 137

Sectie I Handelsnormen 137

Subsectie I Inleidende bepalingen 137

Subsectie II Algemene handelsnorm 137

Subsectie III Sector- of productspecifieke handelsnormen 138

Subsectie IV Handelsnormen betreffende invoer en uitvoer 145

Subsectie V Gemeenschappelijke bepalingen 146

Sectie II Oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector 147

Subsectie I Inleidende bepalingen 147

Subsectie II Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen 147

Subsectie III Traditionele aanduidingen 161

Sectie III Etikettering en aanbiedingsvorm in de wijnsector 164

HOOFDSTUK II Producentenorganisaties, producentengroeperingen, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers 169

Sectie I Algemene beginselen 169

Sectie II Voorschriften voor producentenorganisaties, brancheorganisaties en producentengroeperingen in de sector groenten en fruit 174

Subsectie I Statuten en erkenning van producentenorganisaties 174

Subsectie II Unies van producentenorganisaties en producentengroeperingen 176

Subsectie III Uitbreiding van de voorschriften tot producenten van een economische regio 177

Subsectie IV Brancheorganisaties in de sector groenten en fruit 180

Sectie III Voorschriften voor producentenorganisaties en brancheorganisaties in de wijnsector 184

Sectie IV Voorschriften inzake brancheorganisaties in de tabakssector 185

[Sectie V 186

Producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten 186

Sectie VI Procedureregels 188

DEEL III HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN 190

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen 190

HOOFDSTUK II Invoer 191

Sectie I Invoercertificaten 191

Sectie II Invoerrechten en -heffingen 194

Sectie III Beheer van invoercontingenten 199

Sectie IV Bijzondere bepalingen voor bepaalde producten 202

Subsectie I Bijzondere bepalingen voor de invoer met betrekking tot de sectoren granen en rijst 202

Subsectie II Invoerregelingen voor suiker 203

Subsectie III Bijzondere bepalingen voor de invoer van hennep 204

Subsectie IV Bijzondere bepalingen voor de invoer van hop 205

Sectie V Vrijwaring en actieve veredeling 206

HOOFDSTUK III Uitvoer 208

Sectie I Uitvoercertificaten 208

Sectie II Uitvoerrestituties 210

Sectie III Beheer van uitvoercontingenten in de sector melk en zuivelproducten 216

Sectie IV Speciale behandeling bij invoer in een derde land 217

Sectie V Bijzondere bepalingen voor levende planten 217

Sectie VI Passieve veredeling 218

DEEL IV MEDEDINGINGSREGELS 219

HOOFDSTUK I Regels voor ondernemingen 219

HOOFDSTUK II Regels inzake staatssteun 225

DEEL V SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR MEERDERE OF INDIVIDUELE SECTOREN 229

HOOFDSTUK I Specifieke bepalingen voor meerdere sectoren 229

Sectie I Marktverstoringen 229

Sectie II Rapportage 230

HOOFDSTUK II SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR INDIVIDUELE SECTOREN 231

Sectie I Hop 231

Sectie II Wijn 232

Sectie III Melk en zuivelproducten 236

Sectie IV Ethylalcohol 237

DEEL VI ALGEMENE BEPALINGEN 239

DEEL VII DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN 244

HOOFDSTUK I Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen 244

HOOFDSTUK II Overgangs- en slotbepalingen 246

BIJLAGE I LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 1, GENOEMDE PRODUCTEN Deel I: Granen 249

Deel II: Rijst 252

Deel III: Suiker 253

Deel IV: Gedroogde voedergewassen 253

Deel V: Zaaizaad 254

Deel VI: Hop 256

Deel VII: Olijfolie en tafelolijven 256

Deel VIII: Vezelvlas en -hennep 256

Deel IX: Groenten en fruit 257

Deel X: Verwerkte groenten en fruit 258

Deel XI: Bananen 260

Deel XII: Wijn 260

Deel XIII: Levende planten en producten van de bloementeelt 261

Deel XIV: Ruwe tabak 261

Deel XV: Rundvlees 261

Deel XVI: Melk en zuivelproducten 262

Deel XVII: Varkensvlees 262

Deel XVIII: Schapen- en geitenvlees 264

Deel XIX: Eieren 264

Deel XX: Vlees van pluimvee 265

Deel XXI: Andere producten 265

BIJLAGE II LIJST VAN PRODUCTEN WAARVOOR DE IN ARTIKEL 1, LID 2, BEDOELDE SPECIFIEKE MAATREGELEN ZIJN VASTGESTELD Deel I: Ethylalcohol uit landbouwproducten: 274

Deel II: Producten van de bijenteelt 274

Deel III: Zijderupsen 274

BIJLAGE III IN ARTIKEL 2, LID 1, BEDOELDE DEFINITIES Deel I: Definities met betrekking tot de rijstsector 275

Deel II: Definities met betrekking tot de suikersector 278

Deel III: Definities met betrekking tot de hopsector 279

Deel IV: Definities met betrekking tot de wijnsector 279

Deel V: Definities met betrekking tot de rundvleessector 282

Deel VI: Definities betreffende de sector melk en zuivelproducten 282

Deel VII: Definities met betrekking tot de eiersector 282

Deel VIII: Definities met betrekking tot de sector vlees van pluimvee 283

Deel IX: Definities met betrekking tot de bijenteeltsector 284

BIJLAGE IV IN ARTIKEL 8, LEDEN 1 EN 3, BEDOELDE STANDAARDKWALITEIT VAN RIJST EN VAN SUIKER 286

BIJLAGE V EU-INDELINGSSCHEMA'S VOOR GESLACHTE DIEREN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 34 288

BIJLAGE VI NATIONALE EN REGIONALE QUOTA VOOR DE PRODUCTIE VAN SUIKER, ISOGLUCOSE EN INULINESTROOP, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 50 vanaf het verkoopseizoen 2010/2011 292

BIJLAGE VII BEPALINGEN BETREFFENDE OVERDRACHTEN VAN SUIKER- OF ISOGLUCOSEQUOTA OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 53 I 294

BIJLAGE VIII IN ARTIKEL 59 BEDOELDE NATIONALE QUOTA VOOR DE PRODUCTIE VAN MELK EN ANDERE ZUIVELPRODUCTEN 297

BIJLAGE IX REFERENTIEVETGEHALTE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 63 299

BIJLAGE X BEGROTING VOOR STEUNPROGRAMMA’S, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 136, LID 1 300

BIJLAGE XI INTERNATIONALE ORGANISATIES, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 159, LID 3 301

BIJLAGE XII DEFINITIES, AANDUIDINGEN EN VERKOOPBENAMINGEN VAN PRODUCTEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 163 302

Deel I. Vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden 302

I. Definitie 302

II. Verkoopbenamingen 302

Deel II. Wijnbouwproducten 306

Deel III. Melk en zuivelproducten 313

Deel IV. Melk voor menselijke concumptie van GN-code 0401 315

Deel V. Producten van de sector vlees van pluimvee 318

Deel VI. Smeerbare vetproducten 320

Deel VII. Benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven 323

Aanhangsel bij bijlage XII (waarnaar wordt verwezen in deel II) Wijnbouwzones 324

BIJLAGE XIII Deel I Verrijking, aanzuring en ontzuring in bepaalde wijnbouwzones 329

Deel II Beperkingen 333

BIJLAGE XIV UITPUTTENDE LIJST VAN VOORSCHRIFTEN DIE KRACHTENS DE ARTIKELEN 218 EN 224 KUNNEN WORDEN UITGEBREID TOT NIET-AANGESLOTEN PRODUCENTEN 336

BIJLAGE XV INVOERRECHTEN VOOR RIJST BEDOELD IN DE ARTIKELEN 242 EN 244 338

BIJLAGE XVI BASMATIVARIËTEITEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 243 340

BIJLAGE XVII LIJST VAN GOEDEREN VAN DE SECTOREN GRANEN, RIJST, SUIKER, MELK EN EIEREN MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 16, ONDER a) ii), EN MET HET OOG OP DE TOEKENNING VAN UITVOERRESTITUTIES ALS BEDOELD IN DEEL III, HOOFDSTUK III, SECTIE II Deel I: Granen 341

Deel II: Rijst 344

Deel III: Suiker 346

Deel IV: Melk 350

Deel V: Eieren 353

BIJLAGE XVIII LIJST VAN BEPAALDE SUIKERHOUDENDE GOEDEREN MET HET OOG OP HET VERLENEN VAN UITVOERRESTITUTIES, ALS BEDOELD IN DEEL III, HOOFDSTUK III, SECTIE II 354

BIJLAGE XIX VERDELING VAN DE MIDDELEN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING IN WIJNPRODUCERENDE REGIO'S ALS BEDOELD IN ARTIKEL 314, LID 3 355

BIJLAGE XX CONCORDANTIETABEL, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 325, lid 3 356

DEEL IINLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Toepassingsgebied

1. Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijke marktordening ingesteld voor de producten van de volgende sectoren, zoals verder omschreven in bijlage I:

a) granen, deel I van bijlage I;

b) rijst, deel II van bijlage I;

c) suiker, deel III van bijlage I;

d) gedroogde voedergewassen, deel IV van bijlage I;

e) zaaizaad, deel V van bijlage I;

f) hop, deel VI van bijlage I;

g) olijfolie en tafelolijven, deel VII van bijlage I;

h) vlas en hennep, deel VIII van bijlage I;

i) groenten en fruit, deel IX van bijlage I;

j) verwerkte groenten en fruit, deel X van bijlage I;

k) bananen, deel XI van bijlage I;

l) wijn, deel XII van bijlage I;

m) levende planten en producten van de bloementeelt, deel XIII van bijlage I (hierna "de sector levende planten" genoemd);

n) ruwe tabak, deel XIV van bijlage I;

o) rundvlees, deel XV van bijlage I;

p) melk en zuivelproducten, deel XVI van bijlage I;

q) varkensvlees, deel XVII van bijlage I;

r) schapen- en geitenvlees, deel XVIII van bijlage I;

s) eieren, deel XIX van bijlage I;

t) vlees van pluimvee, deel XX van bijlage I;

u) overige producten, deel XXI van bijlage I.

2. Bij deze verordening worden specifieke maatregelen vastgesteld voor de onderstaande sectoren, die in bijlage II zijn vermeld en daar in voorkomend geval verder zijn omschreven:

a) ethylalcohol verkregen uit landbouwproducten, deel I van bijlage II (hierna "de sector ethylalcohol uit landbouwproducten" genoemd);

b) producten van de bijenteelt, deel II van bijlage II (hierna "de bijenteeltsector" genoemd);

c) zijderupsen, deel III van bijlage II.

3. Met betrekking tot verse of gekoelde aardappelen van GN-code 0701 is deel IV, hoofdstuk II, van toepassing.

Artikel 2 Definities

1. Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de definities die in bijlage III voor bepaalde sectoren zijn vastgesteld, van toepassing.

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "landbouwer": een landbouwer als omschreven in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 73/2009;

b) "betaalorgaan": de instantie of instanties die door een lidstaat is/zijn erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005;

c) "interventieprijs": de prijs waartegen producten voor openbare interventie worden aangekocht.

Artikel 3 Verkoopseizoenen

De volgende verkoopseizoenen worden vastgesteld:

a) 1 januari tot en met 31 december van een bepaald jaar voor de sector bananen;

b) 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar voor:

i) de sector gedroogde voedergewassen,

ii) de sector zijderupsen;

c) 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar voor:

i) de sector granen,

ii) de sector zaaizaad,

iii) de sector olijfolie en tafelolijven,

iv) de sector vlas en hennep,

v) de sector melk en zuivelproducten;

d) 1 augustus tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar voor de wijnsector;

e) 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar voor de rijstsector;

f) 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar voor de suikersector.

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector groenten en fruit en de sector verwerkte groenten en fruit, stelt de Commissie de verkoopseizoenen voor deze producten zo nodig vast middels gedelegeerde handelingen.

Artikel 4 Gedelegeerde bevoegdheden

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke sector en om te reageren op veranderingen in de marktsituatie, kan de Commissie de in bijlage III, deel I, vastgestelde definities bijwerken middels gedelegeerde handelingen.

Artikel 5 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a) de omrekeningspercentages voor rijst in de verschillende bewerkingsstadia, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten vaststellen;

b) alle nodige maatregelen betreffende de toepassing van de omrekeningspercentages vaststellen.

DEEL II INTERNE MARKT

TITEL I MARKTINTERVENTIE

HOOFDSTUK IOpenbare interventie en particuliere opslag

Sectie IInleidende bepalingen inzake openbare interventie en particuliere opslag

ARTIKEL 6 Toepassingsgebied

1. Dit hoofdstuk bevat de voorschriften voor openbare-interventieaankopen en de toekenning van steun voor particuliere opslag voor de volgende sectoren:

a) granen,

b) rijst,

c) suiker,

d) olijfolie en tafelolijven;

e) rundvlees,

f) melk en zuivelproducten,

g) varkensvlees,

h) schapen- en geitenvlees.

2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "granen": in de Unie geoogste granen;

b) "melk": in de Unie geproduceerde koemelk;

c) "room": room die rechtstreeks en uitsluitend uit melk is bereid.

Artikel 7 EU-oorsprong

Onverminderd artikel 6, lid 2, komen alleen producten van EU-oorsprong in aanmerking voor openbare-interventieaankopen of voor steun voor particuliere opslag.

Artikel 8 Referentieprijzen

1. Voor de producten waarvoor de in artikel 6, lid 1, bedoelde interventiemaatregelen gelden, worden de volgende referentieprijzen vastgesteld:

a) voor de sector granen: 101,31 euro per ton;

b) voor padie: 150 euro per ton voor de standaardkwaliteit volgens de definitie in bijlage IV, punt A;

c) voor suiker:

i) voor witte suiker: 404,4 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010;

ii) voor ruwe suiker: 335,2 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010;

d) voor de sector rundvlees: 2 224 euro per ton voor geslachte mannelijke runderen van klasse R3 zoals omschreven in het in artikel 34, lid 1, onder a), bedoelde EU-indelingsschema voor geslachte volwassen runderen;

e) voor de sector melk en zuivelproducten:

i) 246,39 euro per 100 kg voor boter,

ii) 169,80 euro per 100 kg voor mageremelkpoeder;

f) voor de sector varkensvlees: 1 509,39 euro per ton voor geslachte varkens van de standaardkwaliteit, omschreven in termen van gewicht en magervleesaandeel overeenkomstig het in artikel 34, lid 1, onder b), bedoelde EU-indelingsschema voor geslachte varkens als volgt:

i) geslachte dieren met een gewicht van 60 tot minder dan 120 kg: klasse E volgens bijlage V, punt B.II;

ii) geslachte dieren met een gewicht van 120 tot 180 kg: klasse R volgens bijlage V, punt B.II.

2. De referentieprijzen voor granen en rijst in respectievelijk de punten a) en b) van lid 1 gelden voor het stadium van de groothandel voor aan het pakhuis geleverde goederen, niet gelost. Dit geldt voor alle in artikel 30 bedoelde interventiecentra in de Unie.

3. De in lid 1, onder c) i) en ii), vastgestelde referentieprijzen gelden voor onverpakte suiker, af fabriek, van de standaardkwaliteit als omschreven in bijlage IV, punt B.

4. De in lid 1 van het onderhavige artikel vastgestelde referentieprijzen kunnen in het licht van ontwikkelingen in de productie en de markten worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 9 Mededeling van de prijzen op de suikermarkt

De Commissie zet, middels uitvoeringshandelingen, een informatiesysteem inzake prijzen op de suikermarkt op, met inbegrip van een systeem voor de bekendmaking van de prijsniveaus voor de suikermarkt.

Het systeem is gebaseerd op informatie die wordt verstrekt door ondernemingen die witte suiker produceren, of door andere bij de handel in suiker betrokken marktdeelnemers. Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

De Commissie zorgt ervoor dat de bekendgemaakte informatie niet te herleiden is tot de prijzen van de individuele ondermingen of marktdeelnemers.

Sectie IIOpenbare interventie

SUBSECTIE I ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 10 Voor openbare interventie in aanmerking komende producten

De openbare interventie geldt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig andere eisen en voorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 31 en 32 vaststelt, voor de volgende producten:

a) zachte tarwe, durumtarwe, gerst, maïs en sorgho;

b) padie;

c) vers of gekoeld rundvlees van de GN-codes 0201 10 00 en 0201 20 20 tot en met 0201 20 50;

d) boter die in een erkend bedrijf in de Unie rechtstreeks en uitsluitend uit gepasteuriseerde room is bereid en die een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten heeft;

e) mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat in een erkend bedrijf in de Unie volgens het verstuivingsprocedé uit melk is bereid en een minimumgehalte aan eiwit van 34,0 gewichtspercenten op de vetvrije droge stof heeft.

Subsectie IIOpening van de interventieaankoop

ARTIKEL 11 Openbare-interventieperioden

De openbare interventie is open:

a) voor granen, van 1 november tot en met 31 mei;

b) voor padie, van 1 april tot en met 31 juli;

c) voor rundvlees, gedurende het hele verkoopseizoen;

d) voor boter en mageremelkpoeder, van 1 maart tot en met 31 augustus.

Artikel 12 Opening van de openbare interventie

1. Tijdens de in artikel 11 genoemde perioden geldt dat de openbare interventie:

a) open is voor zachte tarwe;

b) open is voor durumtarwe, gerst, maïs, sorgho, padie, suiker, boter en mageremelkpoeder, met inachtneming van de in artikel 13, lid 1, vastgestelde interventiemaxima;

c) door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, wordt geopend voor rundvlees, wanneer gedurende een representatieve periode de gemiddelde marktprijs voor rundvlees die in een lidstaat of een regio van een lidstaat is genoteerd op basis van het in artikel 34, lid 1, bedoelde EU-indelingsschema voor geslachte dieren, onder 1 560 euro per ton daalt.

2. De in lid 1, onder punt c), bedoelde openbare interventie voor rundvlees wordt door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, gesloten, wanneer gedurende een representatieve periode niet meer is voldaan aan de onder dat punt opgenomen voorwaarden.

Artikel 13 Interventiemaxima

1. De hoeveelheid die via openbare interventie wordt aangekocht, bedraagt maximaal:

a) voor durumtarwe, gerst, maïs, sorgho en padie, 0 ton voor elke van de in artikel 11, onder a) respectievelijk b), genoemde perioden;

b) voor boter, 30 000 ton voor elke in artikel 11, onder d), genoemde periode;

c) voor mageremelkpoeder, 109 000 ton voor elke in artikel 11, onder d), genoemde periode.

2. De Commissie kan met betrekking tot de in lid 1 genoemde producten, middels uitvoeringshandelingen, besluiten de aldaar voor openbare interventie vastgestelde hoeveelheden te verhogen indien de marktsituatie en met name de ontwikkeling van de marktprijzen dat vereisen.

Subsectie IIIInterventieprijzen

ARTIKEL 14 Interventieprijzen

1. De interventieprijs:

a) voor zachte tarwe is voor een aangeboden maximumhoeveelheid van 3 miljoen ton gelijk aan de referentieprijs voor de in artikel 11, onder a), vastgestelde interventieperiode;

b) voor boter is voor de hoeveelheid die wordt aangeboden binnen het maximum van artikel 13, lid 1, onder b), gelijk aan 90 % van de referentieprijs;

c) voor mageremelkpoeder is voor de hoeveelheid die wordt aangeboden binnen het maximum van artikel 13, lid 1, onder c), gelijk aan de referentieprijs.

2. Voor de volgende producten worden de interventieprijs en de interventiehoeveelheid door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, vastgesteld in het kader van openbare inschrijvingen:

a) zachte tarwe, voor de hoeveelheid die de aangeboden maximumhoeveelheid van 3 miljoen ton voor de in artikel 11, onder a), vastgestelde interventieperiode te boven gaat;

b) voor durumtarwe, gerst, maïs, sorgho en padie, krachtens artikel 13, lid 2;

c) rundvlees,

d) boter, voor hoeveelheden die het maximum als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder b), te boven gaan, krachtens artikel 13, lid 2, en

e) mageremelkpoeder, voor hoeveelheden die het maximum als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder c), te boven gaan, krachtens artikel 13, lid 2.

In bijzondere omstandigheden kan de Commissie aan de hand van uitvoeringshandelingen, op basis van de genoteerde gemiddelde marktprijzen, de openbare inschrijvingen beperken tot een lidstaat of een regio van een lidstaat, of de interventieprijzen en interventiehoeveelheden per lidstaat of regio van een lidstaat vaststellen.

3. De maximumaankoopprijs die in het kader van de in lid 2 bedoelde openbare inschrijvingen wordt bepaald, mag niet hoger zijn dan:

a) voor granen en padie, de desbetreffende referentieprijs;

b) voor rundvlees, de in een lidstaat of een regio van de lidstaat genoteerde gemiddelde marktprijs, verhoogd met een door de Commissie op basis van objectieve criteria en middels uitvoeringshandelingen vastgesteld bedrag;

c) voor boter, 90 % van de referentieprijs;

d) voor mageremelkpoeder, de referentieprijs.

4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde interventieprijzen kunnen:

a) voor granen onderhevig zijn aan prijsverhogingen of -verlagingen om reden van kwaliteit, en

b) voor padie, indien de kwaliteit van de aan het betaalorgaan aangeboden producten afwijkt van de in bijlage IV, punt A, genoemde standaardkwaliteit, dienovereenkomstig worden verhoogd of verlaagd. Voorts kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, interventieprijsverhogingen of -verlagingen vaststellen om ervoor te zorgen dat de productie op bepaalde variëteiten wordt gericht.

Subsectie IVAfzet uit interventievoorraden

ARTIKEL 15 Algemene beginselen

Voor openbare interventie aangekochte producten worden op zodanige wijze afgezet dat verstoringen van de markt worden voorkomen, dat de kopers op voet van gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben en dat de verbintenissen, voortvloeiend uit in het kader van de volgens artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, in acht worden genomen.

Artikel 16 Afzet van suiker

De betaalorganen mogen voor openbare interventie aangekochte suiker alleen verkopen tegen een prijs die hoger is dan de referentieprijs die is vastgesteld voor het verkoopseizoen waarin de verkoop plaatsvindt.

Om ervoor te zorgen dat bijzondere kansen om interventievoorraden af te zetten, worden aangegrepen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, evenwel besluiten dat de betaalorganen:

a) de suiker mogen verkopen tegen een prijs die gelijk is aan of lager is dan de in de eerste alinea bedoelde referentieprijs indien de suiker bedoeld is:

i) voor voederdoeleinden, of

ii) voor uitvoer, zonder verdere verwerking dan wel na verwerking tot in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten of tot in bijlage XVII, deel III, van deze verordening genoemde goederen, of

iii) voor industrieel gebruik in de zin van artikel 55;

b) de bij hen aanwezige onverwerkte suiker voor menselijke consumptie op de interne markt van de Unie beschikbaar moeten stellen aan liefdadigheidsinstellingen — die zijn erkend door de betrokken lidstaat of door de Commissie wanneer de lidstaat geen dergelijke instellingen heeft erkend — tegen een prijs die lager is dan de huidige referentieprijs, of gratis voor verstrekking in het kader van individuele spoedhulpoperaties.

[Subsectie VVerstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie

ARTIKEL 17 Regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie

1. Er wordt een regeling ingesteld waarbij aan de meest behoeftigen in de Unie levensmiddelen kunnen worden verstrekt door daartoe door de lidstaten aangewezen organisaties. Daartoe worden producten uit interventievoorraden ter beschikking gesteld of, indien er geen geschikte interventievoorraden voor de voedselverstrekkingsregeling voorhanden zijn, worden er levensmiddelen op de markt aangekocht.

Voor de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde regeling wordt onder "meest behoeftigen" verstaan: fysieke personen, zij het individuen, gezinnen of uit zulke personen samengestelde groepen, van wie de sociale en financiële afhankelijkheid op basis van door de bevoegde nationale autoriteiten vastgestelde criteria is geregistreerd of erkend, of als dusdanig wordt beoordeeld op basis van door de aangewezen organisaties gehanteerde criteria die door die nationale autoriteiten zijn goedgekeurd.

2. Lidstaten die wensen deel te nemen aan de in lid 1 bedoelde regeling dienen bij de Commissie programma's voor voedselverstrekking in die de volgende elementen bevatten:

a) bijzonderheden over de belangrijkste kenmerken en doelstellingen ervan;

b) de aangewezen organisaties;

c) de aangevraagde hoeveelheden levensmiddelen die over een periode van drie jaar moeten worden verstrekt en andere ter zake relevante informatie.

De lidstaten kiezen de levensmiddelen op basis van objectieve criteria, met name voedingswaarde en geschiktheid om te worden verdeeld. Lidstaten kunnen daarom de voorkeur geven aan levensmiddelen van EU-oorsprong.

3. De Commissie stelt driejarenplannen vast op basis van de door de lidstaten overeenkomstig lid 2, eerste alinea, ingediende aanvragen en andere relevant geachte informatie.

In elk driejarenplan worden de jaarlijkse financiële toewijzingen van de Unie per lidstaat en de jaarlijkse financiële minimumbijdragen van de lidstaten opgenomen. De toewijzingen voor het tweede en het derde jaar van het programma zijn indicatief.

De lidstaten die aan de regeling deelnemen, bevestigen elk jaar de in lid 2, eerste alinea, onder c), bedoelde aanvragen. Na deze bevestigingen beslist de Commissie elk volgend jaar binnen de grenzen van de in de begroting beschikbare kredieten over de definitieve toewijzingen.

In het driejarenplan wordt erin voorzien dat in dat plan opgenomen producten die niet beschikbaar zijn in de lidstaat waar er behoefte aan is, worden overgebracht uit lidstaten waar ze wel beschikbaar zijn in de interventievoorraden.

Een driejarenplan mag worden herzien in het licht van relevante ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitvoering ervan.

4. De door de lidstaten aangewezen organisaties als bedoeld in lid 1 zijn geen commerciële ondernemingen.

De levensmiddelen worden kosteloos verstrekt aan die organisaties.

De uitreiking van de levensmiddelen aan de meest behoeftigen gebeurt:

a) gratis, of

b) tegen een prijs die in geen geval hoger ligt dan die welke wordt gerechtvaardigd door de kosten die door de aangewezen organisaties zijn gemaakt bij de uitvoering van het programma, exclusief de kosten die kunnen worden gedekt overeenkomstig lid 7, tweede alinea, onder a) en b).

5. De aan de regeling deelnemende lidstaten:

a) dienen bij de Commissie een jaarverslag over de uitvoering van de regeling in;

b) brengen de Commissie tijdig op de hoogte van de ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitvoering van de programma's voor voedselverstrekking.

6. De in het kader van de regeling subsidiabele kosten worden door de Unie gecofinancierd. Deze cofinanciering bedraagt:

a) niet meer dan 500 miljoen euro in totaal per begrotingsjaar, en

b) niet meer dan 75 % van de subsidiabele kosten, of 90 % van de subsidiabele kosten in de in bijlage I bij Beschikking 2006/596/EG van de Commissie[17] vermelde lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds in de periode 2007-2013.

7. Subsidiabele kosten in het kader van de regeling zijn:

a) de kosten van de uit de interventievoorraden uitgeslagen producten;

b) de kosten van de op de markt aangekochte levensmiddelen, en

c) indien nodig, de kosten van het vervoer van producten uit interventievoorraden tussen lidstaten.

Binnen de grenzen van de financiële middelen die beschikbaar zijn om het driejarenplan in elke lidstaat uit te voeren, mogen de nationale autoriteiten de volgende kosten als subsidiabel aanmerken:

a) de kosten van het vervoer van de levensmiddelen naar de opslagplaatsen van de aangewezen organisaties;

b) de volgende door de aangewezen organisaties gemaakte kosten, voor zover deze rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het plan:

i) de administratieve kosten;

ii) de kosten voor het vervoer tussen de opslagplaatsen van de aangewezen organisaties en de plaatsen van verstrekking aan de eindgebruiker; en

iii) de opslagkosten.

8. De lidstaten verrichten administratieve en fysieke controles om te verzekeren dat het plan overeenkomstig de geldende voorschriften wordt uitgevoerd en stellen sancties voor onregelmatigheden vast.

9. De aanduiding "Steun van de Europese Unie", vergezeld van het embleem van de Europese Unie, wordt duidelijk aangebracht op de verpakking van het via de plannen verstrekte voedsel en in de distributiepunten.

10. De EU-regeling geldt onverminderd eventuele met de EU-wetgeving in overeenstemming zijnde nationale regelingen op grond waarvan levensmiddelen worden verstrekt aan de meest behoeftigen.

Artikel 18

Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat het aan de bij artikel 17 ingestelde regeling toegewezen budget efficiënt wordt gebruikt, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de methode voor de berekening van de algehele toewijzing van de middelen vast, met inbegrip van de verdeling van de interventieproducten en van de voor de aankoop van producten op de markt vereiste financiële middelen over de lidstaten. Tevens stelt zij de boekwaarde vast van de uit de interventievoorraden uitgeslagen producten alsook de methode voor de eventuele herverdeling van middelen over de lidstaten naar aanleiding van een herziening van het driejarenplan.

2. Om ervoor te zorgen dat het aan de bij artikel 17 ingestelde regeling toegewezen budget doeltreffend en efficiënt wordt gebruikt, en dat de rechten en plichten van de marktdeelnemers worden gevrijwaard, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, bepalingen vast die het gebruik van openbare inschrijvingen voorschrijven voor alle transacties die verband houden met de uitvoering van de voedselverstrekkingsprogramma's, alsook bepalingen inzake de zekerheden die inschrijvers moeten stellen, en bepalingen inzake sancties, kortingen en uitsluitingen die met name door de lidstaten moeten worden toegepast bij niet-naleving van termijnen voor de uitslag van producten uit interventievoorraden en bij ernstige gebreken of onregelmatigheden bij de uitvoering van het driejarenplan.

Artikel 19

Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, bepalingen vast voor de uniforme uitvoering van het driejarenplan en de nationale voedselverstrekkingsprogramma's als bedoeld in artikel 17. Deze handelingen omvatten:

a) nadere voorschriften en procedures voor de vaststelling en herziening van de driejarenplannen, met inbegrip van toepasselijke termijnen;

b) de vaststelling van de driejarenplannen en de herziening ervan alsook de in artikel 17, lid 3, derde alinea, bedoelde definitieve toewijzingen;

c) bepalingen over aanvullende onderdelen die moeten worden opgenomen in de driejarenplannen, regels voor de levering van levensmiddelen alsook procedures en termijnen voor de uitslag van interventieproducten en overdrachten tussen lidstaten;

d) bepalingen over het format van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen en dat van de nationale voedselverstrekkingsprogramma's;

e) nadere voorschriften voor de vergoeding van de in artikel 17, lid 7, tweede alinea, bedoelde kosten, met inbegrip van financiële plafonds en termijnen;

f) eenvormige voorwaarden voor de uitnodigingen tot inschrijving, met inbegrip van voorwaarden voor de levensmiddelen en de levering ervan;

g) bepalingen inzake de door de lidstaten te verrichten administratieve en fysieke controles;

h) eenvormige bepalingen inzake betalingsprocedures, termijnen en kortingen bij niet-naleving, boekhoudkundige bepalingen en procedures voor overdrachten tussen lidstaten, met inbegrip van de taakomschrijving van de betrokken nationale interventiebureaus;

i) eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van artikel 17, lid 9.]

Sectie IIIParticuliere opslag

SUBSECTIE I VERPLICHTE STEUN

ARTIKEL 20 In aanmerking komende producten

De steun voor particuliere opslag wordt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig andere eisen en voorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 31 en 32 vaststelt, verleend voor de volgende producten:

i) in een erkend bedrijf in de Unie uit room of melk bereide ongezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan vetvrije droge stof van 2 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten;

ii) in een erkend bedrijf in de Unie uit room of melk bereide gezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 80 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan vetvrije droge stof van 2 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan zout van 2 gewichtspercenten.

Artikel 21 Voorwaarden en steunniveau voor boter

Maatregelen inzake de vaststelling van steun voor boter worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Subsectie II FACULTATIEVE STEUN

ARTIKEL 22 In aanmerking komende producten

1. Steun voor particuliere opslag mag, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig andere eisen en voorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 31 en 32 vaststelt, worden verleend voor de volgende producten:

a) witte suiker;

b) olijfolie;

c) vers of gekoeld vlees van volwassen runderen, aangeboden in de vorm van hele dieren, halve dieren, "compensated quarters", voorvoeten of achtervoeten, ingedeeld overeenkomstig het in artikel 34, lid 1, onder a), bedoelde EU-indelingsschema voor geslachte volwassen runderen;

d) varkensvlees;

e) schapen- en geitenvlees.

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van vlees van geslachte volwassen runderen kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de lijst van in de in de eerste alinea, onder c), genoemde producten wijzigen indien de marktsituatie dat vereist.

2. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de in lid 1 bedoelde steun voor particuliere opslag vast, hetzij vooraf, hetzij in het kader van een openbare inschrijving.

Artikel 23 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor witte suiker

1. De Commissie kan in het licht van de marktsituatie, middels uitvoeringshandelingen, besluiten steun voor de opslag van witte suiker te verlenen aan ondernemingen waaraan een suikerquotum is toegekend, indien de geconstateerde gemiddelde EU-prijs voor witte suiker gedurende een representatieve periode lager is dan de referentieprijs en waarschijnlijk op dat niveau zal blijven.

2. Op suiker die overeenkomstig lid 1 tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van artikel 45 of 56 worden toegepast.

Artikel 24 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor olijfolie

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, besluiten de lidstaten te machtigen contracten te sluiten met door hen erkende instanties die voldoende garanties bieden met betrekking tot de opslag van door hen verhandelde olijfolie wanneer zich een ernstige verstoring van de markt in bepaalde regio's van de unie voordoet, onder meer als de gemiddelde prijs die gedurende een representatieve periode op de markt is genoteerd, minder bedraagt dan:

a) 1 779 euro per ton voor extra olijfolie van de eerste persing, of

b) 1 710 euro per ton voor olijfolie van de eerste persing, of

c) 1 524 euro per ton voor olijfolie voor verlichting met een gehalte aan vrije vetzuren van 2 graden, met dien verstande dat dit bedrag met 36,70 euro per ton wordt verlaagd per extra graad zuurgehalte.

Artikel 25 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor producten van de sector rundvlees

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, besluiten opslagsteun te verlenen wanneer de gemiddelde EU-marktprijs die wordt genoteerd op basis van het in artikel 34, lid 1, onder a), bedoelde EU-indelingsschema voor geslachte volwassen runderen lager ligt dan 103 % van de referentieprijs en naar verwachting op dat niveau zal blijven.

Artikel 26 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor varkensvlees

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, besluiten steun voor de opslag van geslachte varkens te verlenen wanneer de gemiddelde EU-marktprijs die is vastgesteld op basis van de in elke lidstaat op de representatieve markten van de Unie genoteerde prijzen en is gewogen middels coëfficiënten die de relatieve omvang van het varkensbestand in elke lidstaten weerspiegelen, minder dan 103 % van de referentieprijs bedraagt en naar verwachting op dat niveau zal blijven.

Artikel 27 Voorwaarden voor het verlenen van steun voor schapen- en geitenvlees

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, besluiten steun voor de opslag van schapen- en geitenvlees te verlenen als zich voor schapen- en geitenvlees een bijzonder moeilijke marktsituatie voordoet in één of meer van de volgende noteringszones:

a) Groot-Brittannië;

b) Noord-Ierland;

c) elke andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk, afzonderlijk genomen.

Sectie IVGemeenschappelijke bepalingen inzake openbare interventie en particuliere opslag

SUBSECTIE I ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 28 Opslagregels

1. De betaalorganen mogen de door hen aangekochte producten slechts buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder zij ressorteren, opslaan nadat zij daartoe zijn gemachtigd middels door de Commissie op grond van artikel 32 vastgestelde uitvoeringshandelingen.

Voor de toepassing van dit artikel worden het grondgebied van België en het grondgebied van Luxemburg als het grondgebied van één enkele lidstaat beschouwd.

2. De machtiging wordt verleend als de opslag van essentieel belang is, rekening houdend met het volgende:

a) de opslagmogelijkheden en -behoeften in de lidstaat waaronder het betaalorgaan ressorteert en in de andere lidstaten;

b) eventuele extra kosten die voortvloeien uit opslag in de lidstaat waaronder het betaalorgaan ressorteert, en uit vervoer.

3. Een machtiging voor opslag in een derde land wordt slechts verleend als, uitgaande van de in lid 2 vastgestelde criteria, opslag in een andere lidstaat grote problemen oplevert.

4. De in lid 2, onder a), bedoelde gegevens worden opgesteld na raadpleging van alle lidstaten.

5. Douanerechten en andere in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verlenen of te heffen bedragen zijn niet van toepassing op producten die:

a) worden vervoerd nadat op grond van de leden 1, 2 en 3 een machtiging is verleend, of

b) van één betaalorgaan naar een ander worden vervoerd.

6. Elk betaalorgaan dat handelt overeenkomstig de leden 1, 2 en 3, blijft verantwoordelijk voor de producten die zijn opgeslagen buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder het ressorteert.

7. Als producten die door een betaalorgaan zijn opgeslagen buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder dat betaalorgaan ressorteert, niet naar die lidstaat worden teruggebracht, worden zij afgezet tegen de prijzen en de voorwaarden die voor de plaats van opslag zijn vastgesteld of moeten worden vastgesteld.

Artikel 29 Regels voor openbare inschrijvingen

De openbare inschrijvingen waarborgen dat alle betrokkenen gelijke toegang krijgen.

Bij de selectie van de inschrijvingen wordt de voorkeur gegeven aan die welke het gunstigst zijn voor de Unie. In elk geval leidt een openbare inschrijving niet noodzakelijkerwijs tot het gunnen van een contract.

Artikel 30 Interventiecentra voor granen en rijst

1. Om rekening te houden met de diversiteit van de opslagvoorzieningen in de sectoren granen en rijst in de Unie en om een adequate toegang van de marktdeelnemers tot de openbare interventie te waarborgen, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de voorschriften vast waaraan de interventiecentra en de opslagvoorzieningen met betrekking tot de voor openbare interventie aan te kopen producten moeten voldoen, door, onder meer, een minimumopslagcapaciteit voor de opslagruimten vast te stellen, alsmede technische voorschriften die betrekking hebben op de handhaving van de goede toestand van de overgenomen producten en op de afzet ervan aan het einde van de opslagperiode.

2. De Commissie wijst, middels uitvoeringshandelingen, de interventiecentra in de sectoren granen en rijst aan, rekening houdend met de volgende factoren:

a) de ligging van de centra in gebieden die voor de betrokken producten overschotgebieden zijn;

b) de beschikbaarheid van voldoende ruimten en technische uitrusting;

c) de gunstige ligging ten opzichte van de vervoermiddelen.

Voor elke graansoort mogen interventiecentra worden aangewezen.

Artikel 31 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren, kan de Commissie, naast de in deze verordening opgenomen voorschriften, middels gedelegeerde handelingen voorschriften en voorwaarden vaststellen waaraan de in artikel 10 genoemde producten die in het kader van de regeling voor de verlening van steun voor particuliere opslag voor openbare interventie worden aangekocht en opgeslagen, moeten voldoen. Deze voorschriften en voorwaarden moeten de subsidiabiliteit en de kwaliteit van de aangekochte en opgeslagen producten waarborgen op het gebied van kwaliteitsgroepen, kwaliteitsklassen, categorieën, hoeveelheden, verpakking inclusief etikettering, maximale houdbaarheid, bewaring en het productstadium waarop de interventieprijs en de steun betrekking hebben.

2. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sectoren granen en padie, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de in artikel 14, lid 4, bedoelde prijsverhogingen of -verlagingen om redenen van kwaliteit vaststellen voor zowel aankoop als verkoop.

3. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector rundvlees, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen bepalingen vaststellen betreffende de op de betaalorganen rustende verplichting om al het rundvlees na de overname en vóór de opslag te laten uitbenen.

4. Om rekening te houden met de diverse omstandigheden op het gebied van de opslag van interventievoorraden in de Unie en om de marktdeelnemers een adequate toegang tot de openbare interventie te garanderen, gaat de Commissie middels gedelegeerde handelingen over tot de vaststelling van:

a) de voorschriften waaraan de interventieopslagruimten met betrekking tot de in het kader van de regeling aan te kopen producten, behalve granen en rijst, moeten voldoen door, onder meer, een minimumopslagcapaciteit voor de opslagruimten vast te stellen, alsmede technische voorschriften die betrekking hebben op de handhaving van de goede toestand van de overgenomen producten en op de afzet ervan aan het einde van de opslagperiode;

b) bepalingen inzake de verkoop, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en overeenkomstig dezelfde procedure als in de Unie wordt toegepast, van kleine hoeveelheden die in de lidstaten in opslag zijn gebleven; en inzake het voor rechtstreekse verkoop aanbieden van hoeveelheden die niet meer mogen worden herverpakt of die kwaliteitsverlies hebben geleden.

5. Om ervoor te zorgen dat de particuliere opslag het gewenste effect op de markt sorteert, wordt de Commissie, die daartoe gedelegeerde handelingen vaststelt:

a) ertoe verplicht bepalingen ter verlaging van het te betalen steunbedrag vast te stellen;

b) in de gelegenheid gesteld voorwaarden voor de toekenning van een voorschot alsmede de in dat verband na te leven voorschriften vast te stellen.

6. Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen, neemt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, maatregelen om fraude en onregelmatigheden te voorkomen. Deze maatregelen kunnen er onder meer in bestaan dat de betrokken marktdeelnemers als gevolg van geconstateerde fraude en onregelmatigheden worden uitgesloten van deelname aan openbare interventie of van particuliere-opslagsteun.

7. Ter vrijwaring van de rechten en plichten van marktdeelnemers die deelnemen aan maatregelen voor openbare interventie of particuliere opslag, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen de nodige bepalingen vaststellen die betrekking hebben op:

a) het gebruik van openbare inschrijvingen teneinde ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers gelijke toegang tot de producten hebben en op voet van gelijkheid worden behandeld;

b) de vestiging en de btw-inschrijving van de marktdeelnemers;

c) het stellen van een zekerheid die moet garanderen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen;

d) het geheel of gedeeltelijk verbeuren van een zekerheid indien een verplichting niet wordt nagekomen.

8. Om rekening te houden met de technische evolutie van producten, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de in bijlage IV, deel B, opgenomen standaardkwaliteiten voor suiker aanpassen.

Artikel 32 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige bepalingen vast met het oog op een eenvormige toepassing van dit hoofdstuk in de Unie. Deze bepalingen kunnen onder meer betrekking hebben op:

a) de tests en methoden om vast te stellen of producten in aanmerking komen;

b) voor rundvlees, de vaststelling van de representatieve periode waarover de marktprijzen met het oog op de toepassing van artikel 12, lid 1, onder c), en lid 2, moeten worden genoteerd;

c) de procedures en voorwaarden inzake de levering van de voor openbare interventie aangekochte producten, inzake de ten laste van de aanbieder komende vervoerkosten, inzake de overname van de producten door de betaalorganen en inzake de betaling;

d) de verschillende bewerkingen die met het uitbenen gepaard gaan;

e) de machtiging om producten op te slaan buiten het grondgebied van de lidstaat waar de producten zijn aangekocht en opgeslagen, als bedoeld in artikel 28;

f) de voorwaarden voor de verkoop of de afzet van voor openbare interventie aangekochte producten, met name, in voorkomend geval, met betrekking tot verkoopprijzen, de voorwaarden voor de uitslag en, indien van toepassing, het latere gebruik of de bestemming van de uitgeslagen producten;

g) de vaststelling van de steun voor de in artikel 20 genoemde producten;

h) voor suiker en olijfolie, de vaststelling van de representatieve periode waarover de marktprijzen met het oog op de toepassing van respectievelijk artikel 23 en artikel 24 moeten worden genoteerd;

i) de vaststelling van de lijst van representatieve markten voor varkensvlees, als bedoeld in artikel 26;

j) de sluiting en de inhoud van contracten tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de aanvrager;

k) de inslag, de opslag en de uitslag in het kader van de particuliere opslag;

l) de duur van de particuliere opslag en de voorwaarden waaronder die termijnen, nadat ze in de contracten zijn vastgelegd, kunnen worden verkort of verlengd;

m) de voorwaarden waaronder kan worden besloten dat producten waarvoor contracten voor particuliere opslag zijn gesloten, opnieuw in de handel mogen worden gebracht of op andere wijze mogen worden afgezet;

n) de voorschriften betreffende de procedures voor het aankopen tegen een vastgestelde prijs of het verlenen van particuliere-opslagesteun tegen een vastgestelde prijs;

o) het gebruik van openbare inschrijvingen, zowel voor openbare interventie als voor particuliere opslag, met name wat betreft:

i) de indiening van de offertes of de inschrijvingen, en, in voorkomend geval, de minimumhoeveelheid voor de indiening van de offerte of inschrijving;

ii) het bedrag van de te stellen zekerheid;

iii) de mededeling van de offertes en de inschrijvingen aan de Commissie;

p) de voorschriften voor het meedelen door de lidstaten van de prijzen van bepaalde producten;

q) de bepalingen inzake de door de lidstaten te verrichten controles;

r) de door de lidstaten aan de Commissie te verstrekken informatie.

Artikel 33 En zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité vast te stellen uitvoeringshandelingen

De Commissie stelt en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité uitvoeringshandelingen vast met het oog op:

a) de eerbiediging van de in artikel 13, lid 1, en artikel 14, lid 1, onder a), bepaalde maximumhoeveelheden en kwantitatieve beperkingen;

b) de overschakeling, voor zachte tarwe, naar de in artikel 14, lid 2, bedoelde openbare inschrijvingen.

Subsectie II SPECIFIEKE BEPALINGEN INZAKE DE INDELING VAN GESLACHTE DIEREN

ARTIKEL 34 EU-indelingsschema's en EU-controles

1. Overeenkomstig de regels in bijlage V gelden de EU-indelingsschema’s voor geslachte dieren in de volgende sectoren:

a) in de sector rundvlees voor geslachte volwassen runderen;

b) in de sector varkensvlees voor geslachte varkens die niet zijn gebruikt voor het fokken.

In de sector schapen- en geitenvlees kunnen de lidstaten met betrekking tot geslachte schapen een EU-indelingsschema voor geslachte dieren toepassen overeenkomstig de regels in bijlage V, punt C.

2. In verband met de indeling van geslachte volwassen runderen en schapen worden er namens de Unie controles ter plaatse verricht door een comité voor EU-controle, samengesteld uit deskundigen van de Commissie en door de lidstaten aangewezen deskundigen. Dit comité brengt aan de Commissie en de lidstaten verslag uit over de verrichte controles.

De Unie draagt de kosten van de verrichte controles.

Artikel 35 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om rekening te houden met de technische evolutie en de behoeften van de sectoren, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de in bijlage V vastgestelde definities en de bepalingen inzake indeling, identificatie en aanbiedingsvorm van geslachte volwassen runden, geslachte varkens en geslachte schapen aanpassen en bijwerken.

2. Om de aanbiedingsvorm van de verschillende producten te standaardiseren in het belang van de markttransparantie, de notering van prijzen en de toepassing van marktinterventieregelingen in de vorm van openbare interventie en particuliere opslag in de sectoren rundvlees, varkensvlees en schapenvlees, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen:

a) bepalingen vaststellen betreffende de indeling (inclusief middels geautomatiseerde indelingstechnieken), de identificatie, de weging en het merken van geslachte dieren;

b) afwijkingen van bepalingen vaststellen, alsmede aanvullende bepalingen voor de betrokken producten, onder meer inzake de bevleesdheids- en de vetbedekkingsklassen in de sector rundvlees, en aanvullende bepalingen inzake gewicht, vleeskleur en vetbedekking in de sector schapenvlees;

c) voorschriften vaststellen voor de berekening van gemiddelde EU-prijzen en inzake de informatie die de marktdeelnemers moeten verstrekken over geslachte runderen, varkens en schapen, met name op het gebied van marktprijzen en representatieve prijzen;

d) aanvullende voorschriften vaststellen met het oog op interventie en particuliere opslag, met name met betrekking tot:

i) de door de slachthuizen te nemen maatregelen, als bedoeld in bijlage V, punt A.III;

ii) afwijkingen die aan de lidstaten op hun verzoek kunnen worden toegestaan voor slachthuizen waarin een gering aantal runderen wordt geslacht;

e) criteria voor geslachte lichte lammeren vaststellen;

f) de wegingscoëfficiënten geregeld herzien.

3. Om rekening te houden met de verschillende specifieke omstandigheden in de Unie, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen:

a) de lidstaten toestemming geven om elke in bijlage V, punt A.III, opgenomen bevleesdheids- en vetbedekkingsklasse van geslachte volwassen runderen op te splitsen in maximaal drie subklassen;

b) met het oog op het constateren van de marktprijzen voorzien in een andere dan de in bijlage V, punt A.IV, vastgestelde aanbiedingsvorm in hele en halve geslachte dieren;

c) de lidstaten toestemming geven om het indelingsschema voor geslachte varkens niet toe te passen en beoordelingscriteria te hanteren naast gewicht en geschat magervleesaandeel;

d) aanvullende bepalingen en voorschriften vaststellen door, onder meer:

i) de lidstaten toestemming te geven om een andere aanbiedingsvorm van geslachte varkens toe te passen, indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

- de normale handelspraktijk op hun grondgebied wijkt af van de standaardaanbiedingsvorm,

- het is op grond van technische eisen gerechtvaardigd,

- de geslachte varkens worden op uniforme wijze onthuid.

ii) de lidstaten toestemming te geven om verschillende aanbiedingsvormen van geslachte schapen toe te passen wanneer de referentie-aanbiedingsvorm niet wordt gebruikt;

e) de lidstaten in staat stellen administratieve sancties toe te passen ter voorkoming van inbreuken, zoals met name de vervalsing en het frauduleuze gebruik van stempels en labels, of de uitvoering van de indeling door niet-gekwalificeerd personeel.

4. Met het oog op een accurate en betrouwbare indeling van geslachte volwassen runderen, geslachte varkens en geslachte schapen zorgt de Commissie er middels gedelegeerde handelingen voor dat de indeling wordt verricht door adequaat gekwalificeerde indelers.

5. Met het oog op de betrouwbaarheid van het indelingsschema kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen bepalingen vaststellen inzake de controles die moeten worden verricht en de gevolgen die uit een ontoereikende toepassing moeten worden getrokken.

6. Om ervoor te zorgen dat het comité voor EU-controle zijn doelstellingen verwezenlijkt, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de taken en de samenstelling van dat comité bepalen.

Artikel 36 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen nadere regels vast voor:

a) de tenuitvoerlegging van de EU-indelingsschema's voor geslachte runderen, varkens en schapen, met name op het gebied van:

i) de mededeling van de indelingsresultaten,

ii) controles ter plaatse, inspectieverslagen en vervolgmaatregelen,

iii) de namens de Unie door het comité voor EU-controle te verrichten controles ter plaatse van de indeling van geslachte volwassen runderen en geslachte schapen;

b) de rapportage van accurate informatie door de lidstaten aan de Commissie, met name met betrekking tot de prijzen van geslachte runderen, varkens en schapen;

c) de rapportage van informatie over slachthuizen en andere eenheden die prijzen noteren, en over de regio's waarvoor in de sector rundvlees prijzen worden genoteerd;

d) de namens de Unie door het comité voor EU-controle te verrichten controles ter plaatse met betrekking tot de rapportage van de prijzen van geslachte volwassen runderen en geslachte schapen.

HOOFDSTUK IIBijzondere interventiemaatregelen

Sectie IBuitengewone marktondersteunende maatregelen

ARTIKEL 37 Dierziekten

1. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de getroffen markt nemen om rekening te houden met de beperkingen van het intra-Uniale handelsverkeer en het handelsverkeer met derde landen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen gelden voor de volgende sectoren:

a) rundvlees;

b) melk en zuivelproducten;

c) varkensvlees;

d) schapen- en geitenvlees;

e) eieren;

f) vlees van pluimvee.

2. De in lid 1, eerste alinea, bedoelde maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten.

Zij mogen slechts worden genomen indien de betrokken lidstaat/lidstaten veterinaire en sanitaire maatregelen heeft/hebben genomen om snel een einde te maken aan de dierziekte, en mogen qua intensiteit en duur niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is voor de ondersteuning van de betrokken markt.

Artikel 38 Verlies van vertrouwen bij de consument

Voor de sectoren vlees van pluimvee en eieren kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen buitengewone marktondersteunende maatregelen nemen om rekening te houden met ernstige marktverstoringen die rechtstreeks toe te schrijven zijn aan een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren.

Deze maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten.

Artikel 39 Financiering

1. De Unie neemt deel in de financiering van de in de artikelen 37 en 38 bedoelde buitengewone maatregelen ten bedrage van 50 % van de door de lidstaten gedane uitgaven.

Voor de sectoren rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees neemt de Unie, in het geval van bestrijding van mond- en klauwzeer, 60 % van deze uitgaven voor haar rekening.

2. De lidstaten zien erop toe dat, wanneer producenten bijdragen in de uitgaven van de lidstaten, zulks niet leidt tot vervalsing van de concurrentie tussen producenten in verschillende lidstaten.

Sectie IIMaatregelen in de sectoren granen en rijst

ARTIKEL 40 Bijzondere marktmaatregelen in de sector granen

1. Om efficiënt en doeltreffend te reageren op dreigende marktverstoringen, kan de Commissie, wanneer de situatie dat vereist, middels zo nodig in het kader van de spoedprocedure vastgestelde gedelegeerde handelingen, bijzondere interventiemaatregelen nemen in de sector granen. Deze interventiemaatregelen kunnen met name worden genomen indien in één of meer regio's van de Unie de marktprijzen ten opzichte van de interventieprijs dalen of dreigen te dalen.

2. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot dit artikel vast. Deze maatregelen kunnen met name betrekking hebben op procedures, mededelingen, technische criteria en door de lidstaten te verrichten administratieve of fysieke controles.

Artikel 41 Bijzondere marktmaatregelen in de sector rijst

1. Om efficiënt en doeltreffend te reageren op dreigende marktverstoringen in de sector rijst, kan de Commissie, wanneer de situatie dat vereist, middels zo nodig in het kader van de spoedprocedure vastgestelde gedelegeerde handelingen, bijzondere interventiemaatregelen nemen teneinde:

a) te voorkomen dat in sommige regio’s van de Unie een massaal beroep wordt gedaan op openbare interventie overeenkomstig hoofdstuk I, sectie II, van dit deel;

b) een tekort aan beschikbare hoeveelheden padie als gevolg van een natuurramp op te vangen.

2. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen met betrekking tot dit artikel vast. Deze maatregelen kunnen met name betrekking hebben op procedures, mededelingen, technische criteria en door de lidstaten te verrichten administratieve of fysieke controles.

Sectie IIIMaatregelen in de sector suiker

ARTIKEL 42 Minimumprijs voor bieten

1. De minimumprijs voor quotumbieten bedraagt 26,29 euro per ton met ingang van het verkoopseizoen 2009/2010.

2. De in lid 1 vastgestelde minimumprijs geldt voor suikerbieten van de in bijlage IV, punt B, omschreven standaardkwaliteit.

3. Suikerproducerende ondernemingen die quotumbieten kopen die geschikt zijn voor verwerking tot suiker en bestemd zijn voor verwerking tot quotumsuiker, moeten ten minste de minimumprijs betalen, aangepast aan de hand van verhogingen of verlagingen voor de kwaliteitsverschillen ten opzichte van de standaardkwaliteit.

Met het oog op de aanpassing van de prijs in gevallen waar de werkelijke kwaliteit van de suikerbieten afwijkt van de standaardkwaliteit, worden de in de eerste alinea bedoelde verhogingen en verlagingen toegepast overeenkomstig de voorschriften die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 46, onder a), vaststelt.

4. Voor de hoeveelheden suikerbieten die overeenstemmen met de hoeveelheden industriële suiker of overtollige suiker waarvoor de in artikel 57 bedoelde overschotheffing wordt opgelegd, past de betrokken suikerproducerende onderneming de aankoopprijs op zodanige wijze aan dat deze ten minste gelijk is aan de minimumprijs voor quotumbieten.

Artikel 43 Verticale overeenkomsten

1. Sectorale overeenkomsten en leveringscontracten voldoen aan lid 3 en aan de aankoopvoorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 46, onder b), vaststelt, met name wat de voorwaarden voor de aankoop, de levering, de overname en de betaling van de bieten betreft.

2. De voorwaarden voor de aankoop van suikerbieten en suikerriet worden geregeld in sectorale overeenkomsten die worden gesloten tussen EU-telers van deze grondstoffen en suikerproducerende ondernemingen van de Unie.

3. In de leveringscontracten wordt aangegeven of de uit de suikerbieten te verkrijgen hoeveelheden suiker dienen te worden beschouwd:

a) als quotumsuiker, of

b) als buiten het quotum geproduceerde suiker.

4. Elke suikerproducerende onderneming verstrekt de lidstaat waar zij suiker produceert, de volgende gegevens:

a) de hoeveelheden bieten als bedoeld in lid 3, onder a), waarvoor zij vóór de inzaai leveringscontracten heeft gesloten, en het suikergehalte waarop die contracten zijn gebaseerd;

b) het daarmee overeenkomende geschatte rendement.

De lidstaten kunnen om aanvullende gegevens verzoeken.

5. Suikerproducerende ondernemingen die vóór de inzaai geen leveringscontracten op basis van de minimumprijs voor quotumbieten hebben gesloten voor een met hun quotumsuiker overeenkomende hoeveelheid bieten, in voorkomend geval aangepast door middel van de overeenkomstig artikel 45, lid 2, eerste alinea, vastgestelde coëfficiënt voor preventieve onttrekking aan de markt, moeten ten minste de minimumprijs voor quotumbieten betalen voor alle suikerbieten die zij tot suiker verwerken.

6. Met instemming van de betrokken lidstaat mag in sectorale overeenkomsten van de leden 3, 4 en 5 worden afgeweken.

7. Bij ontstentenis van sectorale overeenkomsten neemt de betrokken lidstaat de nodige, met deze verordening verenigbare, maatregelen om de belangen van de betrokken partijen te beschermen.

Artikel 44 Productieheffing

1. Er wordt een productieheffing gelegd op het suikerquotum, het isoglucosequotum en het inulinestroopquotum die in het bezit zijn van ondernemingen die suiker, isoglucose of inulinestroop produceren, als bedoeld in artikel 50, lid 2.

2. De productieheffing bedraagt 12,00 euro per ton quotumsuiker en quotuminulinestroop. Voor isoglucose bedraagt de productieheffing 50 % van de voor suiker geldende heffing.

3. Het totaalbedrag van de overeenkomstig lid 1 te betalen productieheffing wordt door de lidstaat aan de ondernemingen op zijn grondgebied in rekening gebracht op basis van het quotum dat de onderneming in het betrokken verkoopseizoen in haar bezit heeft.

De ondernemingen betalen deze heffing uiterlijk eind februari van het betrokken verkoopseizoen.

4. De EU-ondernemingen die suiker en inulinestroop produceren, kunnen van de telers van suikerbieten of suikerriet of de leveranciers van cichorei verlangen dat deze tot 50 % van de betrokken productieheffing voor hun rekening nemen.

Artikel 45 Onttrekking van suiker aan de markt

1. Om het structurele marktevenwicht in stand te houden bij een prijsniveau dat dicht bij de referentieprijs ligt, kan de Commissie met inachtneming van de verbintenissen van de Unie die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, middels uitvoeringshandelingen besluiten om die hoeveelheden in het kader van de quota geproduceerde suiker of isoglucose die de overeenkomstig lid 2 van dit artikel berekende drempel overschrijden, voor een bepaald verkoopseizoen aan de markt te onttrekken.

2. Voor elke onderneming die over een quotum beschikt, wordt de in lid 1 bedoelde onttrekkingsdrempel berekend door haar quotum te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die de Commissie uiterlijk op 16 maart van het voorafgaande verkoopseizoen op basis van de verwachte markttendensen vaststelt middels uitvoeringshandelingen.

Op basis van geactualiseerde markttendensen kan de Commissie uiterlijk op 31 oktober van het betrokken verkoopseizoen middels uitvoeringshandelingen besluiten de coëfficiënt aan te passen of, indien uit hoofde van de eerste alinea geen coëfficiënt is vastgesteld, alsnog een coëfficiënt vast te stellen.

3. Elke onderneming die over een quotum beschikt, slaat de suiker die binnen haar quotum boven de overeenkomstig lid 2 berekende drempel wordt geproduceerd, op eigen kosten op tot het begin van het volgende verkoopseizoen. De in een verkoopseizoen aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker of isoglucose worden behandeld als de eerste hoeveelheden die worden geproduceerd binnen het quotum voor het volgende verkoopseizoen.

In afwijking van de eerste alinea en met inachtneming van de verwachte tendensen op de suikermarkt kan de Commissie evenwel middels uitvoeringshandelingen besluiten om alle aan de markt onttrokken suiker of isoglucose dan wel een deel daarvan voor het lopende en/of het volgende verkoopseizoen te beschouwen als:

a) hetzij overtollige suiker of overtollige isoglucose die beschikbaar is om industriële suiker of industriële isoglucose te worden;

b) hetzij tijdelijke quotumproductie waarvan een deel kan worden gereserveerd voor uitvoer met inachtneming van de verbintenissen van de Unie die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

4. Als de suikervoorziening in de Unie ontoereikend is, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen besluiten dat een bepaalde hoeveelheid aan de markt onttrokken suiker vóór het einde van de periode van onttrekking aan de markt op de EU-markt mag worden verkocht.

5. Wanneer aan de markt onttrokken suiker wordt behandeld als de eerste suikerproductie van het volgende verkoopseizoen, wordt aan de bietenproducenten de minimumprijs van dat verkoopseizoen betaald.

Wanneer aan de markt onttrokken suiker industriële suiker wordt of wordt uitgevoerd overeenkomstig lid 3, onder respectievelijk a) of b), van het onderhavige artikel, zijn de voorschriften van artikel 42 betreffende de minimumprijs niet van toepassing.

Wanneer aan de markt onttrokken suiker vóór het einde van de periode van onttrekking aan de markt op de EU-markt wordt verkocht overeenkomstig lid 4, wordt aan de bietenproducenten de minimumprijs van het lopende verkoopseizoen betaald.

Artikel 46 Gedelegeerde bevoegdheden

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector suiker en om ervoor te zorgen dat de belangen van alle partijen terdege in aanmerking worden genomen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorschriften vaststellen inzake:

a) de toe te passen prijsaanpassingen als bedoeld in artikel 42, lid 3;

b) de leveringsovereenkomsten en aankoopvoorwaarden als bedoeld in artikel 43, lid 1;

c) de criteria die de suikerondernemingen moeten toepassen bij de verdeling van de hoeveelheden bieten waarop de vóór de inzaai gesloten leveringscontracten als bedoeld in artikel 43, lid 4, betrekking moeten hebben, over de verkopers van de bieten.

Sectie IVAanpassing van het aanbod

ARTIKEL 47 Maatregelen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken

Ter aanmoediging van de initiatieven van het bedrijfsleven om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken, uitgezonderd de initiatieven tot het uit de markt nemen van producten, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de volgende maatregelen nemen voor de sectoren levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en vlees van pluimvee:

a) maatregelen ter verbetering van de kwaliteit;

b) maatregelen ter bevordering van een betere organisatie van de productie, de verwerking en de afzet;

c) maatregelen om de notering van de marktprijstendensen te vergemakkelijken;

d) maatregelen om het opstellen van ramingen op korte en lange termijn op basis van de gebruikte productiemiddelen mogelijk te maken.

Artikel 48 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen inzake de procedures en technische voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 47 bedoelde maatregelen.

HOOFDSTUK III Productiebeperkingssystemen

Sectie IAlgemene bepalingen

ARTIKEL 49 Quotaregelingen en productiepotentieel

1. Voor de volgende producten wordt een quotaregeling toegepast:

a) melk en andere zuivelproducten als omschreven in artikel 58, lid 1, onder a) en b);

b) suiker, isoglucose en inulinestroop.

2. Als een producent met betrekking tot de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde quotaregelingen de desbetreffende quota overschrijdt en, wat suiker, isoglucose en inulinestroop betreft, geen gebruik maakt van de in artikel 54 bedoelde overtollige hoeveelheden, wordt op die hoeveelheden een overschotheffing gelegd met inachtneming van de in de secties II en III vastgestelde voorwaarden.

3. Voor de wijnsector zijn de bepalingen inzake productiepotentieel die betrekking hebben op onrechtmatige aanplant, de overgangsregeling inzake aanplantrechten en de rooiregeling, van toepassing overeenkomstig sectie V.

Sectie II SUIKER

SUBSECTIE I TOEWIJZING EN BEHEER VAN QUOTA

ARTIKEL 50 Toewijzing van quota

1. De quota voor de productie van suiker, isoglucose en inulinestroop op nationaal of regionaal niveau worden vastgesteld in bijlage VI.

2. De lidstaten kennen een quotum toe aan elke suiker-, isoglucose- of inulinestroopproducerende onderneming die op hun grondgebied is gevestigd en overeenkomstig artikel 51 is erkend.

Voor elke onderneming is het toe te kennen quotum gelijk aan het quotum in de zin van Verordening (EG) nr. 318/2006 dat voor het verkoopseizoen 2007/2008 aan de onderneming was toegekend.

3. Bij de toekenning van een quotum aan een suikerproducerende onderneming die meer dan één productie-eenheid heeft, nemen de lidstaten de maatregelen die zij noodzakelijk achten om terdege rekening te houden met de belangen van de suikerbieten- en de suikerriettelers.

Artikel 51 Erkende ondernemingen

1. Op verzoek verlenen de lidstaten een erkenning aan een onderneming die suiker, isoglucose of inulinestroop produceert, of aan een onderneming die deze producten verwerkt bij de vervaardiging van een product dat voorkomt op de in artikel 55, lid 2, bedoelde lijst, mits de onderneming:

a) het bewijs levert van haar professionele productiecapaciteit;

b) ermee instemt alle informatie te verstrekken en controles te ondergaan die verband houden met deze verordening;

c) niet het voorwerp is van een schorsing of intrekking van de erkenning.

2. De erkende ondernemingen verstrekken de lidstaat op het grondgebied waarvan de oogst van de suikerbieten of van het suikerriet of de raffinage plaatsvindt, de volgende gegevens:

a) de hoeveelheden suikerbieten of suikerriet waarvoor een leveringscontract is gesloten, en de desbetreffende schattingen van de opbrengsten aan suikerbieten of suikerriet en aan suiker per hectare;

b) de gegevens over de verwachte en werkelijke leveringen van suikerbieten, suikerriet en ruwe suiker en over de suikerproductie, alsmede opgaven van de suikervoorraden;

c) de verkochte hoeveelheden witte suiker en de desbetreffende prijzen en voorwaarden.

Artikel 52 Aanpassing van het nationale quotum

De Commissie past, middels gedelegeerde handelingen, de in bijlage VI vastgestelde quota aan als gevolg van de besluiten die de lidstaten overeenkomstig artikel 53 nemen.

Artikel 53 Herverdeling van het nationale quotum en verlaging van quota

1. Een lidstaat kan de suiker- of isoglucosequota die aan een op zijn grondgebied gevestigde onderneming zijn toegekend, met ingang van het verkoopseizoen 2008/2009 verlagen met ten hoogste 10 % per verkoopseizoen. De lidstaten passen daarbij objectieve en niet-discriminerende criteria toe.

2. De lidstaten kunnen quota tussen ondernemingen overdragen overeenkomstig de in bijlage VII vastgestelde regels en met inachtneming van de belangen van elk van de betrokken partijen, in het bijzonder de suikerbieten- en de suikerriettelers.

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verlaagde hoeveelheden worden door de betrokken lidstaat toegewezen aan één of meer ondernemingen op zijn grondgebied die al dan niet over een quotum beschikken.

Subsectie IIQuotumoverschrijding

ARTIKEL 54 Werkingssfeer

De suiker, isoglucose of inulinestroop die in een verkoopseizoen boven het in artikel 50 bedoelde quotum worden geproduceerd, mag:

a) worden gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde producten als bedoeld in artikel 55;

b) overeenkomstig artikel 56 worden overgeboekt naar de quotumproductie van het volgende verkoopseizoen;

c) worden gebruikt voor de specifieke voorzieningsregeling ten behoeve van de ultraperifere gebieden, overeenkomstig [hoofdstuk III van Verordening [ex (EG) nr. 247/2006] van het Europees Parlement en de Raad], of

d) worden uitgevoerd binnen de kwantitatieve grens die de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, vaststelt met inachtneming van de verbintenissen die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

De overige hoeveelheden worden onderworpen aan de in artikel 57 bedoelde overschotheffing.

Artikel 55 Industriële suiker

1. Industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop wordt gereserveerd voor de vervaardiging van een van de in lid 2 bedoelde producten indien:

a) daarvoor vóór het einde van het verkoopseizoen een leveringscontract is gesloten tussen een producent en een gebruiker die beiden overeenkomstig artikel 51 zijn erkend, en

b) deze suiker, isoglucose of inulinestroop uiterlijk op 30 november van het volgende verkoopseizoen aan de gebruiker is geleverd.

2. Om rekening te houden met de technische evolutie, kan de Commissie, middels een gedelegeerde handeling, een lijst opstellen van producten die met industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop mogen worden vervaardigd.

Deze lijst bevat met name:

a) bioethanol, alcohol, rum, levende gisten en hoeveelheden smeersiroop en hoeveelheden stroop voor de vervaardiging van Rinse appelstroop ;

b) bepaalde industriële producten die geen suiker bevatten maar bij de vervaardiging waarvan suiker, isoglucose of inulinestroop wordt gebruikt;

c) bepaalde producten van de chemische of farmaceutische industrie die suiker, isoglucose of inulinestroop bevatten.

Artikel 56 Overboeking van overtollige suiker

1. Elke onderneming kan besluiten de hoeveelheden die zij boven haar suikerquotum, haar isoglucosequotum of haar inulinestroopquotum produceert, geheel of gedeeltelijk over te boeken voor behandeling als een deel van de productie van het volgende verkoopseizoen. Onverminderd lid 3 is een dergelijk besluit onherroepelijk.

2. Ondernemingen die het in lid 1 bedoelde besluit nemen:

a) stellen de betrokken lidstaat vóór een door deze lidstaat te bepalen datum

- tussen 1 februari en 15 augustus van het lopende verkoopseizoen in kennis van de hoeveelheden rietsuiker die worden overgeboekt,

- tussen 1 februari en 15 augustus van het lopende verkoopseizoen in kennis van de hoeveelheden suiker of inulinestroop die worden overgeboekt;

b) verbinden zich ertoe die hoeveelheden op eigen kosten tot het einde van het lopende verkoopseizoen op te slaan.

3. Indien de definitieve productie van de onderneming in het betrokken verkoopseizoen kleiner was dan de schatting die is gemaakt toen het in lid 1 bedoelde besluit werd genomen, mag de overgeboekte hoeveelheid uiterlijk op 31 oktober van het volgende verkoopseizoen met terugwerkende kracht worden aangepast.

4. De overgeboekte hoeveelheden worden beschouwd als de eerste hoeveelheden die binnen het quotum van het volgende verkoopseizoen worden geproduceerd.

5. Voor suiker die overeenkomstig het onderhavige artikel tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van artikel 23 of 45 worden toegepast.

Artikel 57 Overschotheffing

1. Er wordt een overschotheffing gelegd op:

a) de in een verkoopseizoen geproduceerde hoeveelheden overtollige suiker, overtollige isoglucose en overtollige inulinestroop, met uitzondering van de overeenkomstig artikel 56 naar de quotumproductie van het volgende verkoopseizoen overgeboekte en opgeslagen hoeveelheden of de in artikel 54, onder c) en d), bedoelde hoeveelheden;

b) de hoeveelheden industriële suiker, industriële isoglucose en industriële inulinestroop waarvoor uiterlijk op een door de Commissie middels uitvoeringshandelingen te bepalen datum nog geen bewijs is geleverd dat die hoeveelheden zijn verwerkt bij de vervaardiging van een van de in artikel 55, lid 2, bedoelde producten;

c) de overeenkomstig artikel 45 aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker en isoglucose waarvoor de in artikel 45, lid 3, bedoelde verplichtingen niet worden nagekomen.

2. De overschotheffing wordt door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, vastgesteld op een niveau dat hoog genoeg is om de opeenstapeling van in lid 1 bedoelde hoeveelheden te voorkomen.

3. De in lid 1 bedoelde overschotheffing wordt door de lidstaat aan de ondernemingen op zijn grondgebied in rekening gebracht op basis van de geproduceerde hoeveelheden als bedoeld in lid 1 die voor de ondernemingen voor het betrokken verkoopseizoen zijn geconstateerd.

Sectie IIIMelk

SUBSECTIE I ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 58 Definities

1. Voor de toepassing van deze sectie wordt verstaan onder:

a) "melk": het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

b) "andere zuivelproducten": alle andere zuivelproducten dan melk, met name magere melk, room, boter, yoghurt en kaas die, in voorkomend geval, in "melkequivalent" worden omgerekend aan de hand van coëfficiënten die de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, vaststelt;

c) "producent": een landbouwer wiens bedrijf zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt en die melk produceert en afzet of voorbereidingen treft om dit in een zeer nabije toekomst te doen;

d) "bedrijf": bedrijf in de zin van artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009;

e) "koper": een onderneming of groepering die van een producent melk koopt:

- om deze, ook in het kader van een loonwerkovereenkomst, op te halen, te verpakken, op te slaan, te koelen of te verwerken,

- om deze door te verkopen aan één of meer ondernemingen die melk of andere zuivelproducten behandelen of verwerken;

f) "levering": elke levering van melk, exclusief andere zuivelproducten, door een producent aan een koper ongeacht of de producent, een koper, een onderneming die deze melk behandelt of verwerkt, dan wel een derde de melk vervoert;

g) "rechtstreekse verkoop": elke verkoop of overdracht van melk die rechtstreeks door de producent aan de consument wordt verricht, alsmede elke door een producent verrichte verkoop of overdracht van andere zuivelproducten;

h) "afzet": elke levering van melk of elke rechtstreekse verkoop van melk of andere zuivelproducten;

i) "individueel quotum": het quotum van een producent per 1 april van elk tijdvak van twaalf maanden;

j) "nationaal quotum": het voor elke lidstaat vastgestelde quotum als bedoeld in artikel 59;

k) "beschikbaar quotum": het quotum dat voor de producenten beschikbaar is per 31 maart van het tijdvak van twaalf maanden waarover de overschotheffing wordt berekend, rekening houdend met alle in deze verordening bedoelde overdrachten, verkopen, omzettingen en tijdelijke hertoewijzingen die in dit tijdvak van twaalf maanden hebben plaatsgevonden.

2. Voor de toepassing van de definitie in lid 1, onder e), wordt elke groepering van in hetzelfde geografische gebied gevestigde kopers die voor rekening van de haar leden administratieve en boekhoudkundige handelingen verricht die noodzakelijk zijn voor de betaling van de overschotheffing, als koper beschouwd. In dit verband wordt Griekenland als één geografisch gebied beschouwd en kan het een overheidsorganisatie gelijkstellen met een groepering van kopers.

3. Om met name te voorkomen dat hoeveelheden melk of andere zuivelproducten die worden afgezet, buiten de quotaregelingen vallen, kan de Commissie met inachtneming van de definitie van "levering" in lid 1, onder f), de definitie van "rechtstreekse verkoop" aanpassen middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 80, lid 1, onder i).

4. Om ervoor te zorgen dat alle specifieke situaties onder de melkquotaregeling vallen, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 80, lid 1, onder h), specifieke definities inzake de werking van de regeling vast.

Subsectie IIToewijzing en beheer van quota

ARTIKEL 59 Nationale quota

1. De nationale quota voor de productie van melk en andere zuivelproducten die gedurende zeven opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, te beginnen op 1 april 2008, (hierna "tijdvakken van twaalf maanden" genoemd) worden afgezet, worden vastgesteld in bijlage VIII.

2. De in lid 1 bedoelde quota worden overeenkomstig artikel 60 over de producenten verdeeld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen levering en rechtstreekse verkoop. Overschrijdingen van de nationale quota worden overeenkomstig deze sectie, op nationaal niveau in elke lidstaat en afzonderlijk voor leveringen en rechtstreekse verkopen vastgesteld.

3. De in bijlage VIII opgenomen nationale quota worden vastgesteld onverminderd een eventuele herziening in het licht van de algemene marktsituatie en van bijzondere omstandigheden in bepaalde lidstaten.

4. Voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben de nationale quota betrekking op alle hoeveelheden melk of melkequivalent die worden geleverd aan een koper of rechtstreeks worden verkocht, ook indien deze krachtens een in die landen geldende overgangsmaatregel worden geproduceerd of afgezet.

5. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de nodige voorschriften met betrekking tot de eenvormige tenuitvoerlegging van dit artikel in de lidstaten vast. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op procedures, mededelingen en technische criteria.

Artikel 60 Individuele quota

1. Het individuele quotum of de individuele quota van de producenten op 1 april 2008 is/zijn gelijk aan hun individuele quotum of quota op 31 maart 2008, onverminderd overdrachten, verkopen en omzettingen van quota die op 1 april 2008 ingaan.

2. Producenten kunnen beschikken over één of twee individuele quota, waarvan één voor leveringen en één voor rechtstreekse verkoop. Alleen de bevoegde autoriteit van de lidstaat kan op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de producent een omzetting van het ene in het andere quotum verrichten.

3. Beschikt de producent over twee quota, dan wordt zijn bijdrage in de eventueel verschuldigde overschotheffing voor elk quotum afzonderlijk berekend.

4. Ter compensatie van de Finse SLOM-producenten kan het aan leveringen toegewezen deel van het Finse nationale quotum als bedoeld in artikel 59, door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, worden verhoogd tot maximaal 200 000 ton. Deze overeenkomstig de EU-wetgeving toe te kennen reserve mag uitsluitend worden gebruikt voor producenten wier recht om de productie te hervatten ten gevolge van de toetreding is aangetast.

5. De individuele quota worden in voorkomend geval voor elk van de betrokken tijdvakken van twaalf maanden zodanig aangepast dat de som van de individuele quota voor leveringen en van die voor rechtstreekse verkoop voor geen enkele lidstaat het desbetreffende gedeelte van het overeenkomstig artikel 62 aangepaste nationale quotum overschrijdt, rekening houdend met eventuele verlagingen met het oog toewijzing aan de nationale reserve als bedoeld in artikel 64.

Artikel 61 Toewijzing van quota uit de nationale reserve

De lidstaten stellen de voorschriften vast aan de hand waarvan de quota uit de in artikel 64 bedoelde nationale reserve in hun geheel of gedeeltelijk aan de producenten worden toegewezen op basis van aan de Commissie meegedeelde objectieve criteria.

Artikel 62 Quotabeheer

1. De Commissie verricht, middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 81, onder a), voor elke lidstaat en voor elk tijdvak, vóór het einde daarvan, een aanpassing van het aandeel van "leveringen" en "rechtstreekse verkoop" in de nationale quota, rekening houdend met de door de producenten gevraagde omzettingen van individuele quota voor leveringen in individuele quota voor rechtstreekse verkoop en omgekeerd.

2. Uiterlijk op de data die de Commissie middels uitvoeringhandelingen vaststelt en overeenkomstig de voorschriften die de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 316, lid 3, vaststelt, delen de lidstaten de Commissie jaarlijks de gegevens mee die nodig zijn voor:

a) de in lid 1 van dit artikel bedoelde aanpassing;

b) de berekening van de door de lidstaat te betalen overschotheffing.

3. De voorschriften met betrekking tot het onderhavige artikel worden vastgesteld middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 80, lid 2, onder b), en middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 81, onder g).

Artikel 63 Vetgehalte

1. Aan iedere producent met een individueel quotum voor leveringen wordt voor dat quotum een referentievetgehalte toegekend.

2. Voor de per 31 maart 2008 overeenkomstig artikel 60, lid 1, aan de producenten toegewezen quota is het in lid 1 bedoelde referentievetgehalte gelijk aan het referentievetgehalte dat op die datum voor dat quotum geldt.

3. Het referentievetgehalte wordt gewijzigd bij de in artikel 60, lid 2, bedoelde omzetting en wanneer quota worden verworven, overgedragen of tijdelijk overgedragen volgens regels die de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 81, onder b), vaststelt.

4. Voor nieuwe producenten met een individueel quotum voor leveringen dat volledig afkomstig is uit de nationale reserve, wordt het vetgehalte vastgesteld aan de hand van regels die de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 81, onder b), vaststelt.

5. De in lid 1 bedoelde individuele referentievetgehalten worden, in voorkomend geval, bij de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens bij de aanvang van elk tijdvak van twaalf maanden telkens wanneer dat nodig is, zodanig aangepast dat het gewogen gemiddelde van de bovenbedoelde vetgehalten voor elke lidstaat het in bijlage IX vastgestelde referentievetgehalte met niet meer dan 0,1 gram per kg overschrijdt.

Artikel 64 Nationale reserve

1. Elke lidstaat vormt, met name met het oog op de in artikel 61 bedoelde toewijzing, een nationale reserve binnen de in bijlage VIII vastgestelde nationale quota. De nationale reserve wordt aangevuld, naargelang van het geval, door de in artikel 65 bedoelde overname van hoeveelheden, de in artikel 69 bedoelde inhouding op overdrachten of een lineaire verlaging van alle individuele quota. Deze quota blijven hun oorspronkelijke indeling als "levering" of "rechtstreekse verkoop" behouden.

2. Elk aan een lidstaat toegekend extra quotum wordt automatisch aan de nationale reserve toegevoegd en wordt volgens de voorzienbare behoeften verdeeld tussen "leveringen" en "rechtstreekse verkoop".

3. De quota die zich in de nationale reserve bevinden, hebben geen referentievetgehalte.

Artikel 65 Inactiviteit

1. Wanneer een natuurlijke of een rechtspersoon die over individuele quota beschikt, in de loop van een tijdvak van twaalf maanden niet langer aan de voorwaarden van artikel 58, lid 1, onder c), voldoet, worden de overeenkomstige hoeveelheden uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar toegevoegd aan de nationale reserve, tenzij die persoon vóór die datum opnieuw een producent in de zin van artikel 58, lid 1, onder c), wordt.

Indien die persoon uiterlijk aan het einde van het tweede tijdvak van twaalf maanden na de ontneming van zijn individuele quotum opnieuw een producent wordt, wordt het individuele quotum dat hem was ontnomen, hem uiterlijk op 1 april na de datum waarop hij hierom verzoekt, geheel of gedeeltelijk opnieuw toegewezen.

2. Wanneer een producent gedurende ten minste een tijdvak van twaalf maanden niet ten minste 85 % van zijn individuele quotum afzet, kan de lidstaat beslissen of en onder welke voorwaarden het ongebruikte quotum geheel of gedeeltelijk wordt toegevoegd aan de nationale reserve.

De lidstaat bepaalt onder welke voorwaarden een quotum opnieuw aan de betrokken producent wordt toegewezen indien deze de afzet hervat.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing in geval van overmacht en in naar behoren gemotiveerde en door de bevoegde autoriteiten erkende omstandigheden die tijdelijk de productiecapaciteit van de betrokken producenten beïnvloeden.

Artikel 66 Tijdelijke overdrachten

1. Aan het einde van elk tijdvak van twaalf maanden staan de lidstaten voor het betrokken tijdvak de tijdelijke overdracht toe van een deel van de individuele quota die de producenten die hierover beschikken, niet voornemens zijn te gebruiken.

De lidstaten kunnen de overdrachten regelen naargelang van de categorie producenten of de structuur van de melkproductie, deze beperken op het niveau van de koper of binnen de regio, volledige overdracht toestaan in de in artikel 65, lid 3, bedoelde gevallen en bepalen in hoeverre de cedent overdrachten kan herhalen.

2. Elke lidstaat kan besluiten lid 1 niet toe te passen op grond van één van of van beide onderstaande criteria:

a) de noodzaak structurele ontwikkelingen en aanpassingen te vergemakkelijken;

b) dwingende redenen van administratieve aard.

Artikel 67 Overdracht van quota met grond

1. Bij verkoop, verhuur, overgang door vererving — ook vóór het overlijden van de erflater — of elke andere overdracht die voor de producent vergelijkbare rechtsgevolgen heeft, worden de individuele quota samen met het bedrijf overgedragen aan de producent die het bedrijf overneemt, op de wijze die door de lidstaten wordt bepaald rekening houdend met de voor de melkproductie gebruikte oppervlakten of met andere objectieve criteria en, in voorkomend geval, met een overeenkomst tussen de partijen. Het gedeelte van het quotum dat in voorkomend geval niet met het bedrijf is overgedragen, wordt aan de nationale reserve toegevoegd.

2. Wanneer de quota overeenkomstig lid 1 in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de quota aan uitsluitend de producenten, besluiten dat het quotum niet samen met het bedrijf wordt overgedragen.

3. Bij overdracht van grond aan de overheid en/of ten algemenen nutte of wanneer de overdracht geen landbouwdoeleinden dient, zien de lidstaten erop toe dat de nodige maatregelen ter vrijwaring van de rechtmatige belangen van de partijen worden getroffen, en met name dat de producent die de grond overdraagt, in de gelegenheid wordt gesteld de melkproductie voort te zetten, indien hij dit wenst.

4. Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de partijen worden in geval van het verstrijken van een pachtovereenkomst die niet op soortgelijke voorwaarden kan worden verlengd, of in situaties met vergelijkbare rechtsgevolgen de betrokken individuele quota geheel of ten dele overgedragen aan de producent die ze overneemt, volgens door de lidstaten vastgestelde bepalingen en met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen.

Artikel 68 Bijzondere overdrachten

1. Om de herstructurering van de melkproductie tot een goed einde te brengen of de milieusituatie te verbeteren, kunnen de lidstaten op de wijze die zij bepalen met inachtneming van de rechtmatige belangen van de betrokken partijen:

a) aan producenten die zich ertoe verbinden de melkproductie geheel of ten dele definitief te staken, een vergoeding toekennen die ineens of in jaarlijkse tranches wordt betaald, en de aldus vrijgekomen individuele quota aan de nationale reserve toevoegen;

b) aan de hand van objectieve criteria bepalen onder welke voorwaarden een producent aan het begin van een tijdvak van twaalf maanden kan verkrijgen dat de bevoegde autoriteit of de door haar aangewezen instantie hem tegen betaling individuele quota toewijst die aan het einde van het voorgaande tijdvak van twaalf maanden definitief door andere producenten zijn vrijgemaakt in ruil voor een vergoeding ineens of in jaarlijkse tranches die gelijk is aan de bovengenoemde betaling;

c) de overdrachten van quota zonder grond centraliseren en er toezicht op uitoefenen;

d) bij overdracht van grond met het oog op de verbetering van het milieu, het betrokken individuele quotum toewijzen aan de producent die de grond overdraagt, indien hij voornemens is de melkproductie voort te zetten;

e) aan de hand van objectieve criteria bepalen in welke regio's en ophaalgebieden quota, met het oog op de verbetering van de melkproductiestructuur, definitief mogen worden overgedragen zonder overeenkomstige overdracht van grond;

f) op verzoek van een producent aan de bevoegde autoriteit of een door haar aangewezen instantie de definitieve overdracht van quota zonder overdracht van de corresponderende grond of andersom toestaan, ten einde de melkproductiestructuur op het niveau van het bedrijf te verbeteren of bij te dragen tot de extensivering van de productie.

2. Lid 1 kan op nationaal niveau, op het passende territoriale niveau of in bepaalde ophaalgebieden ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 69 Inhouding van quota

1. Wanneer de in de artikelen 67 en 68 bedoelde overdrachten worden verricht, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria een gedeelte van de individuele quota inhouden ten behoeve van de nationale reserve.

2. Wanneer de quota overeenkomstig de artikelen 67 en 68 met of zonder de corresponderende grond in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de quota aan uitsluitend de producenten, beslissen of en onder welke voorwaarden de overgedragen quota geheel of ten dele aan de nationale reserve worden toegevoegd.

Artikel 70 Steun voor het verkrijgen van quota

De verkoop, overdracht of toewijzing van quota op grond van deze sectie komt niet in aanmerking voor enigerlei door een overheidsinstantie te verlenen financiële steun die rechtstreeks aan de verkrijging van quota gekoppeld is.

Subsectie IIIQuotumoverschrijding

ARTIKEL 71 Overschotheffing

1. Op melk en andere zuivelproducten die worden afgezet boven de overeenkomstig subsectie II vastgestelde nationale quota, wordt een overschotheffing gelegd.

Deze heffing wordt vastgesteld op 27,83 euro per 100 kilogram melk.

Voor de tijdvakken van twaalf maanden die ingaan op 1 april 2009 en 1 april 2010 wordt de overschotheffing voor hoeveelheden melk boven 106 % van de nationale leveringsquota die van toepassing zijn tijdens het op 1 april 2008 ingegane tijdvak van twaalf maanden, vastgesteld op 150 % van de in de tweede alinea bedoelde heffing.

2. In afwijking van lid l, eerste alinea, is, voor de op 1 april 2009 en op 1 april 2010 ingegane tijdvakken van twaalf maanden, en enkel voor de leveringen, de overschotheffing verschuldigd voor melk die wordt afgezet boven het overeenkomstig subsectie II vastgestelde nationale quotum, verminderd met de individuele quota voor leveringen die overeenkomstig artikel 68, lid 1, onder a), vanaf 30 november 2009 aan de nationale reserve zijn toegevoegd en daar ook blijven tot en met 31 maart van het betrokken tijdvak van twaalf maanden.

3. De lidstaten zijn de Unie de overschotheffing verschuldigd die voortvloeit uit de overschrijding van het nationale quotum, dat op nationaal niveau afzonderlijk wordt bepaald voor leveringen en voor rechtstreekse verkopen, en zij maken, tussen 16 oktober en 30 november na afloop van het betrokken tijdvak van twaalf maanden, 99 % van het verschuldigde bedrag over aan het ELGF.

4. Het verschil tussen het bedrag van de overschotheffing dat voortvloeit uit de toepassing van lid 2 en het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van lid 1, eerste alinea, wordt door de lidstaat gebruikt voor de financiering van herstructureringsmaatregelen in de zuivelsector.

5. Als de in lid 1 bedoelde overschotheffing niet vóór de vastgestelde datum is betaald, brengt de Commissie, na raadpleging van het bij Verordening (EG) nr. 1290/2005 ingestelde Comité voor de landbouwfondsen en middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 81, onder d), van de onderhavige verordening, een bedrag dat gelijk is aan de niet-betaalde overschotheffing, in mindering op de maandelijkse betalingen in de zin van artikel 14 en artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005. Alvorens een besluit te nemen, meldt de Commissie dit aan de betrokken lidstaat, die binnen een week zijn standpunt kenbaar maakt. Artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 is niet van toepassing.

Artikel 72 Bijdrage van de producenten in de verschuldigde overschotheffing

De overschotheffing wordt overeenkomstig de artikelen 73 en 76 volledig omgeslagen over de producenten die hebben bijgedragen tot elk van de overschrijdingen van de in artikel 59, lid 2, bedoelde nationale quota.

Onverminderd artikel 73, lid 2, en artikel 76, lid 1, zijn de producenten de lidstaat de betaling verschuldigd van hun bijdrage in de overeenkomstig de artikelen 62, 63 en 73 berekende overschotheffing die zij louter wegens de overschrijding van hun beschikbare quota verschuldigd zijn.

Voor de op 1 april 2009 en op 1 april 2010 ingegane tijdvakken van twaalf maanden, en enkel voor de leveringen, wordt de overschotheffing overeenkomstig de artikelen 73 en 76 volledig omgeslagen over de producenten die hebben bijgedragen aan de overschrijding van het nationale quotum als vastgesteld overeenkomstig artikel 71, lid 2.

Artikel 73 Overschotheffing op leveringen

1. Om de eindafrekening van de overschotheffing op te stellen, worden de door iedere producent geleverde hoeveelheden, wanneer het werkelijke vetgehalte van het referentievetgehalte afwijkt, naar boven of naar onder gecorrigeerd.

Op nationaal niveau wordt de overschotheffing berekend op basis van de overeenkomstig de eerste alinea gecorrigeerde som van de leveringen.

2. De bijdrage van de producenten in de betaling van de verschuldigde overschotheffing wordt, naar keuze van de lidstaat, al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van het nationale quotum voor leveringen, door de lidstaten vastgesteld naar evenredigheid van de individuele quota van elke producent of overeenkomstig door de lidstaten vast te stellen objectieve criteria:

a) hetzij op nationaal niveau op basis van de hoeveelheid waarmee het quotum van elke producent is overschreden;

b) hetzij eerst voor iedere koper en vervolgens, in voorkomend geval, op nationaal niveau.

Bij toepassing van artikel 71, lid 1, derde alinea, zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer zij de bijdrage van elke producent in de betaling van het deel van de heffing dat resulteert uit de toepassing van het in die alinea bedoelde hogere percentage vaststellen, aan dit deel evenredig wordt bijgedragen door de producenten die, volgens door de lidstaat vast te stellen objectieve criteria, hiervoor aansprakelijk zijn.

Artikel 74 Rol van de koper

1. De koper is verantwoordelijk voor de inning, bij de producenten, van de bijdragen die deze verschuldigd zijn uit hoofde van de overschotheffing en betaalt aan de bevoegde instantie van de lidstaat, vóór een datum en overeenkomstig nadere voorschriften die de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 81, onder d), f) en g), bepaalt, het bedrag van deze bijdrage die hij inhoudt op de aan de producenten die voor de overschrijding verantwoordelijk zijn, betaalde melkprijs of die hij, bij gebreke daarvan, op een andere passende wijze int.

2. Indien een koper geheel of gedeeltelijk in de plaats treedt van één of meer andere kopers, worden voor de rest van het lopende tijdvak van twaalf maanden de beschikbare individuele quota van de producenten in aanmerking genomen na aftrek van de reeds geleverde hoeveelheden en rekening houdend met het vetgehalte daarvan. Dit lid geldt ook wanneer een producent van koper verandert.

3. Wanneer, in de loop van de referentieperiode, de door een producent geleverde hoeveelheden zijn beschikbare quotum overschrijden, kan de betrokken lidstaat beslissen dat de koper bij elke levering van die producent die zijn quotum overschrijdt, op de door de lidstaat vastgestelde wijze, een bedrag inhoudt op de voor de melk betaalde prijs als voorschot op de bijdrage van deze producent in de overschotheffing. De lidstaat kan specifieke regelingen vaststellen die de kopers de mogelijkheid bieden dat voorschot in te houden wanneer de producenten aan verscheidene kopers leveren.

Artikel 75 Erkenning

De hoedanigheid van koper moet vooraf door de lidstaat worden erkend aan de hand van criteria die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 80, lid 1, onder f), vaststelt.

Artikel 76 Overschotheffing bij rechtstreekse verkoop

1. Bij rechtstreekse verkoop wordt naar keuze van de lidstaat de bijdrage van elke producent in de betaling van de overschotheffing, al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van het nationale quotum voor rechtstreekse verkoop, hetzij op het passende territoriale niveau, hetzij nationaal vastgesteld.

2. Aan de hand van door de Commissie vastgestelde criteria bepalen de lidstaten de grondslag voor de berekening van de bijdrage van de producent in de overschotheffing die verschuldigd is op de totale hoeveelheid melk die is verkocht of doorverkocht of is gebruikt voor de vervaardiging van verkochte of doorverkochte zuivelproducten.

3. Voor het opstellen van de eindafrekening van de overschotheffing wordt geen rekening gehouden met het vetgehalte.

Artikel 77 Te veel betaalde en onbetaalde bedragen

1. Wanneer met betrekking tot leveringen of rechtstreekse verkopen wordt geconstateerd dat de overschotheffing verschuldigd is en dat de van de producenten geïnde bijdrage groter is dan die heffing, kan de lidstaat:

a) het te veel geïnde bedrag geheel of gedeeltelijk gebruiken voor de financiering van de in artikel 68, lid 1, onder a), bedoelde maatregelen, en/of

b) dit bedrag geheel of gedeeltelijk terugbetalen aan producenten die:

i) behoren tot prioritaire categorieën die de lidstaat binen de door de Commissie bepaalde termijn vaststelt op basis van door de Commissie te bepalen objectieve criteria, of

ii) zich in buitengewone omstandigheden bevinden als gevolg van een nationale maatregel die geen verband houdt met de in dit hoofdstuk vastgestelde quotaregeling voor melk en andere zuivelproducten.

2. Wanneer wordt geconstateerd dat geen overschotheffing verschuldigd is, worden door de kopers of de lidstaat eventueel geïnde voorschotten uiterlijk aan het einde van het volgende tijdvak van twaalf maanden terugbetaald.

3. Indien de koper heeft verzuimd om de bijdragen van de producenten in de overschotheffing overeenkomstig artikel 74 te innen, kan de lidstaat de onbetaalde bedragen rechtstreeks bij de producent innen, onverminderd de sancties die hij aan de in gebreke gebleven koper kan opleggen.

4. Producenten of kopers die de betalingstermijn niet in acht nemen, moeten aan de lidstaat een door de Commissie vast te stellen achterstandsrente betalen.

Sectie IV PROCEDUREBEPALINGEN VOOR SUIKER- EN MELKQUOTA

SUBSECTIE I PROCEDUREBEPALINGEN VOOR SUIKERQUOTA

ARTIKEL 78 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat de in artikel 51 bedoelde ondernemingen hun verplichtingen nakomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften over de verlening en de intrekking van de erkenning van deze ondernemingen vaststellen, alsmede de criteria inzake administratieve sancties.

2. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector suiker en om ervoor te zorgen dat de belangen van alle partijen terdege in aanmerking worden genomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, aanvullende definities vaststellen van, onder meer, de suiker-, de isoglucose- en de inulinestroopproductie, de productie van een onderneming en de voorwaarden voor de verkoop aan ultraperifere gebieden.

3. Om ervoor te zorgen dat de bietentelers nauw worden betrokken bij een besluit om een bepaalde hoeveelheid van de productie over te boeken, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften inzake de overboeking van suiker vaststellen.

Artikel 79 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan met betrekking tot de in artikel 51 bedoelde ondernemingen, middels uitvoeringshandelingen, voorschriften vaststellen betreffende:

a) door de ondernemingen ingediende aanvragen voor erkenning, door erkende ondernemingen bij te houden documentatie en door de erkende ondernemingen in te dienen gegevens;

b) het systeem van door de lidstaten te verrichten controles van de erkende ondernemingen;

c) de mededelingen van de lidstaten aan de Commissie en aan de erkende ondernemingen;

d) de levering van grondstoffen aan de ondernemingen, met inbegrip van de leveringscontracten en de leveringsbonnen;

e) de equivalentie met suiker als bedoeld in artikel 54, onder a);

f) de specifieke bevoorradingsregeling voor de ultraperifere gebieden;

g) de uitvoer als bedoeld in artikel 54, onder d);

h) de samenwerking tussen de lidstaten met het oog op doeltreffende controles;

i) de wijziging van de in artikel 56 vastgestelde data;

j) de vaststelling van de overtollige hoeveelheid, de mededelingen en de betaling van de overschotheffing als bedoeld in artikel 57.

Subsectie IIProcedurebepalingen voor melkquota

ARTIKEL 80 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat de melkquotaregeling haar doel bereikt, met name dat de individuele quota efficiënt worden benut en de heffing naar behoren wordt berekend, geïnd en gebruikt, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vast inzake:

a) de tijdelijke en definitieve omzettingen van quota;

b) de methoden voor de berekening van de heffing;

c) de hertoewijzing van ongebruikte quota;

d) de drempel voor de toepassing van de correctie op basis van het vetgehalte;

e) de verplichting van de producent om aan erkende kopers te leveren;

f) de erkenning van kopers;

g) de objectieve criteria voor de terugbetaling van het te veel betaalde bedrag van de heffing;

h) specifieke definities met betrekking tot de werking van de regeling;

i) de aanpassing van de definitie van "rechtstreekse verkoop", rekening houdend met de definitie van "levering" in artikel 58, lid 1, onder f).

2. Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers en de lidstaten hun verplichtingen nakomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) sancties wanneer producenten of kopers hun verplichtingen niet nakomen, met name met betrekking tot de termijnen voor de betaling van de heffing, de levering aan een erkende koper, de rapportage van leveringen en rechtstreekse verkopen, de indiening van juiste opgaven of aangiften, en het bijhouden van documentatie;

b) sancties voor lidstaten die hun in artikel 62, lid 2, vastgestelde verplichtingen niet nakomen.

Artikel 81 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen vast, onder meer inzake:

a) de definitieve omzetting van quota en de verdeling van de nationale quota tussen leveringen en rechtstreekse verkopen;

b) de vaststelling van de coëfficiënt voor het vetgehalte van individuele quota, de correctie van het vetgehalte en de registratie van de overschrijding van het vetgehalte voor de nationale quota;

c) de vaststelling van melkequivalenten;

d) de termijn en het ontstaansfeit voor de wisselkoers voor de betaling van de heffing en voor de terugbetaling van het te veel betaalde bedrag van de heffing, alsmede de verlaging van de voorschotten bij niet-naleving van de termijnen;

e) de geldende rentevoeten bij te late betaling, de correcte oplegging van de heffing en het gebruik van het niet aan het ELGF verschuldigde aandeel van 1 % van de heffing;

f) de voorlichting van producenten over nieuwe definities, de mededeling van individuele quota en de kennisgeving van de heffing;

g) de mededeling van informatie over de toepassing van de regelingen inzake de heffing in de melksector;

h) het opstellen van leveringsopgaven en aangiften van rechtstreekse verkopen;

i) de verplichtingen van kopers en producenten tot het opstellen van aangiften, het bijhouden van documentatie en het verstrekken van informatie;

j) controles van de leveringen en van de rechtstreekse verkopen.

Sectie VProductiepotentieel in de wijnsector

SUBSECTIE I ONRECHTMATIGE AANPLANT

ARTIKEL 82 Onrechtmatige aanplant na 31 augustus 1998

1. Oppervlakten waarop, in voorkomend geval, na 31 augustus 1998 zonder overeenkomstig aanplantrecht wijnstokken zijn aangeplant, worden door de producenten op eigen kosten gerooid.

2. In afwachting van de in lid 1 bedoelde rooiactiviteiten mogen de druiven die afkomstig zijn van de in dat lid bedoelde oppervlakten, evenals de met die druiven bereide producten, slechts voor distillatie en uitsluitend op kosten van de producent in het verkeer worden gebracht. De bij deze distillatie verkregen producten mogen niet worden gebruikt voor de bereiding van alcohol met een effectief alcoholvolumegehalte van 80 % vol of minder.

3. Onverminderd eventuele vroegere sancties die door de lidstaten zijn opgelegd, leggen de lidstaten aan de producenten die deze rooiverplichting niet in acht hebben genomen, sancties op die worden aangepast aan de ernst, de omvang en de duur van de niet-naleving.

4. Het in artikel 89, lid 1, vastgestelde verstrijken van het voorlopige verbod op nieuwe aanplant op 31 december 2015 doet niets af aan de in het onderhavige artikel vastgestelde verplichtingen.

Artikel 83 Verplichte regularisatie van onrechtmatige aanplant die vóór 1 september 1998 heeft plaatsgehad

1. De producenten moeten, in voorkomend geval, de oppervlakten waarop zij vóór 1 september 1998 zonder overeenkomstig aanplantrecht wijnstokken hebben aangeplant, tegen de betaling van een vergoeding uiterlijk op 31 december 2009 regulariseren.

Onverminderd eventuele procedures in verband met de goedkeuring van de rekeningen geldt de eerste alinea niet voor oppervlakten die zijn geregulariseerd overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad[18].

2. De in lid 1 bedoelde vergoeding wordt door de lidstaten vastgesteld. De vergoeding moet ten minste het dubbele bedragen van de gemiddelde waarde van het overeenkomstige aanplantrecht in de betrokken regio.

3. In afwachting van de in lid 1 bedoelde regularisatie mogen de druiven die afkomstig zijn van de in dat lid bedoelde oppervlakten, evenals de met die druiven bereide producten, slechts voor distillatie en uitsluitend op kosten van de producent in het verkeer worden gebracht. De bij deze distillatie verkregen producten mogen niet worden gebruikt voor de bereiding van alcohol met een effectief alcoholvolumegehalte van 80 % vol of minder.

4. In lid 1 bedoelde onrechtmatig aangeplante oppervlakten die uiterlijk op 31 december 2009 niet overeenkomstig dat lid zijn geregulariseerd, worden door de betrokken producenten op eigen kosten gerooid.

De lidstaten leggen aan de producenten die deze rooiverplichting niet in acht nemen, sancties op die worden aangepast aan de ernst, de omvang en de duur van de niet-naleving.

In afwachting van het rooien als bedoeld in de eerste alinea, is lid 3 van overeenkomstige toepassing.

5. Het in artikel 89, lid 1, vastgestelde verstrijken van het voorlopige verbod op nieuwe aanplant op 31 december 2015 doet niets af aan de in de leden 3 en 4 vastgestelde verplichtingen.

Artikel 84 Controle op het niet in het verkeer brengen en op distillatie

1. Wat betreft artikel 82, lid 2, en artikel 83, leden 3 en 4, eisen de lidstaten een bewijs dat de betrokken producten niet in het verkeer zijn gebracht of, wanneer de betrokken producten worden gedistilleerd, de voorlegging van de distillatiecontracten.

2. De lidstaten verifiëren het niet in het verkeer brengen en de distillatie als bedoeld in lid 1. Bij niet-naleving leggen zij sancties op.

3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de oppervlakten waarvoor de distillatieverplichting geldt, alsmede van het overeenkomstige aantal volume-eenheden alcohol.

Artikel 85 Begeleidende maatregelen

De in artikel 83, lid 1, eerste alinea, bedoelde niet-geregulariseerde oppervlakten en de in artikel 82, lid 1, bedoelde oppervlakten komen niet in aanmerking voor steunmaatregelen van de lidstaten of van de Unie.

Artikel 86 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat de producenten hun in deze subsectie vastgestelde verplichtingen nakomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, bepalingen vaststellen inzake het in artikel 84, lid 1, bedoelde niet in het verkeer brengen van producten en kan zij sancties vaststellen die de lidstaten kunnen opleggen bij niet-naleving van de bedoelde verplichtingen.

2. Om te garanderen dat onrechtmatige aanplant doeltreffend wordt geconstateerd en geëlimineerd, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen om bij niet-naleving door de lidstaten de EU-toewijzing voor steunmaatregelen te verlagen en daarbij de verplichting op te leggen gegevens over onrechtmatige aanplant mee te delen.

Artikel 87 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen vaststellen inzake:

a) de mededelingen van de lidstaten;

b) het verzamelen van aanvullende gegevens betreffende de mededelingen van de lidstaten in het kader van Verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie[19].

c) de door de lidstaten uit te voeren controles en de rapportage van gegevens over deze controles aan de Commissie.

Subsectie IIOvergangsregeling inzake aanplantrechten

ARTIKEL 88 Duur

Deze subsectie is van toepassing tot en met 31 december 2015.

Artikel 89 Tijdelijk verbod op de aanplant van wijnstokken

1. Onverminderd artikel 166, en met name lid 4, is het verboden wijnstokken aan te planten van wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 166, lid 2, in een indeling mogen worden opgenomen.

2. Het is eveneens verboden wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 166, lid 2, in een indeling mogen worden opgenomen, te enten op andere wijndruivenrassen dan de in dat artikel bedoelde.

3. In afwijking van de leden 1 en 2 worden het aanplanten en het enten als bedoeld in die leden, toegestaan, mits dat gebeurt op grond van:

a) nieuweaanplantrechten, als bedoeld in artikel 90;

b) herbeplantingsrechten, als bedoeld in artikel 91;

c) uit een reserve toegekende aanplantrechten, als bedoeld in de artikelen 92 en 93.

4. De in lid 3 bedoelde aanplantrechten worden toegekend voor in hectare uitgedrukte oppervlakten.

5. De lidstaten mogen het in lid 1 bedoelde verbod uiterlijk tot en met 31 december 2018 op hun grondgebied of op gedeelten van hun grondgebied handhaven. In die gevallen blijft de in deze subsectie, inclusief dit artikel, uiteengezette overgangsregeling inzake aanplantrechten in de betrokken lidstaat van overeenkomstige toepassing.

Artikel 90 Nieuweaanplantrechten

1. De lidstaten mogen producenten nieuweaanplantrechten toekennen voor oppervlakten:

a) die voor nieuwe aanplant zijn bestemd in het kader van ruilverkavelingen of onteigeningen in het algemeen belang waartoe krachtens de nationale wetgeving is besloten, of

b) die bestemd zijn voor experimentele doeleinden, of

c) die bestemd zijn voor het kweken van entstokken, of

d) waarvan de opbrengst aan wijn of wijnproducten uitsluitend bestemd is voor consumptie door de wijnbouwer en zijn gezin.

2. De toegekende nieuweaanplantrechten worden:

a) gebruikt door de producent aan wie zij zijn toegekend;

b) gebruikt vóór het einde van het tweede wijnoogstjaar na dat waarin de rechten zijn toegekend;

c) gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij zijn toegekend.

Artikel 91 Herbeplantingsrechten

1. De lidstaten kennen herbeplantingsrechten toe aan producenten die een met wijnstokken beplante oppervlakte hebben gerooid.

Voor gerooide oppervlakten waarvoor overeenkomstig deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie IV bis, subsectie III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 een rooipremie is toegekend, worden evenwel geen herbeplantingsrechten toegekend.

2. De lidstaten kunnen herbeplantingsrechten toekennen aan producenten die zich ertoe verbinden een met wijnstokken beplante oppervlakte te rooien. In dergelijke gevallen wordt de oppervlakte waarvoor de verbintenis is aangegaan, gerooid binnen drie jaar na het jaar waarin de nieuwe wijnstokken waarvoor de herbeplantingsrechten zijn toegekend, zijn aangeplant.

3. De oppervlakte waarvoor herbeplantingsrechten worden toegekend moet, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, overeenkomen met de gerooide oppervlakte.

4. De herbeplantingsrechten moeten worden gebruikt op het bedrijf waaraan zij zijn toegekend. De lidstaten mogen voorts bepalen dat dergelijke herbeplantingsrechten slechts mogen worden gebruikt op de gerooide oppervlakte.

5. In afwijking van lid 4 kunnen de lidstaten bepalen dat herbeplantingsrechten in de volgende gevallen geheel of gedeeltelijk aan een ander bedrijf in dezelfde lidstaat mogen worden overgedragen:

a) wanneer een deel van het betrokken bedrijf aan dat andere bedrijf wordt overgedragen;

b) wanneer oppervlakten van dat andere bedrijf zijn bestemd voor:

i) de productie van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, of

ii) het kweken van entstokken.

De lidstaten zorgen ervoor dat de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde afwijkingen niet leidt tot een algemene stijging van het productiepotentieel op hun grondgebied, met name wanneer overdrachten plaatsvinden van niet-bevloeide naar bevloeide oppervlakten.

6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op rechten die vergelijkbaar zijn met herbeplantingsrechten en zijn verworven op grond van eerdere wetgeving van de Unie of van de lidstaat.

7. Herbeplantingsrechten die zijn toegekend op grond van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999, worden gebruikt binnen de daarin vastgestelde termijnen.

Artikel 92 Nationale en regionale reserve van aanplantrechten

1. Met het oog op een beter beheer van het productiepotentieel vormen de lidstaten een nationale reserve of regionale reserves van aanplantrechten.

2. Lidstaten die op grond van Verordening (EG) nr. 1493/1999 een nationale reserve of regionale reserves van aanplantrechten hebben gevormd, mogen deze reserves behouden zolang zij de overgangsregeling inzake aanplantrechten overeenkomstig deze subsectie toepassen.

3. De volgende aanplantrechten worden, indien zij niet binnen de voorgeschreven termijn worden gebruikt, toegewezen aan de nationale of regionale reserves:

a) nieuweaanplantrechten;

b) herbeplantingsrechten;

c) uit de reserve toegekende aanplantrechten.

4. De producenten mogen herbeplantingsrechten overdragen aan de nationale of regionale reserves. De voorwaarden voor dergelijke overdrachten, in voorkomend geval tegen een vergoeding uit nationale middelen, worden door de lidstaten vastgesteld met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen.

5. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten beslissen geen reservesysteem in te stellen, op voorwaarde dat zij kunnen aantonen over een ander doeltreffend systeem voor het beheer van aanplantrechten op hun hele grondgebied te beschikken. Dat systeem mag indien nodig afwijken van de desbetreffende bepalingen van deze subsectie.

De eerste alinea is eveneens van toepassing op de lidstaten die de werking van op grond van Verordening (EG) nr. 1493/1999 gevormde nationale of regionale reserves stopzetten.

Artikel 93 Toekenning van aanplantrechten uit de reserve

1. De lidstaten mogen rechten uit een reserve toekennen:

a) zonder betaling van een vergoeding, aan producenten die jonger zijn dan 40 jaar, de nodige vakbekwaamheid en -kennis hebben en voor het eerst als bedrijfshoofd een bedrijf opstarten;

b) tegen betaling van een vergoeding aan een nationaal fonds of, in voorkomend geval, aan regionale fondsen, aan producenten die voornemens zijn de rechten te gebruiken voor de aanplant van wijngaarden waarvan de productie gegarandeerd kan worden afgezet.

De lidstaten stellen de criteria vast voor de bepaling van het bedrag van de in de eerste alinea, onder b), bedoelde vergoeding, die kan variëren naargelang van het toekomstige eindproduct van de betrokken wijngaarden en de resterende periode waarin het in artikel 89, leden 1 en 2, bedoelde verbod op nieuwe aanplant nog van kracht is.

2. Wanneer uit een reserve toegekende rechten worden gebruikt, zien de lidstaten erop toe dat:

a) de locatie en de gebruikte rassen en teeltmethoden borg staan voor een op de marktvraag afgestemde productie;

b) de betrokken opbrengsten overeenkomen met het regionale gemiddelde, met name wanneer de aanplantrechten uit niet-bevloeide oppervlakten op bevloeide oppervlakten worden gebruikt.

3. Uit een reserve toegekende aanplantrechten die aan het einde van het tweede wijnoogstjaar na dat waarin zij zijn toegekend, niet zijn gebruikt, worden als verloren beschouwd en worden weer aan de reserve toegewezen.

4. In een reserve opgenomen aanplantrechten die aan het einde van het vijfde wijnoogstjaar na dat waarin zij aan de reserve zijn toegewezen, nog niet opnieuw zijn toegekend, vervallen.

5. Een lidstaat die regionale reserves vormt, mag voorschriften vaststellen voor de overdracht van aanplantrechten tussen regionale reserves. Lidstaten met zowel regionale reserves als een nationale reserve, mogen voorzien in overdrachten tussen die reserves.

Op de overdrachten kan een verminderingscoëfficiënt worden toegepast.

Artikel 94 De minimis

Deze subsectie is niet van toepassing in de lidstaten waar de communautaire regeling inzake aanplantrechten niet van toepassing was op 31 december 2007.

Artikel 95 Stringentere nationale voorschriften

De lidstaten mogen stringentere nationale voorschriften voor de toekenning van nieuweaanplantrechten of herbeplantingsrechten vaststellen. Dit kan tot gevolg hebben dat de betrokken aanvragen en de daarin te verstrekken gegevens moeten worden aangevuld met informatie die nodig is voor het toezicht op de ontwikkeling van het productiepotentieel.

Artikel 96 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om een toename van het productiepotentieel te voorkomen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen:

a) een lijst van situaties vaststellen waarin als gevolg van rooiing geen herbeplantingsrechten worden toegekend;

b) voorschriften betreffende overdrachten van aanplantrechten tussen de reserves vaststellen;

c) de afzet van uitsluitend voor consumptie door de wijnbouwer en zijn gezin bestemde wijn en wijnproducten verbieden.

2. Met het oog op de gelijke behandeling van producenten die tot rooiing overgaan, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen om ervoor te zorgen dat de rooiing ook effectief plaatsvindt wanneer herbeplantingsrechten worden toegekend.

3. Om de financiële middelen van de Unie te vrijwaren en de identiteit, de herkomst en de kwaliteit van EU-wijn te beschermen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen:

a) zorgen voor het opzetten van een op door de lidstaten verzamelde monsters gebaseerde analytische databank van isotopische gegevens om fraude te helpen constateren, alsmede voor het vaststellen van voorschriften inzake de databanken van de lidstaten;

b) voorschriften vaststellen inzake de controle-instanties en de onderling door hen te verlenen bijstand;

c) voorschriften vaststellen inzake het gemeenschappelijke gebruik van bevindingen van de lidstaten:

d) voorschriften vaststellen over de behandeling van sancties met betrekking tot uitzonderlijke gevallen.

Artikel 97 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze subsectie vaststellen, met inbegrip van voorschriften inzake:

a) de toekenning van nieuweaanplantrechten, met inbegrip van vereisten inzake registratie en mededeling;

b) de overdracht van herbeplantingsrechten, met inbegrip van een verminderingscoëfficiënt;

c) de door de lidstaten bij te houden documentatie en door de lidstaten aan de Commissie te verrichten mededelingen, met inbegrip van de eventuele keuze van een reservesysteem;

d) de toekenning van aanplantrechten uit de reserve;

e) de door de lidstaten uit te voeren controles en de rapportage van gegevens over deze controles aan de Commissie;

f) de mededeling door de lidstaten van het voornemen artikel 89, lid 5, op hun grondgebied toe te passen.

Subsectie IIIAfzetvoorschriften ter verbetering en stabilisering van de werking van de gemeenschappelijke markt voor wijn

ARTIKEL 98

Afzetvoorschriften ter verbetering en stabilisering van de werking van de gemeenschappelijke markt voor wijn

1. Ter verbetering en stabilisering van de werking van de gemeenschappelijke markt voor wijn, met inbegrip van de voor de vervaardiging van die wijn gebruikte druiven, most en wijn, kunnen de producerende lidstaten afzetvoorschriften vaststellen om het aanbod te reguleren, met name aan de hand van de uitvoeringsbesluiten van de brancheorganisaties als bedoeld in artikel 210, lid 3, en artikel 227.

Die voorschriften moeten in verhouding staan tot het nagestreefde doel en het mag niet gaan om voorschriften:

a) die betrekking hebben op transacties die volgen op het tijdstip waarop het betrokken product voor het eerst is afgezet;

b) die prijsstellingen mogelijk maken, zelfs als het richtsnoeren of aanbevelingen betreft;

c) die een buitensporig groot gedeelte van de normaliter beschikbare jaarlijkse oogst blokkeren;

d) die ruimte bieden voor weigering van de afgifte van nationale en EU-bewijsstukken die nodig zijn om wijn in het verkeer en in de handel te brengen, wanneer het in de handel brengen in overeenstemming is met de betrokken voorschriften.

2. De in lid 1 bedoelde voorschriften worden in extenso ter kennis van de marktdeelnemers gebracht door middel van bekendmaking in een officiële publicatie van de betrokken lidstaat.

3. De in artikel 227, lid 3, bedoelde rapportageverplichting geldt ook voor de besluiten en de acties van de lidstaten op grond van dit artikel.

HOOFDSTUK IV Steunregelingen

Sectie IProductierestitutie in de suikersector

ARTIKEL 99 Productierestitutie

1. Voor de in bijlage I, deel III, onder b) tot en met e), genoemde producten van de suikersector kan een productierestitutie worden toegekend indien voor de vervaardiging van producten als bedoeld in artikel 55, lid 2, onder b) en c), geen overtollige suiker of ingevoerde suiker, overtollige isoglucose of overtollige inulinestroop beschikbaar is tegen een prijs die overeenstemt met de wereldmarktprijs.

2. Maatregelen inzake de vaststelling van de in lid 1 bedoelde productierestitutie worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Artikel 100 Toekenningsvoorwaarden

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de EU-markt voor buiten het quotum geproduceerde suiker, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de voorschriften vaststellen voor de verlening van de in deze sectie bedoelde productierestituties.

Sectie IISteun in de sector melk en zuivelproducten

SUBSECTIE I S TEUN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

ARTIKEL 101 Steun voor magere melk en mageremelkpoeder die voor voederdoeleinden worden gebruikt

1. Wanneer overschotten van zuivelproducten ontstaan of dreigen te ontstaan die de markt ernstig verstoren of dat naar verwachting zullen doen, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen besluiten tot het verlenen van steun voor in de Unie geproduceerde magere melk en in de Unie geproduceerd mageremelkpoeder die/dat bestemd is om voor voederdoeleinden te worden gebruikt overeenkomstig door haar middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 103 vast te stellen voorwaarden en productnormen.

Voor de toepassing van dit artikel worden karnemelk en karnemelkpoeder eveneens als magere melk en mageremelkpoeder beschouwd.

2. Maatregelen inzake de vaststelling van de steunbedragen worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Artikel 102 Steun voor magere melk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt

1. Wanneer overschotten van zuivelproducten ontstaan of dreigen te ontstaan die de markt ernstig verstoren of dat naar verwachting zullen doen, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen besluiten tot het verlenen van steun voor in de Unie geproduceerde magere melk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt overeenkomstig door haar middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 103 vast te stellen voorwaarden en productnormen voor dit soort melk en de daarmee geproduceerde caseïne en caseïnaten.

2. Maatregelen inzake de vaststelling van de steunbedragen worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Artikel 103 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 101 en 102 bedoelde steun zijn doel bereikt, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen welke producten in aanmerking komen voor deze steun en welke voorwaarden en normen gelden voor het gebruik van de producten en de erkenning, alsmede de intrekking daarvan, van de ondernemingen die de betrokken producten gebruiken teneinde daarvoor de hier bedoelde steun te ontvangen.

2. Om ervoor te zorgen dat de magere melk en het mageremelkpoeder waarvoor de in de artikelen 101 en 102 bedoelde steun wordt verleend, voor het beoogde doel worden gebruikt, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen welke documentatie de ondernemingen dienen bij te houden.

3. Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen, zal de Commissie middels gedelegeerde handelingen:

a) het stellen van een zekerheid opleggen wanneer een voorschot op de steun is betaald en wanneer marktdeelnemers deelnemen aan een openbare inschrijving voor de aankoop van mageremelkpoeder uit de openbare interventie;

b) sancties kunnen invoeren wanneer marktdeelnemers de met de regeling verbonden voorschriften niet in acht nemen of wanneer meer steun wordt aangevraagd en betaald dan verschuldigd is.

Artikel 104 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot de artikelen 101 en 102 vaststellen, met name inzake:

a) de aanpassingen die op basis van de kwaliteit van de gebruikte magere melk aan het steunbedrag moeten worden aangebracht;

b) de verpakkingsvoorschriften, de op de verpakkingen aan te brengen vermeldingen, de voorschriften voor bulkproducten;

c) de voorschriften inzake de levering van de diervoeders;

d) de door de lidstaten uit te voeren controles en inspecties en de te gebruiken analytische tests;

e) de procedures voor het aanvragen en het betalen van de steun;

f) de procedures die van toepassing zijn wanneer magere melk uit de openbare interventie wordt uitgeslagen om als diervoeder te worden gebruikt.

Subsectie IIVoorwaarden voor de bereiding van kaas

ARTIKEL 105 Gebruik van caseïne en caseïnaten bij de bereiding van kaas

1. Wanneer steun wordt betaald op grond van artikel 102, kan voor het gebruik van caseïne en caseïnaten bij de bereiding van kaas een voorafgaande toestemming worden geëist die enkel wordt verleend als dit gebruik een noodzakelijke voorwaarde voor de bereiding van de producten vormt.

2. Voor de toepassing van deze subsectie wordt verstaan onder:

a) "kaas": op het grondgebied van de Unie bereide producten van GN-code 0406;

b) "caseïne en caseïnaten": producten van de GN-codes 3501 10 90 en 3501 90 90, die als zodanig of gemengd worden gebruikt.

Artikel 106 Gedelegeerde bevoegdheden

Om ervoor te zorgen dat met de in artikel 102 bedoelde steun het beoogde doel wordt bereikt, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen om:

a) het gebruik van de in artikel 105 bedoelde caseïne en caseïnaten aan een voorafgaande toestemming te onderwerpen;

b) het gebruik van bedoelde caseïne en caseïnaten te beperken tot het maximumgehalte caseïne en caseïnaten dat op basis van objectieve criteria en met inachtneming van wat technologisch vereist is, in kaas moet worden verwerkt;

c) sancties vast te stellen voor het gebruik van caseïne en caseïnaten zonder toestemming.

Artikel 107 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen vaststellen met betrekking tot het gebruik van de in artikel 105 bedoelde caseïne en caseïnaten, met name inzake:

a) de voorwaarden op basis waarvan de lidstaten toestemming verlenen voor het gebruik van caseïne en caseïnaten;

b) de verplichtingen die de ondernemingen waaraan de onder a), bedoelde toestemming is verleend, moeten nakomen;

c) door de lidstaten uit te voeren controles en inspecties en de bij te houden documentatie.

Subsectie IIISteun voor de uitreiking van zuivelproducten aan leerlingen

Artikel 108 Uitreiking van zuivelproducten aan leerlingen

1. De Unie verleent ten behoeve van leerlingen van onderwijsinstellingen steun voor melk die tot bepaalde producten van de GN-codes 0401, 0403, 0404 90 en 0406 of van GN-code 2202 90 is verwerkt.

2. De lidstaten kunnen in aanvulling op de in lid 1 bedoelde EU-steun nationale steun verlenen voor de uitreiking van de in lid 1 bedoelde producten aan leerlingen in onderwijsinstellingen. De lidstaten kunnen hun nationale steun financieren door de zuivelsector een heffing op te leggen of om enige andere bijdrage te vragen.

3. Maatregelen inzake de vaststelling van de EU-steun voor alle melksoorten worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

4. De in lid 1 bedoelde EU-steun wordt toegekend voor ten hoogste 0,25 liter melkequivalent per leerling per dag.

Artikel 109 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om rekening te houden met de evoluerende consumptiepatronen in het segment zuivelproducten en met de innovaties en ontwikkelingen op de markt voor zuivelproducten, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vast op welke producten artikel 108, lid 1, betrekking heeft.

2. Om ervoor te zorgen dat de in artikel 108, lid 1, bedoelde steun bij de juiste begunstigden en aanvragers terechtkomt, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de voorwaarden voor de verlening van de steun vast.

Om ervoor te zorgen dat de aanvragers hun verplichtingen nakomen, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, maatregelen vast om fraude en onregelmatigheden te voorkomen, onder meer inzake:

a) de schorsing van het recht om aan de steunregeling deel te nemen,

b) het stellen van een zekerheid om de uitvoering te garanderen wanneer een voorschot op de steun wordt betaald, en

c) het toepassen van sancties om frauduleus gedrag te ontraden.

3. Om ervoor te zorgen dat de steun wordt doorberekend in de prijs waartegen de producten op grond van de steunregeling beschikbaar worden gesteld, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften inzake de invoering van prijstoezicht in het kader van de steunregeling vaststellen.

4. Om de kennis over de steunregeling te bevorderen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de onderwijsinstellingen ertoe verplichten de rol van de Unie als subsidieverstrekker bekend te maken.

Artikel 110 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen vaststellen inzake met name:

a) de maximumhoeveelheid die voor de steun in aanmerking komt;

b) het beheer van het prijstoezicht op grond van artikel 109, lid 3;

c) de goedkeuring van aanvragers, steunaanvragen en steunbetalingen;

d) controles;

e) de methoden voor het bekendmaken van de regeling;

f) informatieverstrekking aan de Commissie.

Sectie IVSteun in de sector hop

ARTIKEL 111 Steun voor producentenorganisaties

1. De Unie financiert betalingen aan overeenkomstig artikel 209 erkende producentenorganisaties in de hopsector met het oog op de financiering van de in dat artikel vermelde doelstellingen.

2. De jaarlijkse EU-financiering voor betalingen aan de producentenorganisaties als bedoeld in lid 1, bedraagt voor Duitsland 2 277 000 euro.

Artikel 112 Gedelegeerde bevoegdheden

Om ervoor te zorgen dat met de steun het in artikel 209 bedoelde beoogde doel wordt bereikt, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) steunaanvragen, waaronder voorschriften betreffende termijnen en begeleidende documenten;

b) het recht op steun, waaronder voorschriften betreffende het voor steun in aanmerking komende hopareaal en de berekening van de aan elke producentenorganisatie te betalen bedragen;

c) de bij ten onrechte gedane betalingen toe te passen sancties.

Artikel 113 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vaststellen op het gebied van:

a) de betaling van de steun;

b) controles en inspecties.

Afdeling VSteun in de sector olijfolie en tafelolijven

ARTIKEL 114 Steun voor organisaties van marktdeelnemers

1. De Unie financiert door de in artikel 212 gedefinieerde organisaties van marktdeelnemers op te stellen driejaarlijkse werkprogramma's op een of meer van de volgende gebieden:

a) market follow-up en administratief beheer in de sector olijfolie en tafelolijven;

b) verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt;

c) verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven;

d) het traceerbaarheidssysteem, en de certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder de bewaking van de kwaliteit van de aan eindverbruikers verkochte olijfoliën, onder het gezag van de nationale overheid;

e) de verspreiding van informatie over de activiteiten die organisaties van marktdeelnemers ontplooien ter verbetering van de kwaliteit van olijfolie.

2. De jaarlijkse EU-financiering van de werkprogramma's bedraagt:

a) 11 098 000 euro voor Griekenland;

b) 576 000 EUR voor Frankrijk, en

c) 35 991 000 EUR voor Italië.

3. De maximale EU-financiering van de in lid 1 bedoelde werkprogramma's is gelijk aan het door de lidstaten ingehouden deel van de steun. Deze financiering heeft betrekking op de in aanmerking komende kosten met een maximum van:

a) 100 % voor de activiteiten op de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gebieden;

b) 100 % voor de investeringen in vaste activa en 75 % voor andere activiteiten op het in lid 1, onder c), bedoelde gebied;

c) 75 % voor de werkprogramma's die in ten minste drie derde landen of niet-producerende lidstaten door erkende organisaties van marktdeelnemers uit ten minste twee producerende lidstaten worden ontplooid op de in lid 1, onder d) en e), bedoelde gebieden, en 50 % voor andere activiteiten op die gebieden.

De lidstaat draagt zorg voor aanvullende financiering tot 50 % van de niet door de EU-financiering gedekte kosten.

4. Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie op grond van artikel 318 kan vaststellen, gaan de lidstaten na of aan de voorwaarden voor de toekenning van de EU-financiering is voldaan. Daartoe voeren zij een audit van de werkprogramma's uit en passen zij een controleplan toe op een steekproef die is bepaald op basis van een risicoanalyse en jaarlijks bestaat uit ten minste 30 % van de producentenorganisaties en uit alle andere organisaties van marktdeelnemers die op grond van dit artikel EU-financiering ontvangen.

Artikel 115 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat met de in artikel 114 bedoelde steun de beoogde verbetering van de kwaliteit van de olijfolie- en tafelolijvenproductie wordt bereikt, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) de voorwaarden voor de erkenning van organisaties van marktdeelnemers, en voor de schorsing of intrekking van die erkenning;

b) de voor EU-financiering in aanmerking komende maatregelen;

c) de toewijzing van EU-financiering ten bate van specifieke maatregelen;

d) de niet voor EU-financiering in aanmerking komende activiteiten en kosten;

e) de selectie en goedkeuring van de werkprogramma’s.

2. Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, opleggen:

a) dat een zekerheid wordt gesteld wanneer een voorschot op de steun wordt betaald;

b) dat in het geval van onregelmatigheden sancties worden toegepast.

Artikel 116 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vaststellen op het gebied van:

a) het toezicht op de uitgaven in het kader van de programma's;

b) de uitvoering van de werkprogramma's en wijzigingen van dergelijke programma's;

c) de betaling van de steun, met inbegrip van voorschotten op die steun;

d) de rapportage over de werkprogramma's door de begunstigden;

e) controles en inspecties;

f) rapportage door de lidstaten aan de Commissie.

Sectie VISteun in de sector groenten en fruit

SUBSECTIE I PRODUCENTENGROEPERINGEN

Artikel 117 Steun voor producentengroeperingen

1. Tijdens de overgangsperiode die op grond van artikel 217 wordt toegestaan, kunnen de lidstaten aan producentengroeperingen in de sector groenten en fruit die zijn gevormd met de bedoeling als producentenorganisatie te worden erkend, het volgende toekennen:

a) steun om de oprichting ervan te bevorderen en de administratieve werking ervan te vergemakkelijken;

b) rechtstreeks of via een kredietinstelling verleende steun voor de financiering van een gedeelte van de investeringen die voor de erkenning nodig zijn en in het in artikel 217, lid 1, derde alinea, bedoelde erkenningsprogramma zijn opgenomen.

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt door de Unie vergoed overeenkomstig door de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 118 vast te stellen bepalingen inzake de financiering van die steun, met inbegrip van drempels en maxima voor de steun en de mate van financiering door de Unie.

3. De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt voor iedere producentengroepering bepaald op grond van haar afgezette productie en bedraagt voor het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar:

a) respectievelijk 10 %, 10 %, 8 %, 6 % en 4 % van de waarde van de afgezette productie in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, en

b) respectievelijk 5 %, 5 %, 4 %, 3 % en 2 % van de waarde van de afgezette productie in de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad[20].

Deze percentages kunnen worden verlaagd in verhouding tot de waarde van de afgezette productie die een drempel overstijgt. Er mag een maximum worden gesteld aan de in een bepaald jaar aan een producentengroepering te betalen steun.

Artikel 118 Gedelegeerde bevoegdheden

Om een efficiënt en gericht gebruik van de steun aan producentengroeperingen in de sector groenten en fruit te waarborgen, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vast inzake:

a) de financiering van de erkenningsplannen van een producentengroepering;

b) de drempels en maxima voor de steun en de mate van cofinanciering door de Unie;

c) de grondslag voor de berekening van de steun, met inbegrip van de waarde van de afgezette productie van een producentengroepering;

d) de subsidiabiliteit van de producentengroeperingen;

e) de voornaamste activiteiten van een producentengroepering;

f) de inhoud, indiening en goedkeuring van de erkenningsplannen;

g) de voorwaarden waaronder producentengroeperingen om verandering van de erkenningsplannen mogen verzoeken;

h) investeringssteun;

i) fusies van producentengroeperingen en voortzetting van de steun.

Artikel 119 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze subsectie vaststellen op het gebied van:

a) steunaanvragen, met inbegrip van steunbetalingen;

b) de uitvoering van de erkenningsplannen;

c) de gevolgen van de erkenning.

Subsectie II ACTIEFONDSEN EN OPERATIONELE PROGRAMMA'S

Artikel 120 Actiefondsen

1. Producentenorganisaties in de sector groenten en fruit kunnen een actiefonds oprichten. Dit fonds wordt gefinancierd met:

a) financiële bijdragen van de leden of van de producentenorganisatie zelf;

b) financiële EU-steun die aan producentenorganisaties mag worden verleend overeenkomstig de voorwaarden in door de Commissie op grond van de artikelen 126 en 127 vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

2. Actiefondsen worden uitsluitend gebruikt voor de financiering van door de lidstaten overeenkomstig artikel 125 goedgekeurde operationele programma’s.

Artikel 121 Operationele programma's

1. Operationele programma's in de sector groenten en fruit moeten twee of meer van de in artikel 209, punt c), genoemde doelen bevatten, dan wel de volgende doelen:

a) productieplanning;

b) verbetering van de productkwaliteit;

c) verhoging van de handelswaarde van de producten;

d) bevordering van de afzet van de verse of verwerkte producten;

e) milieumaatregelen en milieuvriendelijke productiemethoden, waaronder biologische landbouw;

f) crisispreventie en -beheer.

2. Crisispreventie en -beheer bestaan erin crises op de groente- en fruitmarkten te vermijden en op te vangen, en omvatten in dit verband:

a) het uit de markt nemen van producten;

b) groen oogsten of niet oogsten van groenten en fruit;

c) afzetbevordering en communicatie;

d) opleidingsmaatregelen;

e) oogstverzekering;

f) steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen.

Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, met inbegrip van de aflossing van kapitaal en rente als bedoeld in de derde alinea, mogen niet meer dan één derde van de uitgaven uit hoofde van het operationele programma vormen.

Producentenorganisaties mogen commerciële leningen aangaan om crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen te financieren. De aflossing van kapitaal en rente in verband met deze leningen mag dan onderdeel zijn van het operationele programma, en komt zo in aanmerking voor financiële EU-steun uit hoofde van artikel 122. Specifieke acties in het kader van crisispreventie en -beheer worden ofwel met dergelijke leningen ofwel rechtstreeks gefinancierd, maar niet op beide wijzen tegelijk.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat:

a) de operationele programma's twee of meer milieuacties omvatten, of

b) ten minste 10 % van de uitgaven in het kader van de operationele programma's milieuacties betreft.

De milieuacties dienen te voldoen aan de eisen inzake agromilieubetalingen die in artikel 39, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 zijn vastgesteld.

Wanneer ten minste 80 % van de bij een producentenorganisatie aangesloten producenten een of meer identieke in die bepaling bedoelde agromilieuverbintenissen is aangegaan, telt elk van die verbintenissen als een milieuactie als bedoeld in de eerste alinea, onder a).

De steun voor de in de eerste alinea bedoelde milieuacties dekt de extra kosten en het inkomensverlies die uit de actie voortvloeien.

[4. Lid 3 is in Bulgarije en Roemenië pas met ingang van 1 januari 2011 van toepassing.]

5. Investeringen die de druk op het milieu verhogen, worden slechts toegestaan als doeltreffende voorzorgsmaatregelen worden genomen om het milieu tegen deze druk te beschermen.

Artikel 122 Financiële EU-steun

1. De financiële EU-steun is gelijk aan het bedrag van de daadwerkelijk betaalde financiële bijdragen als bedoeld in artikel 120, lid 1, onder a), doch bedraagt niet meer dan 50 % van de daadwerkelijke uitgaven.

2. De financiële EU-steun mag evenwel niet meer bedragen dan 4,1 % van de waarde van de afgezette productie van elke producentenorganisatie.

Dit percentage mag echter worden verhoogd tot 4,6 % van de waarde van de afgezette productie als het bedrag dat 4,1 % van de waarde van de afgezette productie overschrijdt, uitsluitend wordt gebruikt voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen.

3. Op verzoek van een producentenorganisatie wordt het in lid 1 vastgestelde percentage verhoogd tot 60 % wanneer een operationeel programma of een gedeelte daarvan voldoet aan ten minste één van de volgende voorwaarden:

a) het wordt ingediend door meerdere producentenorganisaties van de Unie die in verschillende lidstaten werkzaam zijn op het gebied van transnationale maatregelen;

b) het wordt ingediend door één of meer producentenorganisaties voor maatregelen die door samenwerkende branches in een bedrijfskolom worden uitgevoerd;

c) het heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor de productie van onder Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad[21] vallende biologische producten;

d) het wordt ingediend door een producentenorganisatie in één van de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, en betreft maatregelen die tot uiterlijk eind 2013 lopen;

e) het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende producentenorganisatie die is gefuseerd met een andere erkende producentenorganisatie;

f) het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende unie van producentenorganisaties;

g) het wordt ingediend door producentenorganisaties in lidstaten waar minder dan 20 % van de groente- en fruitproductie door producentenorganisaties wordt afgezet;

h) het wordt ingediend door een producentenorganisatie in één van de ultraperifere gebieden van de Unie;

i) het heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor acties om de consumptie van groenten en fruit bij kinderen in onderwijsinstellingen te bevorderen.

4. Het in lid 1 genoemde percentage is gelijk aan 100 wanneer de hoeveelheden uit de markt genomen groenten en fruit niet meer dan 5 % van het volume van de afgezette productie van elke producentenorganisatie bedragen en als volgt worden weggewerkt:

a) gratis uitreiking aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties voor hun acties ten behoeve van personen die op grond van de nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien;

b) gratis uitreiking aan door de lidstaten aan te wijzen strafinrichtingen, scholen en openbare onderwijsinstellingen, kindervakantiekampen, ziekenhuizen en bejaardentehuizen, waarbij de lidstaten erop toezien dat de in dit kader uitgereikte hoeveelheden bovenop de hoeveelheden komen die deze instellingen normaal aankopen.

Artikel 123 Nationale financiële steun

1. In regio's van de lidstaten waar de producenten in de sector groenten en fruit bijzonder zwak georganiseerd zijn, kunnen de lidstaten, als zij daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indienen, door de Commissie middels uitvoeringshandelingen worden gemachtigd om aan producentenorganisaties nationale financiële steun toe te kennen voor een bedrag van ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen als bedoeld in artikel 120, lid 1, onder a). Die steun komt bovenop die uit het actiefonds.

2. In regio's van de lidstaten waar minder dan 15 % van de waarde van de productie van groenten en fruit door producentenorganisaties wordt afgezet en waar de productie van groenten en fruit ten minste 15 % van de totale landbouwproductie bedraagt, kan de in lid 1 bedoelde steun op verzoek van de betrokken lidstaat door de Unie worden vergoed. De Commissie neemt, middels uitvoeringshandelingen, een besluit over deze vergoeding.

Artikel 124 Nationaal kader en nationale strategie voor operationele programma's

1. De lidstaten stellen een nationaal kader vast voor de opstelling van de algemene voorwaarden voor de in artikel 121, lid 3, bedoelde acties. In dit kader moet met name worden voorgeschreven dat zulke acties moeten voldoen aan de ter zake geldende eisen van Verordening (EG) nr. 1698/2005, waaronder die van artikel 5 over complementariteit, coherentie en conformiteit.

De lidstaten doen hun voorstel voor een nationaal kader toekomen aan de Commissie, die, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, binnen drie maanden kan verzoeken daarin wijzigingen aan te brengen indien zij van oordeel is dat het voorstel ontoereikend is om de doelstellingen van artikel 191 van het Verdrag en van het Zesde Milieuactieprogramma van de Unie te bereiken. Door operationele programma's gesteunde investeringen in individuele bedrijven moeten eveneens in overeenstemming zijn met deze doelstellingen.

2. De lidstaten stellen een nationale strategie voor duurzame operationele programma’s in de sector groenten en fruit vast. Een dergelijke strategie moet de volgende elementen omvatten:

a) een analyse van de situatie wat de sterke en de zwakke punten en het ontwikkelingspotentieel betreft;

b) een toelichting bij de keuze van de prioriteiten;

c) de doelstellingen van de operationele programma's en instrumenten, en prestatie-indicatoren;

d) een evaluatie van de operationele programma’s;

e) rapportageverplichtingen voor producentenorganisaties.

De nationale strategie moet ook het in lid 1 bedoelde nationale kader bevatten.

3. De leden 1 en 2 gelden niet voor lidstaten die geen erkende producentenorganisaties hebben.

Artikel 125 Goedkeuring van operationele programma’s

1. De ontwerpen van operationele programma's worden voorgelegd aan de bevoegde nationale autoriteiten, die ze overeenkomstig de bepalingen van deze subsectie goedkeuren, afwijzen of voor wijziging terugzenden.

2. De producentenorganisaties delen de raming van de middelen van het actiefonds voor elk jaar mee aan de lidstaat en leggen een passende motivering voor waarbij zij uitgaan van de ramingen van het operationele programma, de uitgaven van het lopende jaar en eventueel van de voorgaande jaren, en, indien nodig, van de ramingen van de productiehoeveelheden voor het volgende jaar.

3. De lidstaat stelt de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties in kennis van het geraamde bedrag van de financiële EU-steun, die binnen de in artikel 122 aangegeven grenzen blijft.

4. De betalingen van de financiële EU-steun vinden plaats naargelang van de uitgaven voor de acties in het kader van het operationele programma. Voor diezelfde acties kunnen voorschotten worden toegekend, mits deze gedekt worden door een garantie of een zekerheid.

5. De producentenorganisatie stelt de lidstaat in kennis van het definitieve bedrag van de uitgaven van het voorgaande jaar en legt de nodige bewijzen voor teneinde het saldo van de financiële EU-steun te kunnen ontvangen.

6. De operationele programma's en de financiering ervan door de producenten en de producentenorganisaties enerzijds en uit de EU-middelen anderzijds hebben een looptijd van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar.

Artikel 126 Gedelegeerde bevoegdheden

Om een efficiënte, gerichte en duurzame steun voor de producentenorganisaties in de sector groenten en fruit te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) actiefondsen en operationele programma's, onder meer op het gebied van:

i) de financiering en het gebruik van de actiefondsen;

ii) de inhoud, de goedkeuring en de wijziging van de operationele programma's;

iii) de subsidiabiliteit van maatregelen, actie of uitgaven in het kader van een operationeel programma en complementaire nationale voorschriften in dit verband;

iv) het verband tussen operationele programma's en plattelandsontwikkelingsprogramma's;

v) operationele deelprogramma's;

vi) toezicht op en evaluatie van de operationele programma's;

b) het nationale kader en de nationale strategie voor operationele programma's, onder meer op het gebied van:

i) de structuur en de inhoud van het nationale kader en de nationale strategie;

ii) toezicht, evaluatie en communicatie in verband met het nationale kader en de nationale strategie;

c) de financiële EU-steun, onder meer op het gebied van:

i) de grondslag voor de berekening van de financiële EU-steun, met name de waarde van de afgezette productie van een producentenorganisatie;

ii) de voor de berekening van de steun geldende referentieperioden;

iii) de verlaging van het recht op financiële steun bij te late indiening van steunaanvragen;

iv) het stellen en verbeuren van zekerheden met betrekking tot betalingsvoorschotten;

d) crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, onder meer op het gebied van:

i) de selectie van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen;

ii) de definitie van het uit de markt nemen van producten;

iii) de bestemming van uit de markt genomen producten;

iv) de maximumsteun voor uit de markt genomen producten;

v) de voorafgaande kennisgeving van het uit de markt nemen van producten;

vi) de berekening van het volume van de afgezette productie in het geval van het uit de markt nemen van producten;

vii) het aanbrengen van het embleem van de Europese Unie op verpakkingen van voor gratis uitreiking bestemde producten;

viii) de voorwaarden waaraan ontvangers van uit de markt genomen producten moeten voldoen;

ix) de definitie van groen oogsten en van niet-oogsten;

x) de voorwaarden voor de toepassing van groen oogsten en niet-oogsten;

xi) de doelstellingen van de oogstverzekering;

xii) de definitie van ongunstige weersomstandigheden;

xii) de voorwaarden inzake de steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen;

e) de nationale financiële steun, onder meer op het gebied van:

i) de mate van organisatie van de producenten;

ii) wijzigingen van operationele programma's;

iii) de verlaging van het recht op financiële steun bij te late indiening van aanvragen voor financiële steun;

iv) het stellen, vrijgeven en verbeuren van zekerheden met betrekking tot betalingsvoorschotten;

v) de maximale vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie.

Artikel 127 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze subsectie vaststellen, op het gebied van:

a) het beheer van actiefondsen en mededelingen betreffende de geraamde bedragen van de actiefondsen;

b) de indiening van operationele programma's, inclusief de termijnen en de vereiste begeleidende documenten;

c) het formaat van de operationele programma’s;

d) het beheer van het toezicht op en de evaluatie van de nationale strategieën en de operationele programma's op grond van artikel 126, onder a) vi);

e) de mededelingen die de lidstaten aan de producentenorganisaties en aan de unies van producentenorganisaties doen met betrekking tot de bedragen van de goedgekeurde steun;

(f) steunaanvragen en steunbetalingen, inclusief voorschotten op de steun en gedeeltelijke steunbetalingen;

(g) leningen ter financiering van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen;

(h) het inachtnemen van de handelnormen wanneer producten uit de markt worden genomen;

i) de vervoer-, sorteer- en verpakkingskosten van gratis uitgereikte producten;

j) promotie-, communicatie- en opleidingsmaatregelen in het geval van crisispreventie en crisisbeheer;

k) het beheer van oogstverzekeringsmaatregelen;

l) bepalingen inzake staatssteun voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen;

m) toestemming voor de betaling van nationale financiële steun;

n) het aanvragen en betalen van nationale financiële steun;

o) de vergoeding van nationale financiële steun.

Subsectie IIISchoolfruitregeling

Artikel 128 Steun voor de verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten aan kinderen

1. Onder voorwaarden die door de Commissie middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 129 en 130 worden vastgesteld, wordt EU-steun verleend voor:

a) de verstrekking aan leerlingen in onderwijsinstellingen, daaronder begrepen kleuterscholen, andere voorschoolse instellingen, basisscholen en middelbare scholen, van producten van de sector groenten en fruit, de sector verwerkte groenten en fruit en de sector bananen; en

b) bepaalde daarmee gepaard gaande kosten op het gebied van logistiek en distributie, materieel, publiciteit, toezicht en evaluatie.

2. Lidstaten die op nationaal of regionaal niveau aan de regeling wensen deel te nemen, stellen vooraf een strategie voor de uitvoering van de regeling vast, met in het bijzonder de begroting voor hun regeling, met inbegrip van de nationale en de EU-bijdrage, de duur, de doelgroep, de in aanmerking komende producten en de betrokkenheid van de belanghebbenden ter zake. Zij nemen tevens de begeleidende maatregelen aan die noodzakelijk zijn voor de doeltreffendheid van de regeling.

3. Bij de vaststelling van hun strategie stellen de lidstaten een lijst op van de producten van de sector groenten en fruit, de sector verwerkte groenten en fruit en de sector bananen die in het kader van hun regeling in aanmerking zullen komen. Er mogen op de lijst evenwel geen producten voorkomen die overeenkomstig een door de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 129 aangenomen maatregel zijn uitgesloten. Zij baseren hun productkeuze op objectieve criteria, zoals seizoensgebondenheid, beschikbaarheid van de producten en milieuoverwegingen. De lidstaten kunnen in dit verband de voorkeur geven aan producten van EU-oorsprong.

4. De in lid 1 bedoelde EU-steun mag niet

a) meer bedragen dan 90 miljoen euro per schooljaar, noch

b) meer bedragen dan 50 % van de in lid 1 bedoelde kosten voor de verstrekking en daarmee gepaard gaande kosten, of 75 % van dergelijke kosten in gebieden die overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad[22] in aanmerking komen voor steun uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en in de ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag, noch

c) worden gebruikt ter dekking van andere dan de in lid 1 bedoelde kosten voor de verstrekking en daarmee gepaard gaande kosten.

5. De in lid 1 bedoelde EU-steun wordt aan elke lidstaat toegewezen op basis van objectieve criteria, gebaseerd op het percentage leerlingen van zes tot tien jaar. De lidstaten die aan de regeling deelnemen, ontvangen echter elk ten minste 175 000 euro aan EU-steun. De lidstaten die aan de regeling deelnemen, dienen elk jaar op basis van hun strategie een aanvraag voor EU-steun in. Op basis van de aanvragen van de lidstaten besluit de Commissie binnen de grenzen van de in de begroting beschikbare kredieten over de definitieve toewijzingen.

6. De in lid 1 bedoelde EU-steun wordt niet gebruikt ter vervanging van de financiering van bestaande nationale schoolfruitregelingen of andere regelingen voor de verstrekking van, onder meer, fruit op scholen. Indien een lidstaat echter reeds beschikt over een regeling die uit hoofde van dit artikel in aanmerking zou komen voor EU-steun, en van plan is die regeling uit te breiden of doeltreffender te maken, onder meer wat betreft de doelgroep van de regeling, de duur ervan of de in aanmerking komende producten, kan EU-steun worden verstrekt, mits de maxima van lid 4, onder b), in acht worden genomen wat betreft de verhouding van de EU-steun tot de totale nationale bijdrage. In dat geval geeft de lidstaat in zijn strategie aan hoe hij zijn regeling wil uitbreiden of doeltreffender wil maken.

7. De lidstaten kunnen de EU-steun aanvullen met nationale steun voor de in lid 1 bedoelde kosten van de verstrekking en daarmee gepaard gaande kosten. Deze kosten mogen ook worden gedekt door bijdragen van de particuliere sector. De lidstaten mogen tevens nationale steun verlenen voor de financiering van de in lid 2 bedoelde begeleidende maatregelen.

8. De schoolfruitregeling van de Unie laat aparte nationale schoolfruitregelingen die in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving, onverlet.

9. De Unie kan krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 tevens financiering verlenen voor voorlichtings-, toezicht- en evaluatiemaatregelen met betrekking tot de schoolfruitregeling, onder meer met het oog op de bewustmaking van het publiek, en voor maatregelen op het gebied van netwerkvorming in dit verband.

Artikel 129 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om de eetgewoonten van kinderen te verbeteren, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) de producten die niet voor financiering op grond van de regeling in aanmerking komen;

b) de doelgroep van de regeling;

c) de nationale of regionale strategieën die de lidstaten moeten opstellen om voor de steun in aanmerking te komen, inclusief begeleidende maatregelen;

d) de goedkeuring en de selectie van steunaanvragers.

2. Om een efficiënt en doelgericht gebruik van de financiële middelen van de EU te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) de indicatieve verdeling van de steun over de lidstaten, de methode voor de herverdeling van de steun over de lidstaten op basis van de ontvangen aanvragen en eventuele verlagingen als gevolg van de niet-naleving van de vereisten van de regeling;

b) de voor steun in aanmerking komende kosten, inclusief de mogelijkheid om een forfaitair maximum voor deze kosten vast te stellen;

c) toezicht en evaluatie.

3. Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, maatregelen vast om fraude en onregelmatigheden te voorkomen, onder meer door het recht op deelname aan de regeling te schorsen en de goedkeuring in te trekken.

4. Om de kennis van de regeling te bevorderen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de begunstigden ertoe verplichten de rol van de Unie als subsidieverstrekker voor de regeling bekend te maken.

Artikel 130 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze subsectie vaststellen, met name op het gebied van:

a) de definitieve verdeling van de steun over de lidstaten;

b) de steunaanvragen en –betalingen;

c) de controles;

d) de methoden voor de bekendmaking van de regeling en de maatregelen op het gebied van netwerkvorming in het kader van de regeling;

e) de mededeling van informatie aan de Commissie.

Sectie VIISteunprogramma’s in de wijnsector

SUBSECTIE I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 131 Werkingssfeer

In deze sectie worden de voorschriften vastgesteld voor de toewijzing van financiële EU-middelen aan de lidstaten en het gebruik dat de lidstaten van deze middelen maken in het kader van nationale steunprogramma’s (hierna "steunprogramma’s" genoemd) ter financiering van specifieke steunmaatregelen ten behoeve van de wijnsector.

Artikel 132 Verenigbaarheid en coherentie

1. De steunprogramma's moeten verenigbaar zijn met de EU-wetgeving en coherent zijn met de activiteiten, beleidslijnen en prioriteiten van de Unie.

2. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de steunprogramma’s en zien erop toe dat deze intern coherent zijn en op een objectieve manier worden opgesteld en uitgevoerd, met inachtneming van de economische situatie van de betrokken producenten en de noodzaak een niet-gegronde ongelijke behandeling van de producenten te vermijden.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het instellen en toepassen van de nodige controles, verificaties en sancties in geval van niet-naleving van de voorwaarden van de steunprogramma's.

3. Er wordt geen steun verleend voor:

a) onderzoeksprojecten en maatregelen ter ondersteuning van onderzoeksprojecten;

b) maatregelen die zijn opgenomen in programma’s voor plattelandsontwikkeling van de lidstaten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

Subsectie IIIndiening en inhoud van de steunprogramma’s

ARTIKEL 133 Indiening van steunprogramma’s

1. De in bijlage X vermelde producerende lidstaten dienen een ontwerp van een vijfjarig steunprogramma bij de Commissie in met maatregelen die in overeenstemming zijn met deze sectie.

Steunprogramma’s die van toepassing werden op grond van artikel 5, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad[23], blijven gelden op grond van de onderhavige verordening.

De steunmaatregelen in de steunprogramma’s worden vastgesteld op het geografische niveau dat de lidstaten als het meest adequate beschouwen. Het steunprogramma wordt bij de Commissie ingediend na overleg met de bevoegde autoriteiten en organisaties op het adequate geografische niveau.

De lidstaten dienen elk één ontwerpsteunprogramma in waarin specifieke regionale factoren in aanmerking mogen worden genomen.

2. De steunprogramma’s worden drie maanden nadat zij bij de Commissie zijn ingediend, van toepassing.

Indien de Commissie middels een uitvoeringshandeling en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité echter constateert dat een ingediend steunprogramma niet aan de in deze sectie vastgestelde voorwaarden voldoet, stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan in kennis. De betrokken lidstaat dient in dat geval een herzien steunprogramma in bij de Commissie. Het herziene steunprogramma wordt twee maanden nadat het is aangemeld, van toepassing, tenzij het nog steeds onverenigbaar is met de voorschriften, in welk geval het bepaalde in deze alinea geldt.

3. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen in de door de lidstaten ingediende steunprogramma’s.

4. Artikel 134 is niet van toepassing wanneer de enige maatregel van een lidstaat in een steunprogramma bestaat in de in artikel 137 bedoelde overdracht van middelen naar de bedrijfstoeslagregeling. In dat geval is artikel 308, lid 5, alleen van toepassing met betrekking tot het jaar waarin de overdracht plaatsvindt, en is artikel 308, lid 6, niet van toepassing.

Artikel 134 Inhoud van de steunprogramma’s

De steunprogramma’s dienen de volgende elementen te bevatten:

a) een gedetailleerde beschrijving van de voorgestelde maatregelen en de becijferde doelstellingen die ermee worden nagestreefd;

b) de resultaten van het gepleegde overleg;

c) een beoordeling van de verwachte technische, economische, ecologische en maatschappelijke effecten;

d) een tijdschema voor de uitvoering van de maatregelen;

e) een algemeen financieel overzicht van de middelen die zullen worden gebruikt en de geplande indicatieve verdeling van de middelen over de maatregelen, met inachtneming van de in bijlage X opgenomen maxima;

f) de criteria en kwantitatieve indicatoren voor toezicht en evaluatie en de maatregelen die zijn getroffen om de correcte en doeltreffende uitvoering van de steunprogramma's te garanderen, en

g) een overzicht van de bevoegde autoriteiten en organen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het steunprogramma.

Artikel 135 Subsidiabele maatregelen

1. De steunprogramma’s omvatten één of meer van de volgende maatregelen:

a) steun uit hoofde van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig artikel 137;

b) afzetbevordering overeenkomstig artikel 138;

c) herstructurering en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig artikel 139;

d) groen oogsten overeenkomstig artikel 140;

e) onderlinge fondsen overeenkomstig artikel 141;

f) oogstverzekering overeenkomstig artikel 142;

g) investeringen overeenkomstig artikel 143;

(h) distillatie van bijproducten overeenkomstig artikel 144;

i) distillatie tot drinkalcohol overeenkomstig artikel 103 quatervicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007;

j) crisisdistillatie overeenkomstig 103 quinvicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007;

k) het gebruik van geconcentreerde druivenmost overeenkomstig artikel 103 sexvicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

2. De steunprogramma's omvatten geen andere maatregelen dan de maatregelen die worden vermeld in de artikelen 137 tot en met 144 van de onderhavige verordening en in de artikelen 103 quatervicies, 103 quinvicies en 103 sexvicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

Artikel 136 Algemene voorschriften voor steunprogramma’s

1. De toewijzing van de beschikbare EU-middelen en de begrotingsmaxima zijn vastgesteld in bijlage X.

2. De EU-steun heeft slechts betrekking op subsidiabele uitgaven die worden gedaan na de indiening van het betrokken steunprogramma overeenkomstig artikel 133, lid 1.

3. De lidstaten dragen niet bij in de kosten van maatregelen die in het kader van de steunprogramma's door de Unie worden gefinancierd.

4. In afwijking van lid 3 mogen de lidstaten voor de in de artikelen 138, 142 en 143 bedoelde maatregelen nationale steun verlenen overeenkomstig de ter zake relevante EU-voorschriften inzake staatssteun.

Het maximale steunpercentage dat is vastgesteld in de toepasselijke EU-voorschriften inzake staatssteun, is van toepassing op het totale van overheidswege gefinancierde bedrag, inclusief nationale en EU-middelen.

Subsectie IIISpecifieke steunmaatregelen

ARTIKEL 137 Bedrijfstoeslagregeling en steun voor wijnbouwers

1. De lidstaten mogen wijnbouwers steun verlenen door hun toeslagrechten in de zin van titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 toe te kennen overeenkomstig bijlage VII, punt O, van die verordening.

2. De lidstaten die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid gebruik willen maken, nemen die steun op in hun steunprogramma's, onder meer, wat betreft de eruit voortvloeiende overdracht van middelen naar de bedrijfstoeslagregeling, door die programma's te wijzigen overeenkomstig artikel 133, lid 3.

3. Wanneer de in lid 1 bedoelde steun van kracht is geworden:

a) blijft deze in de bedrijfstoeslagregeling en is hij niet langer beschikbaar, of kan hij door toepassing van artikel 133, lid 3, niet beschikbaar worden gemaakt voor de in de artikelen 138 tot en met 144 van de onderhavige verordening en in de artikelen 103 quatervicies, 103 quinvicies en 103 sexvicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde maatregelen in de daaropvolgende toepassingsjaren van de steunprogramma's;

b) wordt het bedrag van de middelen die in de steunprogramma's beschikbaar zijn voor de in de artikelen 138 tot en met 144 van de onderhavige verordening en in de artikelen 103 quatervicies, 103 quinvicies en 103 sexvicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde maatregelen, dienovereenkomstig verlaagd.

Artikel 138 Bevordering van de afzet in derde landen

1. De in dit artikel bedoelde steun is bestemd voor voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen die in derde landen ten voordele van EU-wijn worden getroffen en de concurrentiepositie van EU-wijn in deze landen verbeteren.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen hebben betrekking op wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding en op wijn met een aanduiding van het wijndruivenras.

3. De in lid 1 bedoelde maatregelen mogen uitsluitend bestaan uit:

a) maatregelen op het gebied van public relations, promotie of reclame die met name aandacht vragen voor de voordelen van de EU-producten, vooral op het gebied van kwaliteit, voedselveiligheid of milieuvriendelijkheid;

b) deelname aan evenementen, beurzen of tentoonstellingen van internationaal belang;

c) voorlichtingscampagnes, met name betreffende de EU-regelingen inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en de biologische productie;

d) studies naar nieuwe markten die noodzakelijk zijn voor de verruiming van de afzetmogelijkheden;

e) studies om de resultaten van de voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen te evalueren.

4. De EU-bijdrage voor afzetbevorderingsactiviteiten bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele uitgaven.

Artikel 139 Herstructurering en omschakeling van wijngaarden

1. Maatregelen op het gebied van herstructurering en omschakeling van wijngaarden hebben tot doel het concurrentievermogen van de wijnproducenten te verbeteren.

2. Steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden wordt pas overeenkomstig dit artikel verleend indien de lidstaten de inventaris van hun productiepotentieel overeenkomstig artikel 304, lid 3, indienen.

3. Steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden wordt uitsluitend verleend voor één of meer van de volgende activiteiten:

a) omschakeling op andere rassen, onder meer door overenting;

b) aanleg van wijngaarden op andere plaatsen;

c) verbetering van wijnbouwtechnieken.

Voor de gewone vernieuwing van wijngaarden die het einde van hun natuurlijke ontwikkelingscyclus hebben bereikt, wordt geen steun verleend.

4. Steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden wordt uitsluitend in de volgende vorm verleend:

a) een vergoeding van de producenten voor het verlies aan inkomsten als gevolg van de uitvoering van de maatregel;

b) een bijdrage in de herstructurerings- en omschakelingskosten.

5. De in lid 4, onder a), bedoelde vergoeding van de producenten voor het verlies aan inkomsten mag tot 100 % van het betrokken verlies dekken en dient in één van de volgende vormen te worden verleend:

a) toestemming om, ongeacht deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie V, subsectie II, betreffende de overgangsregeling voor aanplantrechten, gedurende een bepaalde periode van niet meer dan drie jaar en uiterlijk tot het einde van de overgangsregeling voor aanplantrechten oude en nieuwe wijnstokken naast elkaar te laten bestaan;

b) financiële compensatie.

6. De bijdrage van de Unie in de daadwerkelijke kosten van de herstructurering en omschakeling van wijngaarden bedraagt maximaal 50 % van die kosten. In regio's die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1083/2006 als convergentieregio's zijn aangemerkt, mag de bijdrage van de Unie in de herstructurerings- en omschakelingskosten maximaal 75 % bedragen.

Artikel 140 Groen oogsten

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “groen oogsten” verstaan de volledige vernietiging of verwijdering van onrijpe druiventrossen waardoor de opbrengst van de betrokken oppervlakte tot nul wordt herleid.

2. Steun voor groen oogsten dient met het oog op het voorkómen van marktcrises bij te dragen tot het herstel van het evenwicht tussen vraag en aanbod op de wijnmarkt van de Unie.

3. Steun voor groen oogsten mag worden verleend als een vergoeding in de vorm van een door de betrokken lidstaat vast te stellen forfaitaire betaling per hectare.

De betaling mag niet meer bedragen dan 50 % van de totale rechtstreekse kosten waarmee de vernietiging of de verwijdering van de druiventrossen gepaard gaat, en van het inkomstenverlies ten gevolge van die vernietiging of verwijdering.

4. De betrokken lidstaten stellen op basis van objectieve criteria een systeem vast om te voorkomen dat individuele wijnproducenten dankzij de maatregel inzake groen oogsten een vergoeding krijgen die het in lid 3, tweede alinea, vastgestelde percentage overschrijdt.

Artikel 141 Onderlinge fondsen

1. Ten behoeve van producenten die zich tegen marktschommelingen wensen te verzekeren, wordt steun voor het opzetten van onderlinge fondsen verleend.

2. Steun voor het opzetten van onderlinge fondsen mag worden verleend in de vorm van tijdelijke en degressieve steun ter dekking van de aan deze fondsen verbonden administratieve kosten.

Artikel 142 Oogstverzekering

1. Steun voor oogstverzekeringen moet bijdragen tot het garanderen van de inkomsten van producenten die te lijden hebben van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, ziekten of plagen.

2. Steun voor oogstverzekeringen kan worden verleend in de vorm van een financiële EU-bijdrage ten belope van maximaal:

a) 80 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die kunnen worden gelijkgesteld met natuurrampen;

b) 50 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen:

i) de onder a) bedoelde verliezen en andere door ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte verliezen;

ii) verliezen die zijn veroorzaakt door dieren, plantenziekten of plagen.

3. Steun voor oogstverzekeringen mag slechts worden verleend indien de verzekeringsuitkeringen, inclusief vergoedingen die de producent ontvangt op grond van andere steunregelingen voor het verzekerde risico, niet meer dan 100 % van het door de producent geleden inkomstenverlies dekken.

4. Steun voor oogstverzekeringen mag de mededinging op de verzekeringsmarkt niet verstoren.

Artikel 143 Investeringen

1. Er mag steun worden verleend voor materiële of immateriële investeringen in verwerkingsinstallaties, de infrastructuur van wijnhuizen en de afzet van wijn die de totale prestatie van de onderneming verbeteren en betrekking hebben op één of meer van de volgende activiteiten:

a) de productie of het afzetten van de producten als bedoeld in bijlage XII, deel II;

b) de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés en technologieën met betrekking tot de producten als bedoeld in bijlage XII, deel II.

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt, wat de maxima betreft, beperkt tot micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen[24]. Voor de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EG) nr. 1405/2006 en de Franse overzeese departementen zijn met betrekking tot de maxima geen omvangslimieten van toepassing. Voor ondernemingen die niet onder artikel 2, lid 1, van titel I van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG vallen, minder dan 750 werknemers of een omzet van minder dan 200 miljoen euro hebben, wordt de maximale steunintensiteit gehalveerd.

De steun wordt niet verleend aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de EU-richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden[25].

3. De in artikel 71, lid 3, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde kosten zijn van de subsidiabele uitgaven uitgesloten.

4. Met betrekking tot de subsidiabele investeringskosten zijn wat de steun betreft de volgende maximumpercentages van toepassing voor de EU-bijdrage:

a) 50 % in regio’s die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1083/2006 als convergentieregio zijn aangemerkt;

b) 40 % in andere regio’s dan convergentieregio’s;

c) 75 % in de ultraperifere gebieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 247/2006;

d) 65 % op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EG) nr. 1405/2006.

5. Artikel 72 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde steun.

Artikel 144 Distillatie van bijproducten

1. Er mag steun worden verleend voor de vrijwillige of verplichte distillatie van bijproducten van de wijnbereiding die is uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage XIII, deel II, punt D, vastgestelde voorwaarden.

Het steunbedrag wordt vastgesteld per % vol en per hectoliter geproduceerde alcohol. Er wordt geen steun betaald voor het alcoholvolume in de te distilleren bijproducten dat hoger ligt dan 10 % van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn.

2. De maximaal toe te passen steunbedragen zijn gebaseerd op de kosten voor het inzamelen en verwerken en worden door de Commissie vastgesteld middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 147.

3. De alcohol verkregen uit de in lid 1 bedoelde distillatie waarvoor steun wordt verleend, wordt uitsluitend gebruikt voor industriële of energiedoeleinden teneinde concurrentieverstoring te voorkomen.

Artikel 145 Randvoorwaarden

Indien wordt geconstateerd dat een landbouwer op enig moment gedurende de drie jaar die volgen op de betaling in het kader van de steunprogramma's voor herstructurering en omschakeling of op enig moment gedurende het jaar dat volgt op de betaling in het kader van de steunprogramma's voor groen oogsten, de in artikel 6 en in de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde beheerseisen en eisen inzake goede landbouw- en milieuconditie niet in acht heeft genomen op zijn bedrijf en indien die niet-naleving het gevolg is van een rechtstreeks aan de landbouwer te wijten handelen of nalaten, wordt het bedrag van de betaling verlaagd of geschorst, gedeeltelijk of volledig, afhankelijk van de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de niet-naleving, en wordt de landbouwer, in voorkomend geval, gelast dit bedrag overeenkomstig de voorwaarden in de genoemde bepalingen terug te betalen.

Subsectie IVProcedurele bepalingen

ARTIKEL 146 Gedelegeerde bevoegdheden

Om ervoor te zorgen dat met de steunprogramma's het beoogde doel wordt bereikt en de Europese financiële middelen gericht worden gebruikt, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) de verantwoordelijkheid voor de uitgaven die worden gedaan tussen de datum van ontvangst en van de datum van wijziging van de steunprogramma's enerzijds en de datum van toepassing van de steunprogramma's anderzijds;

b) de criteria voor de subdiabiliteit van de steunmaatregelen, de soort van uitgaven en voor steun in aanmerking komende acties, de niet voor steun in aanmerking komende maatregelen en het maximale steunniveau per maatregel;

c) wijzigingen van reeds in werking getreden steunprogramma's;

d) voorschriften en drempels voor voorschotten, inclusief de vereiste een zekerheid te stellen wanneer een voorschot wordt betaald;

e) algemene bepalingen en definities voor de toepassing van deze sectie;

(f) het voorkómen van misbruik van de steunmaatregelen met inbegrip van beperkingen om dubbele financiering van projecten te voorkomen;

(g) de voorwaarden waaronder producenten bijproducten van de wijnbereiding aan de markt onttrekken, uitzonderingen op deze verplichting teneinde extra administratieve belasting te voorkomen en bepalingen voor de vrijwillige certificering van distilleerders;

(h) het vaststellen van de voorschriften, inclusief betreffende specifieke controles, die de lidstaten met het oog op de tenuitvoerlegging van de steunmaatregelen in acht moeten nemen, alsmede van de beperkingen en de controles om de coherentie met de werkingssfeer van de steunmaatregelen te verzekeren;

i) de schorsing van betalingen door de Commissie wanneer een lidstaat de mededelingsvoorschriften niet in acht neemt of indien de mededelingen onjuist blijken te zijn;

j) betalingen aan de begunstigden, inclusief betalingen die met betrekking tot de in artikel 142 bedoelde steun door verzekeringstussenpersonen worden verricht, alsmede de terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen, nationale sancties en omstandigheden die kunstmatig zijn gecreëerd om de betaling te ontvangen.

Artikel 147 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vaststellen op het gebied van:

a) voorschriften betreffende de aanmelding van de steunprogramma's, onder meer inzake inhoud, format, tijdschema, termijnen en mechanismen voor de kennisgeving, alsmede de overeenkomstige financiële planning en de herziening van de programma's;

b) mededelingen aangaande staatssteun;

c) aanvraag- en selectieprocedures;

d) de evaluatie van acties waarvoor steun is verleend;

e) de berekening en de betaling van steun voor groen oogsten en de distillatie van bijproducten;

(f) voorschriften inzake het financieel beheer en de controles van de steunmaatregelen door de lidstaten;

(g) voorschriften inzake de coherentie van de maatregelen;

(h) voorschriften inzake het vaststellen van niet-naleving en inzake de verlaging, annulering of terugbetaling van bedragen met het oog op de toepassing van artikel 145.

Sectie VIIIBijzondere bepalingen voor de bijenteeltsector

ARTIKEL 148 Werkingssfeer

1. Met het oog op de verbetering van de algemene voorwaarden voor de productie en afzet van producten van de bijenteelt kunnen de lidstaten voor een periode van drie jaar een nationaal programma opstellen, hierna "bijenteeltprogramma" genoemd.

2. De lidstaten kunnen specifieke nationale steun betalen ter bescherming van bedrijven uit de bijenteeltsector die te kampen hebben met ongunstige structurele of natuurlijke omstandigheden of de specifieke nationale steun betalen die wordt verleend in het kader van programma's voor economische ontwikkeling, behalve wanneer het gaat om steun ten behoeve van de productie of de handel. Dergelijke steun moet door de lidstaten ter kennis van de Commissie worden gebracht, samen met de toezending van het bijenteeltprogramma overeenkomstig artikel 152.

Artikel 149 Bijenteeltprogramma's

De maatregelen die in de bijenteeltprogramma's kunnen worden opgenomen, hebben betrekking op:

a) technische bijstand voor bijenhouders en bijenhoudersgroeperingen;

b) bestrijding van de varroamijtziekte;

c) rationalisatie van de transhumance;

d) steunmaatregelen ten behoeve van de laboratoria waar de fysisch-chemische eigenschappen van de honing worden geanalyseerd;

e) maatregelen voor het herstel van het bijenbestand in de Unie;

(f) samenwerking met instanties die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van programma's inzake toegepast onderzoek op het gebied van de bijenteelt en de producten van de bijenteelt.

Maatregelen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling worden gefinancierd, mogen niet in de bijenteeltprogramma's worden opgenomen.

Artikel 150 Studie van de productie- en afzetstructuur in de bijenteeltsector

Om voor de in artikel 151, lid 1, vastgestelde cofinanciering in aanmerking te komen, moeten de lidstaten een studie uitvoeren naar de structuur van de bijenteeltsector op hun grondgebied, waarin zowel de productie als de afzet worden onderzocht.

Artikel 151 Financiering

1. De Unie financiert de bijenteeltprogramma's ten belope van 50 % van de uitgaven van de lidstaten.

2. De uitgaven voor de in het kader van de bijenteeltprogramma's uitgevoerde maatregelen moeten door de lidstaten uiterlijk op 15 oktober van elk jaar zijn gedaan.

Artikel 152 Overleg

De bijenteeltprogramma's worden opgesteld in nauwe samenwerking met de representatieve beroepsorganisaties en de coöperaties van de bijenhouderijsector. Zij worden ter goedkeuring aan de Commissie toegezonden.

Artikel 153 Gedelegeerde bevoegdheden

Om een gericht gebruik van de voor de bijenteelt bestemde financiële middelen van de Unie te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, overgaan tot de vaststelling van:

a) de voorschriften betreffende de inhoud van de nationale programma's en de in artikel 150 bedoelde studies, en

b) de voorwaarden voor de toewijzing van de financiële EU-bijdrage aan elke deelnemende lidstaat op basis van, onder meer, het totale aantal bijenkasten in de Unie.

Artikel 154 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a) voorschriften vaststellen die betrekking hebben op de kennisgeving van de nationale programma's door de lidstaten en op de aanpassingen van deze programma's, onder meer op het gebied van de toezichtsplannen;

b) voorschriften vaststellen om te waarborgen dat voor in het kader van de bijenteeltprogramma's gefinancierde maatregelen tegelijkertijd geen betalingen op grond van een andere EU-regeling worden gedaan, alsmede met betrekking tot de herverdeling van onbenutte financiële middelen;

c) de door de lidstaten ingediende bijenteeltprogramma's goedkeuren, ook wat de toewijzing van de financiële EU-bijdrage betreft;

d) de statistieken over het aantal bijenkasten bijwerken aan de hand van door de lidstaten verstrekte gegevens.

Sectie IXSteun in de sector zijderupsen

ARTIKEL 155 Steun voor zijderupsentelers

1. Er wordt steun verleend voor in de Unie geteelde zijderupsen van GN-code 0106 90 00 en eieren van zijderupsen van GN-code 0511 99 85.

2. De steun wordt aan de zijderupsentelers verleend voor de gebruikte dozen eieren van zijderupsen voor zover de dozen een nader te bepalen minimumhoeveelheid eieren bevatten en de rupsenteelt is geslaagd.

3. De lidstaten worden gemachtigd de steun slechts te verlenen aan de telers die hun dozen eieren van een erkende organisatie hebben betrokken en die, na een geslaagde teelt van de rupsen, de geproduceerde cocons aan een erkende organisatie hebben geleverd.

4. Maatregelen inzake de vaststelling van steun per doos zijderupseieren worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Artikel 156 Gedelegeerde bevoegdheden

Om een efficiënt gebruik van de Europese financiële middelen te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) de minimumkwaliteit van de eieren en andere voorwaarden met betrekking tot de in artikel 155, lid 2, geslaagde teelt;

b) de voorwaarden waaraan de in artikel 155, lid 3, bedoelde erkende organisaties moeten voldoen.

Artikel 157 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vaststellen inzake:

a) de steunaanvragen en de begeleidende documenten;

b) de bij het te laat indienen van aanvragen toe te passen verlagingen;

c) de door de lidstaten te verrichten controles van de in artikel 155, lid 3, bedoelde erkende organisaties;

d) de kennisgevingen van de lidstaten.

TITEL IIVOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AFZET EN DE PRODUCENTENORGANISATIES

[HOOFDSTUK IAfzetvoorschriften

Sectie IHandelsnormen

SUBSECTIE I INLEIDENDE BEPALINGEN

ARTIKEL 158 Werkingssfeer

Onverminderd eventuele andere bepalingen die van toepassing zijn op de in bijlage I vermelde producten en op ethylalcohol uit landbouwproducten als bedoeld in deel I van bijlage II, en de bepalingen die in de veterinaire sector en de levensmiddelensector zijn vastgesteld om te garanderen dat de producten aan de hygiëne- en gezondheidsnormen voldoen en om de gezondheid van dieren en mensen te beschermen, worden in deze sectie voorschriften betreffende de algemene handelsnorm en de sector- of productspecifieke handelsnormen vastgesteld voor de in bijlage I vermelde producten en voor ethylalcohol uit landbouwproducten als bedoeld in deel I van bijlage II.

SUBSECTIE II ALGEMENE HANDELSNORM

ARTIKEL 159 Conformiteit met de algemene handelsnorm

1. Voor de toepassing van deze verordening voldoet een product aan de "algemene handelsnorm" als het van deugdelijke handelskwaliteit is.

2. Als geen handelsnormen als bedoeld in subsectie III en in de Richtlijnen 2000/36/EG[26], 2001/112/EG[27], 2001/113/EG[28], 2001/114/EG[29], 2001/110/EG[30] en 2001/111/EG[31] van de Raad zijn vastgesteld, mogen producten die in bijlage I bij deze verordening zijn vermeld en klaar zijn om als levensmiddel te worden verkocht in de detailhandel als bedoeld in artikel 3, punt 7, van Verordening (EG) nr. 178/2002, slechts in de handel worden afgezet als zij conform de algemene handelsnorm zijn.

3. Een product dat bestemd is om te worden afgezet, wordt geacht conform de algemene handelsnorm te zijn als het in overeenstemming is, in voorkomend geval, met een toepasselijke norm die door een van de in bijlage XI vermelde internationale organisaties is goedgekeurd.

Artikel 160 Gedelegeerde bevoegdheden

Om te reageren op wijzigingen in de marktsituatie kan de Commissie, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, middels gedelegeerde handelingen voorschriften betreffende de algemene handelsnorm als bedoeld in artikel 159, lid 1, en betreffende de conformiteit als bedoeld in lid 3 van dat artikel, vaststellen, wijzigen of daarvan afwijken.

Subsectie III Sector- of productspecifieke handelsnormen

ARTIKEL 161 Algemeen beginsel

De producten waarvoor sector- of productspecifieke handelsnormen zijn vastgesteld, mogen slechts in de Unie worden afgezet als zij aan die normen voldoen.

Artikel 162 Vaststelling en inhoud

1. Om rekening te houden met de verwachtingen van de consument en bij te dragen tot de verbetering van de economische productie- en afzetvoorwaarden voor landbouwproducten en tot de kwaliteit van die producten, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen sector- of productspecifieke handelsnormen als bedoeld in artikel 158 voor alle handelsstadia vaststellen, alsmede afwijkingen en vrijstellingen van de toepassing van die normen om op de voortdurend veranderende marktomstandigheden en de evoluerende vraag van de consument te kunnen inspelen, rekening te houden met de ontwikkelingen in de betrokken internationale normen en te voorkomen dat er hindernissen voor productinnovatie worden opgeworpen.

2. De in lid 1 bedoelde handelsnormen kunnen, indien van toepassing, bestaan uit voorschriften inzake:

a) andere definities, aanduidingen en/of verkoopbenamingen dan die welke in deze verordening zijn opgenomen, en de lijsten van karkassen en delen daarvan waarvoor bijlage XII geldt;

b) de indelingscriteria, zoals indeling in klassen, gewicht, grootte, leeftijd en categorie;

c) het plantenras, het dierenras of het handelstype;

d) de aanbiedingsvorm, de verkoopbenamingen, de met de verplichte handelsnormen verband houdende etikettering, de verpakking, de regels voor verpakkingscentra, het merken, de onmiddellijke verpakking, het oogstjaar en het gebruik van specifieke aanduidingen;

e) criteria zoals verschijningsvorm, consistentie, bevleesdheid en productkenmerken;

f) de specifieke stoffen die bij de productie worden gebruikt of de componenten of bestanddelen, met inbegrip van hun gewichtsaandeel, zuiverheid en identificatie;

g) het houderijsysteem en de productiemethode, met inbegrip van de oenologische procedés en de desbetreffende administratieve voorschriften, en het bewerkingscircuit;

(h) de versnijding van most en wijn - met inbegrip van definities daarvan -, het mengen en de daarvoor geldende beperkingen;

i) de bewaarmethode en -temperatuur;

j) de plaats van de landbouwproductie en/of de plaats van oorsprong;

k) de frequentie van inzameling, levering, bewaring en behandeling;

l) de identificatie of registratie van de producent en/of de industriële installaties waar het product is bereid of verwerkt;

m) het watergehalte (in procenten);

n) beperkingen wat betreft het gebruik van bepaalde stoffen en/of bepaalde procedés;

o) specifiek gebruik;

p) handelsdocumenten, begeleidende documenten en bij te houden registers;

q) opslag en vervoer;

r) de certificeringsprocedure;

s) de voorwaarden inzake het verwijderen, in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van producten die niet voldoen aan de in lid 1 bedoelde sector- of productspecifieke handelsnormen en/of de in artikel 163 bedoelde definities, aanduidingen en verkoopbenamingen, en inzake de verwijdering van bijproducten;

t) de termijnen;

u) kennisgevingen van de lidstaten, kennisgevingen van verschillende inrichtingen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en voorschriften voor het verzamelen van statistische gegevens over de markten voor de verschillende producten.

3. De in lid 1 bedoelde sector- of productspecifieke handelsnormen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen inzake facultatieve kwaliteitsaanduidingen van de verordening van het Europees Parlement en de Raad [ Verordening inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten ], en rekening houdend met:

a) de specifieke kenmerken van de betrokken producten;

b) de noodzaak om voorwaarden voor een vlotte afzet van die producten op de markt te creëren;

c) het belang dat de consumenten hebben bij het ontvangen van adequate en transparante productinformatie, waaronder die over de plaats van de landbouwproductie, die geval per geval op het geschikte geografische niveau moet worden vastgesteld;

d) indien van toepassing, de methoden die worden toegepast om de fysieke, chemische en organoleptische kenmerken van de producten vast te stellen;

e) de standaardaanbevelingen van de internationale instanties.

Artikel 163 Definities, aanduidingen en/of verkoopbenamingen voor bepaalde sectoren en/of producten

1. De in bijlage XII opgenomen definities, aanduidingen en/of verkoopbenamingen gelden voor de volgende sectoren en producten:

a) olijfolie en tafelolijven,

b) wijn,

c) rundvlees,

d) melk en zuivelproducten voor menselijke consumptie,

e) vlees van pluimvee,

f) smeerbare vetproducten voor menselijke consumptie.

2. Een in bijlage XII opgenomen definitie, aanduiding of verkoopsbenaming mag in de Unie uitsluitend worden gebruikt voor het afzetten van een product dat voldoet aan de in bijlage XII vastgestelde overeenkomstige voorschriften.

3. Om op de evoluerende vraag van de consument te kunnen inspelen, rekening te houden met de technische vooruitgang en te voorkomen dat er hindernissen voor productinnovatie worden opgeworpen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de in bijlage XII opgenomen definities en verkoopbenamingen zo nodig wijzigen en afwijkingen of vrijstellingen daarvan vaststellen.

Artikel 164 Tolerantie

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke sector kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voor elke norm een tolerantie vaststellen bij overschrijding waarvan de hele partij producten wordt geacht niet aan de norm te voldoen.

Artikel 165 Oenologische procedés

1. Als de Internationale Organisatie voor wijnbouw en wijnbereiding (OIV) analysemethoden voor het bepalen van de samenstelling van de producten of voorschriften aan de hand waarvan kan worden bepaald of producten behandelingen hebben ondergaan die strijdig zijn met de toegestane oenologische procedés, heeft aanbevolen en gepubliceerd, moeten deze methoden en voorschriften worden toegepast.

Als de OIV geen methoden of voorschriften heeft aanbevolen of gepubliceerd, stelt de Commissie de desbetreffende methoden en voorschriften vast als bedoeld in artikel 162, lid 2, onder g).

In afwachting van de vaststelling van die voorschriften worden de methoden en voorschriften toegepast die door de betrokken lidstaat zijn toegestaan.

2. Voor de productie en de bewaring in de Unie van wijnbouwproducten mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de oenologische procedés die op grond van bijlage XIII zijn toegestaan of die zijn bedoeld in artikel 162, lid 2, onder g), of artikel 168, leden 2 en 3.

De eerste alinea is niet van toepassing op:

a) druivensap en geconcentreerd druivensap;

b) voor de bereiding van druivensap bestemde druivenmost en geconcentreerde druivenmost.

De toegestane oenologische procedés mogen slechts worden toegepast om een goede bereiding, een goede bewaring of een goede ontwikkeling van het product te waarborgen.

De wijnbouwproducten worden in de Unie geproduceerd met inachtneming van de betrokken beperkingen die in bijlage XIII zijn vastgesteld.

In bijlage XII, deel II, opgenomen wijnbouwproducten die met niet door de Unie toegestane of, in voorkomend geval, niet-toegestane nationale oenologische procedés zijn geproduceerd of niet voldoen aan de in bijlage XIII vastgestelde beperkingen, mogen niet in de Unie worden afgezet.

3. Als de Commissie oenologische procedés voor wijn toestaat als bedoeld in artikel 162, lid 2, onder g),

a) gaat zij uit van de door de OIV aanbevolen en gepubliceerde oenologische procedés en analysemethoden en van de resultaten die zijn geboekt met het experimentele gebruik van vooralsnog niet-toegestane oenologische procedés;

b) houdt zij rekening met overwegingen op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid;

c) houdt zij rekening met het risico dat de consument door zijn vaste verwachtings- en ideeënpatroon wordt misleid en gaat zij na of dat risico aan de hand van beschikbare voorlichting kan worden uitgesloten;

d) maakt zij de instandhouding van de natuurlijke en essentiële kenmerken van de wijn mogelijk zonder dat daarbij de samenstelling van het betrokken product substantieel wordt gewijzigd;

e) ziet zij erop toe dat een aanvaardbaar minimumniveau van milieuzorg wordt gehandhaafd;

f) neemt zij de algemene voorschriften inzake oenologische procedés en beperkingen in acht die zijn vastgesteld in bijlage XIII.

Artikel 166 Wijndruivenrassen

1. De in de Unie geproduceerde producten van bijlage XII, deel II, worden verkregen van wijndruivenrassen die overeenkomstig lid 2 van dit artikel in een indeling mogen worden opgenomen.

2. Met inachtneming van lid 3 stellen de lidstaten in een indeling vast welke wijndruivenrassen op hun grondgebied met het oog op de wijnbereiding mogen worden aangeplant, heraangeplant of geënt.

Uitsluitend wijndruivenrassen die voldoen aan de onderstaande voorwaarden mogen in de indeling van de lidstaten worden opgenomen:

a) het betrokken ras behoort tot de soort Vitis vinifera of is verkregen uit een kruising van deze soort met andere soorten van het geslacht Vitis ;

b) het ras is niet een van de volgende rassen: Noah, Othello, Isabelle, Jacquez, Clinton of Herbemont.

Wanneer een wijndruivenras uit de in de eerste alinea bedoelde indeling wordt geschrapt, moeten de wijnstokken van dit ras binnen vijftien jaar na die schrapping worden gerooid.

3. Lidstaten met een wijnproductie van niet meer dan 50 000 hectoliter per wijnoogstjaar, berekend op basis van de gemiddelde productie gedurende de laatste vijf wijnoogstjaren, worden vrijgesteld van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde verplichting tot indeling.

Ook in de in de eerste alinea bedoelde lidstaten mogen met het oog op de wijnbereiding evenwel uitsluitend wijndruivenrassen worden aangeplant, heraangeplant of geënt die aan lid 2, tweede alinea, voldoen.

4. In afwijking van lid 2, eerste en derde alinea, en lid 3, tweede alinea, staan de lidstaten in het kader van wetenschappelijk onderzoek en experimenten het aanplanten, heraanplanten of enten van de volgende wijndruivenrassen toe:

a) wijndruivenrassen die niet zijn ingedeeld voor zover het gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten;

b) wijndruivenrassen die niet voldoen aan lid 2, tweede alinea, onder a) en b), voor zover het gaat om de in lid 3 bedoelde lidstaten.

5. Oppervlakten die met het oog op de wijnbereiding met wijndruivenrassen zijn beplant in strijd met de leden 2, 3 en 4, worden gerooid.

De verplichting tot rooien van dergelijke oppervlakten vervalt evenwel wanneer de betrokken productie uitsluitend bestemd is om door de wijnbouwer en zijn gezin te worden geconsumeerd.

6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te controleren of de producenten de leden 2 tot en met 5 naleven.

Artikel 167 Specifiek gebruik van wijn

Met uitzondering van wijn in flessen die aantoonbaar vóór 1 september 1971 is gebotteld, mag wijn die is verkregen van wijndruivenrassen die zijn opgenomen in overeenkomstig artikel 166, lid 2, eerste alinea, opgestelde indelingen, maar niet overeenstemt met één van de in bijlage XII, deel II, vermelde categorieën, slechts worden gebruikt voor consumptie door de individuele wijnbouwer en zijn gezin, voor de vervaardiging van wijnazijn of voor distillatie.

Artikel 168 Nationale voorschriften voor bepaalde producten en/of sectoren

1. Onverminderd artikel 162, lid 1, kunnen de lidstaten nationale voorschriften inzake andere kwaliteitsniveaus van smeerbare vetproducten vaststellen of handhaven. Deze voorschriften moeten de mogelijkheid bieden om deze kwaliteitsniveaus te beoordelen aan de hand van criteria inzake met name de verwerkte grondstoffen, de organoleptische kenmerken van de producten en hun fysische en microbiologische stabiliteit.

De lidstaten die van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid gebruik maken, zorgen ervoor dat de in andere lidstaten vervaardigde producten die aan de in deze nationale voorschriften vastgestelde criteria voldoen, onder niet-discriminerende voorwaarden gebruik mogen maken van vermeldingen die, uit hoofde van deze voorschriften, aangeven dat aan deze criteria wordt voldaan.

2. De lidstaten mogen het gebruik van bepaalde krachtens de wetgeving van de Unie toegestane oenologische procedés voor op hun grondgebied geproduceerde wijn beperken of verbieden en voorzien in strengere beperkingen met het oog op de bevordering van het behoud van de wezenlijke kenmerken van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, mousserende wijn en likeurwijn.

De lidstaten delen deze beperkingen en verbodsbepalingen aan de Commissie mee, die deze ter kennis van de andere lidstaten brengt.

3. De lidstaten mogen toestemming verlenen voor het gebruik van niet-toegestane oenologische procedés voor experimentele doeleinden onder voorwaarden die de Commissie nader omschrijft via overeenkomstig lid 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

4. Met het oog op een correcte en transparante toepassing kan de Commissie via gedelegeerde handelingen de voorwaarden voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 vaststellen, alsmede de voorwaarden voor het in bezit hebben, in het verkeer brengen en gebruiken van de producten die via in lid 3 bedoelde experimentele procedés zijn verkregen.

Subsectie IV Handelsnormen betreffende invoer en uitvoer

ARTIKEL 169 Algemene bepalingen

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de handel tussen de Unie en bepaalde derde landen en met de bijzondere aard van sommige landbouwproducten, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen enerzijds bepalen onder welke voorwaarden ingevoerde producten kunnen worden geacht een equivalent niveau van inachtneming van de voorschriften van de Unie betreffende de handelsnormen te bieden, wat het mogelijk maakt van artikel 161 afwijkende maatregelen te nemen, en anderzijds voorschriften vaststellen met betrekking tot de toepassing van de handelsnormen op uit de Unie uitgevoerde producten.

Artikel 170 Bijzondere bepalingen voor de invoer van wijn

1. Tenzij anders is bepaald in overeenkomstig artikel 218 VWEU gesloten overeenkomsten, zijn de bepalingen inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en etikettering van wijn als vastgesteld in sectie II, subsectie II, van dit hoofdstuk en in de in artikel 163 bedoelde definities en verkoopbenamingen van toepassing op in de Unie ingevoerde producten van de GN-codes 2009 61, 2009 69 en 2204.

2. Tenzij anders is bepaald in overeenkomstig artikel 218 VWEU gesloten overeenkomsten, worden de in lid 1 bedoelde producten geproduceerd overeenkomstig oenologische procedés die worden aanbevolen en gepubliceerd door de OIV of zijn toegestaan door de Unie op grond van deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde maatregelen.

3. Voor de invoer van de in lid 1 bedoelde producten worden de volgende documenten overgelegd:

a) een bewijs van naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen, dat in het land van oorsprong van het product is opgesteld door een bevoegde instantie die is opgenomen in een door de Commissie te publiceren lijst;

b) met betrekking tot voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde producten, een analyseverslag dat is opgesteld door een door het land van oorsprong van het product aangewezen instantie of dienst.

Subsectie V Gemeenschappelijke bepalingen

ARTIKEL 171 Nationale controles

De lidstaten verrichten controles op basis van een risicoanalyse om na te gaan of de producten aan de in deze sectie vastgestelde voorschriften voldoen, en leggen indien nodig administratieve sancties op.

Artikel 172 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan via uitvoeringshandelingen alle in verband met deze sectie noodzakelijke maatregelen vaststellen, en met name:

a) regels vaststellen voor de toepassing van de algemene handelsnorm;

b) regels vaststellen voor de toepassing van de in bijlage XII opgenomen definities en verkoopbenamingen;

c) de lijst opstellen van de producten als bedoeld in bijlage XII, deel III, punt 5, tweede alinea, en in bijlage XII, deel VI, zesde alinea, onder a), op basis van de door de lidstaten aan de Commissie toe te sturen indicatieve lijsten van producten die volgens de lidstaten op hun grondgebied overeenstemmen met de producten als bedoeld in bijlage XII, deel III, punt 5, tweede alinea, en in bijlage XII, deel VI, zesde alinea, onder a);

d) regels vaststellen voor de toepassing van de sector- en productspecifieke handelsnormen, waaronder uitvoeringsbepalingen voor het nemen van monsters en analysemethoden voor het bepalen van de samenstelling van de producten;

e) regels vaststellen aan de hand waarvan kan worden bepaald of de producten behandelingen hebben ondergaan die strijdig zijn met de toegestane oenologische procedés;

f) regels vaststellen voor het verrichten van controles op de naleving van de sector- of productspecifieke handelsnormen;

g) regels vaststellen voor de bepaling van het tolerantieniveau;

(h) bepalingen vaststellen betreffende de autoriteiten die voor het verrichten van de nalevingscontroles verantwoordelijk zijn, en betreffende de inhoud, de frequentie en het afzetstadium waarop die controles van toepassing zijn;

i) de nodige maatregelen vaststellen voor de toepassing van de in artikel 169 bedoelde afwijking.]

Sectie IIOorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector

SUBSECTIE I INLEIDENDE BEPALINGEN

ARTIKEL 173 Werkingssfeer

1. De in deze sectie vastgestelde voorschriften inzake oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen zijn van toepassing op de producten als bedoeld in bijlage XII, deel II, punten 1, 3 tot en met 6, 8, 9, 11, 15 en 16.

2. De in lid 1 bedoelde voorschriften zijn gebaseerd op:

a) het beschermen van de rechtmatige belangen van:

i) consumenten, en

ii) producenten;

b) het waarborgen van de soepele werking van de interne markt voor de betrokken producten, en

c) het bevorderen van de productie van kwaliteitsproducten, terwijl ruimte wordt gelaten voor nationale maatregelen op het gebied van kwaliteitsbeleid.

Subsectie IIOorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

ARTIKEL 174 Definities

1. Voor de toepassing van deze subsectie wordt verstaan onder:

a) "oorsprongsbenaming": de naam van een regio, een bepaalde plaats of, bij uitzondering, een land, die wordt gebruikt voor de beschrijving van een product als bedoeld in artikel 173, lid 1, dat aan de volgende vereisten voldoet:

i) de kwaliteit en de kenmerken van het product zijn hoofdzakelijk of uitsluitend toe te schrijven aan de specifieke geografische omgeving met haar eigen door natuur en mens bepaalde factoren;

ii) alle druiven waarmee het product is bereid, zijn afkomstig uit dit geografische gebied;

iii) de productie vindt plaats in dit geografische gebied, en

iv) het product is verkregen van wijndruivenrassen die behoren tot de soort Vitis vinifera ;

b) "geografische aanduiding": een aanduiding die verwijst naar een regio, een bepaalde plaats of, bij uitzondering, een land, die wordt gebruikt voor de beschrijving van een product als bedoeld in artikel 173, lid 1, dat aan de volgende vereisten voldoet:

i) het product heeft een specifieke kwaliteit, reputatie of andere kenmerken die aan deze geografische oorsprong toe te schrijven zijn;

ii) ten minste 85 % van de voor de bereiding van het product gebruikte druiven zijn afkomstig uit dit geografische gebied;

iii) de productie vindt plaats in dit geografische gebied, en

iv) het product is verkregen van wijndruivenrassen die tot de soort Vitis vinifera behoren of die het resultaat zijn van een kruising van deze soort met andere soorten van het geslacht Vitis .

2. Bepaalde traditioneel gebruikte namen zijn een oorsprongsbenaming wanneer zij:

a) een wijn aanduiden;

b) naar een geografische naam verwijzen;

c) voldoen aan de in lid 1, onder a) i) tot en met iv), vastgestelde voorwaarden, en

d) worden beschermd volgens de in deze subsectie vastgestelde procedure voor de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen.

3. Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, waaronder die welke betrekking hebben op geografische gebieden in derde landen, komen in aanmerking voor bescherming in de Unie overeenkomstig de in deze subsectie vastgestelde voorschriften.

Artikel 175 Inhoud van de beschermingsaanvraag

1. Een aanvraag om een naam te beschermen als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding dient een technisch dossier met de volgende gegevens te bevatten:

a) de naam die moet worden beschermd;

b) de naam en het adres van de aanvrager;

c) het in lid 2 bedoelde productdossier, en

d) het enig document waarin het in lid 2 bedoelde productdossier wordt samengevat.

2. De betrokken partijen kunnen aan de hand van het productdossier nagaan onder welke omstandigheden de producten met de betrokken oorsprongsbenaming of geografische aanduiding worden geproduceerd.

Het productdossier bestaat ten minste uit de volgende elementen:

a) de naam die moet worden beschermd;

b) een beschrijving van de wijn(en):

i) voor wijn met een oorsprongsbenaming, zijn belangrijkste analytische en organoleptische kenmerken;

ii) voor wijn met een geografische aanduiding, zijn belangrijkste analytische kenmerken en een beoordeling of indicatie van zijn organoleptische kenmerken;

c) in voorkomend geval, de specifieke bij de productie van de wijn(en) gebruikte oenologische procedés, alsmede de betrokken beperkingen bij de productie van de wijn(en);

d) de afbakening van het betrokken geografische gebied;

e) de maximumopbrengst per hectare;

(f) het wijndruivenras of de wijndruivenrassen waarvan de wijn(en) is (zijn) verkregen;

(g) de gegevens over het verband als bedoeld in artikel 174, lid 1, onder a) i), of, in voorkomend geval, in artikel 174, lid 1, onder b) i);

(h) de toepasselijke vereisten die zijn vastgesteld in nationale of EU-wetgeving of, indien daarin door de lidstaten is voorzien, door een organisatie die de beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding beheert, met dien verstande dat die vereisten objectief, niet-discriminerend en in overeenstemming met de EU-wetgeving moeten zijn;

i) de naam en het adres van de autoriteiten of organen die verifiëren of de bepalingen van het productdossier worden nageleefd, alsmede hun specifieke taken.

Artikel 176 Beschermingsaanvraag met betrekking tot in derde landen gelegen geografische gebieden

1. Een beschermingsaanvraag met betrekking tot een geografisch gebied in een derde land bevat naast de in artikel 175 vermelde elementen het bewijs dat de betrokken naam in het land van oorsprong van het betrokken product beschermd is.

2. De aanvraag wordt rechtstreeks door de aanvrager of via de autoriteiten van het betrokken derde land bij de Commissie ingediend.

3. De beschermingsaanvraag wordt ingediend in één van de officiële talen van de Unie of gaat vergezeld van een gecertificeerde vertaling in één van die talen.

Artikel 177 Aanvragers

1. De bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding wordt aangevraagd door een belanghebbende producentengroepering of, bij uitzondering, door een individuele producent. Andere betrokken partijen mogen zich bij de aanvraag aansluiten.

2. Producenten mogen slechts voor door hen geproduceerde wijn een beschermingsaanvraag indienen.

3. Voor namen die een grensoverschrijdend geografisch gebied aanduiden of voor traditionele namen die verbonden zijn met een dergelijk gebied, mag een gemeenschappelijke aanvraag worden ingediend.

Artikel 178 Inleidende nationale procedure

1. Een aanvraag tot bescherming van een in artikel 174 bedoelde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding voor wijn van EU-oorsprong wordt overeenkomstig het onderhavige artikel behandeld in het kader van een inleidende nationale procedure.

2. De beschermingsaanvraag wordt ingediend in de lidstaat op het grondgebied waarvan de oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is ontstaan.

3. De betrokken lidstaat gaat na of de beschermingsaanvraag voldoet aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden.

De door de lidstaat te volgen nationale procedure houdt in dat de aanvraag naar behoren wordt bekendgemaakt en dat op het grondgebied van de betrokken lidstaat woonachtige of gevestigde natuurlijke of rechtspersonen met een legitiem belang gedurende ten minste twee maanden na de datum van bekendmaking van de beschermingsaanvraag bezwaar kunnen aantekenen tegen de voorgestelde bescherming door een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen bij de betrokken lidstaat.

4. Een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding die volgens de lidstaat niet aan de betrokken vereisten voldoet of onverenigbaar is met de EU-wetgeving in haar geheel, wordt door die lidstaat afgewezen.

5. Een lidstaat die oordeelt dat de betrokken vereisten zijn nageleefd,

a) publiceert het enig document en het productdossier ten minste op het internet, en

b) dient bij de Commissie een beschermingsaanvraag met de volgende gegevens in:

i) de naam en het adres van de aanvrager;

ii) het in artikel 175, lid 1, onder d), bedoelde enige document;

iii) een verklaring waarin de lidstaat aangeeft dat de door de aanvrager ingediende aanvraag volgens die lidstaat voldoet aan de voorwaarden van deze verordening, en

iv) de vindplaats van de onder a) bedoelde bekendmaking.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde informatie wordt ingediend in één van de officiële talen van de Unie of gaat vergezeld van een gecertificeerde vertaling in één van die talen.

6. De lidstaten beschikken over de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om met ingang van 1 augustus 2009 aan artikel 118 septies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en aan het onderhavige artikel te voldoen.

7. Lidstaten die geen nationale wetgeving inzake de bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen hebben, kunnen, uitsluitend bij wijze van overgangsregeling, de naam overeenkomstig deze subsectie op nationaal niveau beschermen met ingang van de dag waarop de aanvraag bij de Commissie wordt ingediend. De nationale bescherming bij wijze van overgangsregeling eindigt op de datum waarop overeenkomstig deze subsectie een besluit inzake registratie of weigering wordt genomen.

Artikel 179 Onderzoek door de Commissie

1. De Commissie maakt de termijn bekend voor de indiening van een aanvraag tot bescherming van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding.

2. De Commissie onderzoekt of de in artikel 178, lid 5, bedoelde beschermingsaanvragen voldoen aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden.

3. Indien volgens de Commissie is voldaan aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden, besluit zij, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, het in artikel 175, lid 1, onder d), bedoelde enig document en de in artikel 178, lid 5, bedoelde vindplaats van het productdossier bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie

4. Wanneer de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden volgens de Commissie niet in acht zijn genomen, besluit zij, middels uitvoeringshandelingen, de aanvraag af te wijzen.

Artikel 180 Bezwaarprocedure

Lidstaten, derde landen of natuurlijke of rechtspersonen met een legitiem belang die woonachtig of gevestigd zijn in een andere lidstaat dan die waar de bescherming is aangevraagd, of in een derde land, kunnen gedurende uiterlijk twee maanden na de in artikel 179, lid 3, bedoelde bekendmaking bezwaar tegen de voorgestelde bescherming aantekenen door bij de Commissie een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen met betrekking tot de in deze subsectie bepaalde voorwaarden om voor bescherming in aanmerking te komen.

In een derde land woonachtige of gevestigde natuurlijke of rechtspersonen dienen hun verklaring binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn van twee maanden rechtstreeks of via de autoriteiten van het betrokken derde land bij de Commissie in.

Artikel 181 Beschermingsbesluit

Op basis van de informatie waarover de Commissie na afloop van de in artikel 180 bedoelde bezwaarprocedure beschikt, besluit zij middels uitvoeringshandelingen om bescherming te verlenen aan de oorsprongsbenaming of geografische aanduiding die aan de in deze subsectie vastgestelde voorwaarden voldoet en verenigbaar is met de EU-wetgeving in het algemeen, dan wel om de aanvraag af te wijzen indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 182 hom*oniemen

1. Bij de registratie van een naam waarvoor een aanvraag is ingediend en die volledig of gedeeltelijk hom*oniem is met een naam die overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde bepalingen betreffende de wijnsector is geregistreerd, wordt naar behoren rekening gehouden met de plaatselijke en traditionele gebruiken en elk risico van verwarring.

Een hom*onieme naam die bij de consument ten onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn van een ander grondgebied, wordt niet geregistreerd, ook al is de naam juist wat het grondgebied, de regio of de plaats van oorsprong van de betrokken producten betreft.

Het gebruik van een geregistreerde hom*onieme naam is slechts toegestaan indien de praktische omstandigheden garanderen dat de in tweede instantie geregistreerde hom*onieme naam zich duidelijk onderscheidt van de reeds geregistreerde naam, voor zover de betrokken producenten een billijke behandeling krijgen en de consument niet wordt misleid.

2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing wanneer een naam waarvoor een aanvraag is ingediend, volledig of gedeeltelijk hom*oniem is met een geografische aanduiding die als dusdanig is beschermd krachtens de wetgeving van een lidstaat.

De lidstaten registreren geen niet-identieke geografische aanduidingen met het oog op bescherming uit hoofde van hun respectieve wetgeving inzake geografische aanduidingen, indien een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding in de Unie is beschermd uit hoofde van de EU-wetgeving inzake oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen.

3. Namen van wijndruivenrassen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, mogen niet worden gebruikt voor de etikettering van onder deze verordening vallende producten, tenzij de Commissie middels gedelegeerde handelingen anders bepaalt teneinde rekening te houden met bestaande etiketteringspraktijken.

4. De bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor producten die onder artikel 174 vallen, geldt onverminderd de beschermde geografische aanduidingen die van toepassing zijn op gedistilleerde dranken in de zin van Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad[32] en vice versa.

Artikel 183 Redenen tot weigering van de bescherming

1. Namen die soortnamen zijn geworden, worden niet beschermd als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding.

In de zin van deze subsectie wordt onder een "naam die een soortnaam is geworden" verstaan de naam van een wijn, die weliswaar verband houdt met de plaats of regio waar deze wijn oorspronkelijk werd geproduceerd of afgezet, maar in de Unie de gangbare naam van die wijn is geworden.

Om vast te stellen of een naam een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle ter zake doende factoren, met name:

a) de bestaande situatie in de Unie, vooral in de consumptiegebieden;

b) de ter zake relevante nationale of EU-wetgeving.

2. Een naam wordt niet als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding beschermd indien de bescherming, rekening houdend met de reputatie en bekendheid van een merk, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van de wijn.

Artikel 184 Verband met merken

1. Wanneer een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding overeenkomstig deze verordening wordt beschermd, wordt een aanvraag tot registratie van een merk dat onder één van de in artikel 185, lid 2, vermelde situaties valt en dat betrekking heeft op een product van één van de in bijlage XII, deel II, vermelde categorieën, afgewezen als de aanvraag tot registratie van het merk wordt ingediend na de datum waarop de aanvraag tot bescherming van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding bij de Commissie is ingediend, en wordt de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding vervolgens beschermd.

Merken die in strijd met de eerste alinea zijn geregistreerd, worden nietig verklaard.

2. Onverminderd artikel 183, lid 2, geldt dat, indien het gebruik van een merk onder één van de in artikel 185, lid 2, vermelde situaties valt en indien dit merk, vóór de datum van indiening van de aanvraag tot bescherming van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding bij de Commissie, op het grondgebied van de Unie is gedeponeerd, is geregistreerd of, mits de betrokken wetgeving in deze mogelijkheid voorziet, rechten heeft verworven door gebruik, dit merk verder mag worden gebruikt en de duur van de registratie mag worden verlengd niettegenstaande de bescherming van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding, op voorwaarde dat er geen redenen zijn om het merk nietig of vervallen te verklaren op grond van Richtlijn 2008/95/EEG van het Europees Parlement en de Raad[33] of Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad[34].

In dergelijke gevallen mag de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding naast het betrokken merk worden gebruikt.

Artikel 185 Bescherming

1. Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen mogen worden gebruikt door alle marktdeelnemers die een overeenkomstig het betrokken productdossier geproduceerde wijn afzetten.

2. Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, alsmede de wijnen die deze beschermde namen overeenkomstig het productdossier dragen, worden beschermd tegen:

a) elk direct of indirect gebruik door de handel van een beschermde naam:

i) voor vergelijkbare producten die niet in overeenstemming zijn met het bij de beschermde naam horende productdossier, of

ii) voor zover dat gebruik neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product of de dienst is aangegeven, of indien de beschermde naam is vertaald of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals "soort", "type", "methode", "op de wijze van", "imitatie", "smaak", "zoals" en dergelijke;

c) elke andere onjuiste of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking of in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken wijnproduct, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product;

d) andere praktijken die de consument kunnen misleiden ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product.

3. Beschermde oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen worden in de Unie geen soortnamen in de zin van artikel 183, lid 1.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een einde te maken aan het in lid 2 bedoelde onrechtmatige gebruik van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 186 Register

De Commissie stelt een openbaar toegankelijk elektronisch register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen voor wijn op en houdt dat bij.

Artikel 187 Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

1. De lidstaten wijzen één of meer bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de controles met betrekking tot de verplichtingen die in deze subsectie zijn vastgesteld overeenkomstig de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad[35] vastgestelde criteria.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat elke marktdeelnemer die aan deze subsectie voldoet, het recht heeft onder een controlesysteem te vallen.

3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit of autoriteiten. De Commissie maakt de naam en het adres van de autoriteiten bekend en werkt deze gegevens regelmatig bij.

Artikel 188 Verificatie inzake de naleving van het productdossier

1. Voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen die betrekking hebben op een geografisch gebied in de Unie, wordt de jaarlijkse verificatie inzake de naleving van het productdossier tijdens de productie en tijdens of na de verpakking van de wijn uitgevoerd door:

a) de in artikel 187, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit of autoriteiten, of

b) één of meer controleorganen in de zin van artikel 2, tweede alinea, punt 5, van Verordening (EG) nr. 882/2004 die optreden als certificeringsorgaan voor het product overeenkomstig de in artikel 5 van die verordening vastgestelde criteria.

De kosten van deze verificatie zijn ten laste van de betrokken marktdeelnemer.

2. Voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen die betrekking hebben op een geografisch gebied in een derde land, wordt de jaarlijkse verificatie inzake de naleving van het productdossier tijdens de productie en tijdens of na de verpakking van de wijn uitgevoerd door:

a) één of meer door het derde land aangewezen overheidsinstanties, of

b) één of meer certificeringsorganen.

3. De in lid 1, onder b), en lid 2, onder b), bedoelde certificeringsorganen dienen te voldoen aan en te zijn geaccrediteerd volgens de Europese norm EN 45011 of ISO/IEC Guide 65 (Algemene voorschriften voor instanties die productcertificeringssystemen toepassen).

4. De in lid 1, onder a), en lid 2, onder a), bedoelde autoriteit of autoriteiten dienen voor de uitvoering van de verificatie inzake de naleving van het productdossier afdoende garanties inzake objectiviteit en onpartijdigheid te bieden en over gekwalificeerd personeel en voldoende middelen te beschikken.

Artikel 189 Wijzigingen van het productdossier

1. Een aanvrager die voldoet aan de in artikel 177 vastgestelde voorwaarden, mag om goedkeuring van een wijziging van het productdossier inzake een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding verzoeken, met name om rekening te houden met wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, of om de in artikel 175, lid 2, tweede alinea, onder d), bedoelde afbakening van het geografische gebied te herzien. In het verzoek worden de voorgestelde wijzigingen beschreven en gemotiveerd.

2. Als de voorgestelde wijziging één of meer wijzigingen van het in artikel 175, lid 1, onder d), bedoelde enig document omvat, zijn de artikelen 178 tot en met 181 van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot wijziging. Als echter slechts minimale wijzigingen worden voorgesteld, beslist de Commissie middels uitvoeringshandelingen of de wijziging wordt goedgekeurd zonder de procedure van artikel 179, lid 2, en artikel 180 te volgen, en maakt zij in het geval van goedkeuring de in artikel 179, lid 3, bedoelde elementen bekend.

3. Als de voorgestelde wijziging geen wijzigingen van het enig document omvat, gelden de volgende regels:

a) als het geografische gebied zich in een lidstaat bevindt, geeft deze lidstaat zijn standpunt over de wijziging, publiceert hij bij een positief advies het gewijzigde productdossier en stelt hij de Commissie in kennis van de goedgekeurde wijzigingen en de betrokken motivering;

b) als het geografische gebied zich in een derde land bevindt, bepaalt de Commissie middels uitvoeringshandelingen of de voorgestelde wijziging wordt goedgekeurd.

Artikel 190 Annulering

1. De Commissie kan, op eigen initiatief of naar aanleiding van het gemotiveerde verzoek van een lidstaat, een derde land of een natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang, middels uitvoeringshandelingen besluiten de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding te annuleren indien de naleving van het betrokken productdossier niet langer kan worden gegarandeerd.

De artikelen 178 tot en met 181 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 191 Bestaande beschermde wijnnamen

1. Wijnnamen die beschermd zijn op grond van de artikelen 51 en 54 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en artikel 28 van Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie[36], worden automatisch beschermd uit hoofde van deze verordening. De Commissie neemt deze namen op in het in artikel 186 van deze verordening bedoelde register.

2. Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde bestaande beschermde wijnnamen dienen de lidstaten de volgende informatie in bij de Commissie:

a) het in artikel 175, lid 1, bedoelde technische dossier;

b) de nationale goedkeuringsbesluiten.

3. De in lid 1 bedoelde wijnnamen verliezen de op grond van deze verordening verleende bescherming indien de in lid 2 bedoelde informatie niet uiterlijk op 31 december 2011 is ingediend. De Commissie neemt, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, de nodige administratieve maatregelen om ervoor te zorgen dat deze namen uit het in artikel 186 bedoelde register worden geschrapt

4. Artikel 190 is niet van toepassing op de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bestaande beschermde wijnnamen.

Tot en met 31 december 2014 kan de Commissie op eigen initiatief middels uitvoeringshandelingen beslissen de bescherming van in lid 1 bedoelde bestaande beschermde wijnnamen te annuleren, indien deze namen niet voldoen aan de in artikel 174 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 192 Leges

De lidstaten mogen leges heffen ter dekking van door hen gemaakte kosten in verband met onder meer het onderzoek van beschermingaanvragen, bezwaarschriften, wijzigingsverzoeken en annulatieaanvragen uit hoofde van deze subsectie.

Artikel 193 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de productie in het afgebakende geografische gebied, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen overgaan tot de vaststelling van:

a) beginselen voor de afbakening van het geografische gebied, en

b) definities, beperkingen en afwijkingen met betrekking tot de productie in het afgebakende geografische gebied.

2. Om de kwaliteit en de traceerbaarheid van de producten te waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen vaststellen onder welke voorwaarden het productdossier aanvullende vereisten als bedoeld in artikel 175, lid 2, onder h), mag bevatten.

3. Om de legitieme rechten of de rechtmatige belangen van producenten of marktdeelnemers te waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen:

a) definiëren in welke gevallen een individuele producent de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding kan aanvragen;

b) beperkingen vaststellen met betrekking tot het type producent dat de bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding kan aanvragen;

c) specifieke maatregelen inzake de voor grensoverschrijdende aanvragen geldende nationale procedures vaststellen;

d) vaststellen op welke datum een aanvraag of een verzoek moet worden ingediend;

e) vaststellen op welke datum de procedure ingaat;

(f) vaststellen onder welke voorwaarden een wijziging als minimaal in de zin van artikel 189, lid 2, moet worden beschouwd;

(g) vaststellen op welke datum een wijziging in werking treedt.

4. Om een adequate bescherming te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, beperkingen ten aanzien van de beschermde naam vaststellen.

5. Om onrechtmatig gebruik van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen te voorkomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen welke maatregelen de lidstaten in dit verband ten uitvoer dienen te leggen.

6. Om de doeltreffendheid van de in deze subsectie bedoelde controles te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de nodige maatregelen betreffende de mededelingen van de marktdeelnemers aan de Commissie vaststellen.

7. Om te voorkomen dat de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten nadeel ondervinden van de toepassing van deze subsectie op wijnnamen waarvoor vóór 1 augustus 2009 bescherming is verleend, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, overgangsbepalingen vaststellen inzake:

a) wijnnamen die de lidstaten vóór 1 augustus 2009 als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding hebben erkend;

b) de inleidende nationale procedure;

c) wijnen die vóór een specifieke datum zijn afgezet of geëtiketteerd, en

d) wijzigingen van het productdossier.

Artikel 194 Uitvoeringsbevoegdheden

1. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze subsectie vaststellen op het gebied van:

a) de in het productdossier te verstrekken informatie over het verband tussen het geografische gebied en het eindproduct;

b) de openbare bekendmaking van besluiten over de goedkeuring of de afwijzing van beschermingsaanvragen;

c) het opstellen en bijhouden van het in artikel 186 bedoelde register;

d) de omzetting van een beschermde oorsprongsbenaming in een beschermde geografische aanduiding;

e) de indiening van een grensoverschrijdende aanvraag;

(f) de door de lidstaten uit te voeren controles en verificaties, inclusief tests.

2. De Commissie kan met betrekking tot deze subsectie middels uitvoeringshandelingen vaststellen volgens welke procedure aanvragen om bescherming van een geografische oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, en verzoeken om goedkeuring van een wijziging van een oorsprongbenaming of een geografische aanduiding onder meer op ontvankelijkheid moeten worden onderzocht, volgens welke procedure bezwaarschriften, annulatieaanvragen en omzettingsaanvragen onder meer op ontvankelijkheid moeten worden onderzocht, en volgens welke procedure informatie over bestaande beschermde wijnnamen moet worden verstrekt, mits deze uitvoeringshandelingen betrekking hebben op met name:

a) modeldocumenten en het transmissieformat;

b) termijnen;

c) gedetailleerde bepalingen inzake de feitelijke informatie, het bewijsmateriaal en de ondersteunende documenten die ter staving van de aanvraag of het verzoek moeten worden verstrekt.

Artikel 195 Uitvoeringshandelingen die en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité worden vastgesteld

Wanneer aanvragen of verzoeken als onontvankelijk worden beschouwd, neemt de Commissie middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, het besluit om deze op grond van onontvankelijkheid af te wijzen.

Subsectie IIITraditionele aanduidingen

ARTIKEL 196 Definitie

Een "traditionele aanduiding" is een aanduiding die in de lidstaten traditioneel voor de in artikel 173, lid 1, bedoelde producten wordt gebruikt:

a) om aan te geven dat het product een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft overeenkomstig de nationale of de EU-wetgeving, of

b) ter aanduiding van de productie- of rijpingsmethode, de kwaliteit, de kleur, de aard van de productieplaats, of een historische gebeurtenis in verband met het product met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding.

Artikel 197 Bescherming

1. Een beschermde traditionele aanduiding mag uitsluitend worden gebruikt voor een product dat is geproduceerd overeenkomstig de in artikel 196 bedoelde definitie.

Traditionele aanduidingen worden beschermd tegen onrechtmatig gebruik.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een einde te maken aan onrechtmatig gebruik van beschermde traditionele aanduidingen.

2. Traditionele aanduidingen worden in de Unie geen soortnamen.

Artikel 198 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om een adequate bescherming te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, bepalingen ten aanzien van de taal en de schrijfwijze van de te beschermen aanduiding vaststellen.

2. Om de legitieme rechten of de rechtmatige belangen van producenten of marktdeelnemers te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, bepalingen vaststellen ter definiëring van:

a) de soort van aanvragers die bescherming van een traditionele aanduiding mogen aanvragen;

b) de voorwaarden waaronder een aanvraag om erkenning van een traditionele aanduiding als ontvankelijk wordt beschouwd;

c) de gronden voor bezwaar tegen een voorstel tot erkenning van een traditionele aanduiding;

d) de reikwijdte van de bescherming, waaronder het verband met merken, beschermde traditionele aanduidingen, beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen, hom*oniemen of bepaalde wijndruivenrassen;

e) de redenen voor annulering van een traditionele aanduiding;

(f) de datum voor indiening van een aanvraag of een verzoek.

3. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van het handelsverkeer tussen de Unie en bepaalde derde landen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen onder welke voorwaarden traditionele aanduidingen mogen worden gebruikt op producten van derde landen, en welke afwijkingen van artikel 196 van toepassing zijn.

4. Om onrechtmatig gebruik van beschermde traditionele aanduidingen te voorkomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen welke maatregelen de lidstaten in dit verband ten uitvoer dienen te leggen.

Artikel 199 Uitvoeringsbevoegdheden

1. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, met betrekking tot deze subsectie vaststellen volgens welke procedure aanvragen om bescherming van een traditionele aanduiding, verzoeken om goedkeuring van een wijziging van een traditionele aanduiding, en bezwaarschriften en annulatieaanvragen onder meer op ontvankelijkheid moeten worden onderzocht, mits deze uitvoeringshandelingen betrekking hebben op met name:

a) modeldocumenten en het transmissieformat;

b) termijnen;

c) gedetailleerde bepalingen inzake de feitelijke informatie, het bewijsmateriaal en de ondersteunende documenten die ter staving van de aanvraag of het verzoek moeten worden verstrekt.

2. De Commissie besluit, middels uitvoeringshandelingen, tot goedkeuring dan wel afwijzing van aanvragen tot bescherming van een traditionele aanduiding, verzoeken om goedkeuring van een wijziging van een traditionele aanduiding of aanvragen tot annulering van de bescherming van een traditionele aanduiding.

3. De Commissie voorziet, middels uitvoeringshandelingen, in de bescherming van traditionele aanduidingen waarvoor de beschermingsaanvraag is goedgekeurd, met name door deze in te delen overeenkomstig artikel 196, onder a) of b), en door een definitie en/of de gebruiksvoorwaarden ervan bekend te maken.

Artikel 200 Uitvoeringshandelingen die en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité worden vastgesteld

Wanneer aanvragen of verzoeken als onontvankelijk worden beschouwd, neemt de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, het besluit om deze op grond van onontvankelijkheid af te wijzen.

Sectie IIIEtikettering en aanbiedingsvorm in de wijnsector

ARTIKEL 201 Definitie

Voor de toepassing van deze sectie wordt verstaan onder:

a) "etikettering": de vermeldingen, aanwijzingen, handelsmerken, fabrieksmerken, afbeeldingen of tekens die voorkomen op verpakkingsmiddelen, documenten, schriftstukken, etiketten, labels, ringen of banden die bij een product zijn gevoegd of daarop betrekking hebben;

b) "aanbiedingsvorm": informatie aan de consument door middel van de verpakking van het product, waaronder de vorm en het type van de fles.

Artikel 202 Toepasbaarheid van horizontale voorschriften

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn Richtlijn 2008/95/EG, Richtlijn 89/396/EEG van de Raad[37], Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad[38] en Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad[39] van toepassing op de etikettering en de aanbiedingsvorm van de onder de werkingssfeer van die regelgeving vallende producten.

Artikel 203 Verplichte aanduidingen

1. Bij de etikettering en de presentatie van de in bijlage XII, deel II, punten 1 tot en met 11, 13, 15 en 16, vermelde producten die in de Unie worden afgezet of bestemd zijn voor uitvoer, moeten de volgende aanduidingen worden vermeld:

a) één van de in bijlage XII, deel II, opgenomen wijncategorieën;

b) voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding:

i) de vermelding "beschermde oorsprongsbenaming" of "beschermde geografische aanduiding", en

ii) de naam van de beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding;

c) het effectieve alcoholvolumegehalte;

d) de herkomst;

e) de bottelaar of, indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, de naam van de producent of de verkoper;

(f) de importeur, indien het ingevoerde wijn betreft, en

(g) indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, een aanduiding van het suikergehalte.

2. In afwijking van lid 1, onder a), mag de vermelding van de wijncategorie worden weggelaten indien op het etiket de beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding is vermeld.

3. In afwijking van lid 1, onder b), mag de vermelding "beschermde oorsprongsbenaming" of "beschermde geografische aanduiding" in de volgende gevallen worden weggelaten:

a) indien op het etiket een traditionele aanduiding als bedoeld in artikel 196, onder a), is vermeld;

b) in door de Commissie middels gedelegeerde handelingen te bepalen uitzonderlijke omstandigheden, teneinde de naleving van bestaande etiketteringspraktijken te waarborgen.

Artikel 204 Facultatieve aanduidingen

1. Bij de etikettering en de presentatie van de in artikel 203, lid 1, bedoelde producten mogen met name de volgende aanduidingen worden aangebracht:

a) het wijnoogstjaar;

b) de naam van één of meer wijndruivenrassen;

c) voor andere dan de in artikel 203, lid 1, onder g), bedoelde wijnen, het suikergehalte;

d) wanneer het wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft, traditionele aanduidingen als bedoeld in artikel 196, onder b);

e) het EU-symbool voor beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen;

(f) bepaalde productiemethoden;

(g) voor wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, de naam van een andere geografische eenheid die kleiner of groter is dan het gebied dat aan de oorsprongsbenaming of geografische aanduiding ten grondslag ligt.

2. Onverminderd artikel 182, lid 3, wat betreft het gebruik van aanduidingen als bedoeld in lid 1, onder a) en b), voor wijnen zonder beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding:

a) stellen de lidstaten wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen op waarbij certificerings-, goedkeurings- en verificatieprocedures worden ingesteld die moeten waarborgen dat de betrokken informatie waarheidsgetrouw is;

b) kunnen de lidstaten, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria en met inachtneming van de eerlijke concurrentie, voor wijnen die worden bereid uit op hun grondgebied voorkomende druivenrassen, lijsten opstellen van wijndruivenrassen die worden uitgesloten, in het bijzonder:

i) wanneer het gevaar bestaat dat bij de consument verwarring ontstaat omtrent de werkelijke oorsprong van de wijn, omdat het betrokken wijndruivenras een wezenlijk deel uitmaakt van een bestaande beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding;

ii) wanneer de betrokken controles niet kosteneffectief zouden zijn omdat het betrokken wijndruivenras slechts een zeer klein gedeelte van het wijnbouwareaal van de lidstaat vertegenwoordigt;

c) worden voor mengsels van wijnen uit verschillende lidstaten geen wijndruivenrassen op het etiket vermeld, tenzij de betrokken lidstaten anders beslissen en voor uitvoerbare certificerings-, goedkeurings- en verificatieprocedures zorgen.

Artikel 205 Talen

1. De in de artikelen 203 en 204 bedoelde verplichte en facultatieve aanduidingen worden, wanneer deze in woorden worden weergegeven, in één of meer officiële talen van de Unie op het etiket vermeld.

2. Onverminderd lid 1 worden beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen of traditionele aanduidingen als bedoeld in artikel 196, onder a), op het etiket vermeld in de taal of talen waarvoor de bescherming geldt.

Wanneer het beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen of specifieke nationale aanduidingen in een niet-Latijns alfabet betreft, kan de naam tevens in één of meer officiële talen van de Unie worden vermeld.

Artikel 206 Handhaving

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een in artikel 203, lid 1, bedoeld product dat niet overeenkomstig deze sectie is geëtiketteerd, hetzij niet wordt afgezet, hetzij uit de handel wordt genomen.

Artikel 207 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om de overeenstemming met de horizontale voorschriften inzake etikettering en aanbiedingsvorm te waarborgen en om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de wijnsector, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, definities, voorschriften en beperkingen vaststellen op het gebied van:

a) de aanbiedingsvorm en het gebruik van andere etiketteringsaanduidingen dan bedoeld in deze sectie;

b) bepaalde verplichte aanduidingen, met name:

i) de formulering van de verplichte aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

ii) voor een bedrijf gebruikte aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

iii) bepalingen om de producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake verplichte aanduidingen vast te stellen;

iv) bepalingen om ruimte te laten voor extra afwijkingen naast de in artikel 203, lid 2, bedoelde afwijking betreffende het weglaten van de vermelding van de wijncategorie toe te staan, en

v) bepalingen inzake het gebruik van talen;

c) facultatieve aanduidingen, met name:

i) de formulering van de facultatieve aanduidingen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

ii) bepalingen om de producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake facultatieve aanduidingen vast te stellen;

d) de aanbiedingsvorm, met name:

i) de voorwaarden oor het gebruik van bepaalde flesvormen, en een lijst van bepaalde specifieke flesvormen;

ii) de voorwaarden voor het gebruik van flessen en sluitingen van het type dat wordt gebruikt voor "mousserende wijnen";

iii) bepalingen om de producerende lidstaten in staat te stellen aanvullende voorschriften inzake de aanbiedingsvorm vast te stellen;

iv) bepalingen inzake het gebruik van talen.

2. Om de doeltreffendheid van de in deze sectie bedoelde procedures voor certificatie, goedkeuring en verificatie te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de nodige maatregelen in dit verband vaststellen.

3. Om de rechtmatige belangen van de marktdeelnemers te waarborgen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake tijdelijke etikettering en aanbiedingsvorm van wijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding die voldoet aan de in artikel 178, lid 5, bedoelde vereisten.

4. Om te voorkomen dat marktdeelnemers worden benadeeld, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, overgangsbepalingen vaststellen voor wijn die vóór 1 augustus 2009 is afgezet en geëtiketteerd.

5. Om te voorkomen dat producten die niet overeenkomstig deze sectie zijn geëtiketteerd, in de Unie worden afgezet of uit de Unie worden geëxporteerd, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen welke maatregelen de lidstaten in dit verband ten uitvoer dienen te leggen.

6. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van het handelsverkeer tussen de Unie en bepaalde derde landen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, afwijkingen van het bepaalde in deze sectie vaststellen.

Artikel 208 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vaststellen op het gebied van procedures, kennisgevingen en technische criteria.

HOOFDSTUK IIProducentenorganisaties, producentengroeperingen, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers

Sectie IAlgemene beginselen

ARTIKEL 209 Producentenorganisaties

De lidstaten erkennen producentenorganisaties die:

a) zijn opgericht door producenten van één van de volgende sectoren:

i) hop;

ii) olijfolie en tafelolijven;

iii) groenten en fruit voor zover het gaat om landbouwers die één of meer producten van de sector groenten en fruit en/of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde, producten telen;

[iv) melk en zuivelproducten;]

v) zijderupsen;

b) zijn opgericht op initiatief van de producenten zelf;

c) een specifiek doel nastreven dat met name betrekking kan hebben en, voor de sector groenten en fruit, betrekking heeft op één of meer van de volgende doelstellingen:

i) verzekeren dat de productie wordt gepland en op de vraag wordt afgestemd, met name wat omvang en kwaliteit betreft;

ii) het aanbod en de afzet van de producten van haar leden concentreren;

iii) de productiekosten optimaliseren en de producentenprijzen stabiliseren.

Organisaties van producenten van een in artikel 1 genoemde sector die niet in de eerste alinea, onder a), van het onderhavige artikel wordt genoemd, kunnen door de lidstaten eveneens overeenkomstig de onder b) en c) van die alinea vastgestelde voorwaarden worden erkend.

Wat de wijnsector betreft, kunnen de lidstaten onder dezelfde voorwaarden als die welke in de eerste alinea, onder b) en c), zijn uiteengezet, producentenorganisaties erkennen die hun leden statutair met name verplichten tot:

a) de toepassing van de door de producentenorganisatie vastgestelde voorschriften inzake verstrekking van productiegegevens, productie, afzet en milieubescherming;

b) de verstrekking van de door de producentenorganisatie voor statistische doeleinden gevraagde gegevens, met name met betrekking tot het productieareaal en de ontwikkeling van de markt;

c) de betaling van boetes vanwege inbreuken op de statutair vastgestelde verplichtingen.

In de wijnsector kunnen met name de volgende specifieke doelen in de zin van de eerste alinea, onder c), worden nagestreefd:

a) het gebruik van milieuvriendelijke teeltmethoden en productietechnieken bevorderen en daarvoor technische bijstand verstrekken;

b) initiatieven stimuleren voor het beheer van de bijproducten van de wijnbereiding en het beheer van afval, met name ter bescherming van de water-, bodem- en landschapskwaliteit, en voor het behoud of de verbetering van de biodiversiteit;

c) onderzoek verrichten op het gebied van duurzame productiemethoden en marktontwikkelingen;

d) bijdragen tot het verwezenlijken van steunprogramma's als bedoeld in het onderhavige deel, titel I, hoofdstuk IV, sectie VII.

Artikel 210 Brancheorganisaties

1. De lidstaten erkennen brancheorganisaties die:

a) bestaan uit vertegenwoordigers van een aantal van de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie, de afzet en/of de verwerking van de volgende sectoren:

i) de sector olijfolie en tafelolijven;

ii) de tabakssector;

b) zijn opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten organisaties of unies;

c) een specifiek doel nastreven, dat met name betrekking kan hebben op:

i) het concentreren en coördineren van het aanbod en de afzet van de producten van de leden;

ii) het gezamenlijk aanpassen van de productie en de verwerking aan de eisen van de markt en het verbeteren van het product;

iii) het bevorderen van de rationalisatie en het verbeteren van de productie en de verwerking;

iv) het verrichten van onderzoek op het gebied van duurzame productiemethoden en marktontwikkelingen.

2. In lid 1 bedoelde brancheorganisaties die actief zijn op het grondgebied van verschillende lidstaten, worden door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, erkend.

3. Onverminderd lid 1 geldt dat de lidstaten, wat de sector groenten en fruit betreft, ook brancheorganisaties erkennen en, wat de wijnsector betreft, ook brancheorganisaties kunnen erkennen die:

a) bestaan uit vertegenwoordigers van beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie, de afzet of de verwerking van producten van de in de aanhef genoemde sectoren;

b) zijn samengesteld op initiatief van alle of sommige van de onder a) bedoelde vertegenwoordigers;

c) één, en wat de sector groenten en fruit betreft, twee of meer van de volgende activiteiten in één of meer regio’s van de Unie uitvoeren, waarbij de belangen van de consument in acht worden genomen en in alle sectoren, maar bijzonder in de wijnsector, tevens rekening wordt gehouden met de volksgezondheid:

i) het verbeteren van de kennis inzake en de doorzichtigheid van de productie en de markt;

ii) het bijdragen tot een betere coördinatie van de wijze waarop producten van de sector groenten en fruit en de wijnsector worden afgezet, onder meer door middel van onderzoek en marktstudies;

iii) het opstellen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met de EU-voorschriften;

iv) het beter benutten van het potentieel van de groente- en fruitproductie en van het potentieel van de productie in de wijnsector;

v) het verstrekken van informatie en het verrichten van onderzoek om de productie af te stemmen op de eisen van de markt en op de smaak en de wensen van de consument, met name inzake productkwaliteit en milieubescherming;

vi) het zoeken naar methoden die minder gewasbeschermingsmiddelen en andere productiemiddelen vergen en die de kwaliteit van de producten en het behoud van bodem en water garanderen;

vii) het ontwikkelen van methoden en instrumenten om de kwaliteit van het product te verbeteren in alle stadia van de productie en de afzet, en wat de wijnsector betreft, ook met betrekking tot de wijnbereiding;

viii) het beter benutten van het potentieel van de biologische landbouw en het bevorderen van deze landbouw alsmede van oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen;

ix) het bevorderen van de geïntegreerde productie of van andere milieuvriendelijke productiemethoden

x) het vaststellen, voor de sector groenten en fruit en met betrekking tot de in bijlage XIV, punten 2 en 3, genoemde productie- en afzetvoorschriften, van strengere voorschriften dan de nationale of de EU-voorschriften;

xi) wat de wijnsector betreft:

- het verstrekken van informatie over de bijzondere kenmerken van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding,

- het bevorderen van een matig en verantwoord wijnverbruik en het verstrekken van informatie over de schade die gepaard gaat met een riskant consumptiepatroon,

- het uitvoeren van afzetbevorderingsacties voor wijn, vooral in derde landen.

[4. De lidstaten kunnen tevens brancheorganisaties erkennen die:

a) bestaan uit vertegenwoordigers van een aantal van de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie, de afzet of de verwerking van producten van de sector melk en zuivelproducten;

b) zijn samengesteld op initiatief van alle of sommige van de onder a) bedoelde vertegenwoordigers;

c) in één of meer regio's van de Unie één of meer van de hieronder vermelde activiteiten uitoefenen, daarbij rekening houdend met de belangen van de consument:

i) het verbeteren van de kennis inzake en de doorzichtigheid van de productie en de markt, onder meer door statistische gegevens over de prijzen, de volumes en de looptijd van vooraf gesloten contracten voor de levering van melk bekend te maken en door analyses van potentiële toekomstige marktontwikkelingen op regionaal of nationaal niveau te verstrekken;

ii) het bijdragen tot een betere coördinatie van de wijze waarop producten van de sector melk en zuivelproducten worden afgezet, onder meer door middel van onderzoek en marktstudies;

iii) het opstellen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met de EU-voorschriften;

iv) het verstrekken van informatie en verrichten van onderzoek om de productie af te stemmen op de eisen van de markt en op de smaak en de wensen van de consument, met name inzake productkwaliteit en milieubescherming;

v) het zoeken naar manieren om het gebruik van veterinaire producten en andere productiemiddelen te beperken;

vi) het ontwikkelen van methoden en instrumenten om de kwaliteit van het product te verbeteren in alle stadia van de productie en de afzet;

vii) het optimaal benutten van het potentieel van de biologische landbouw en het beschermen en bevorderen van deze landbouw alsmede oorsprongsbenamingen, kwaliteitsmerken en geografische aanduidingen, en

viii) het bevorderen van de geïntegreerde productie of van andere milieuvriendelijke productiemethoden.]

Artikel 211 Gemeenschappelijke bepalingen over producenten- en brancheorganisaties

1. Artikel 209 en artikel 210, lid 1, zijn van toepassing onverminderd de erkenning door de lidstaten, op basis van nationale wetgeving en in overeenstemming met de EU-wetgeving, van producenten- of brancheorganisaties in een in artikel 1 genoemde sector, met uitzondering van de in artikel 209, eerste alinea, onder a), en in artikel 210, lid 1, genoemde sectoren.

2. Producentenorganisaties die zijn erkend of goedgekeurd overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 865/2004, (EG) nr. 1952/2005 en (EEG) nr. 707/76 worden beschouwd als erkende producentenorganisaties in de zin van artikel 209 van de onderhavige verordening.

Brancheorganisaties die zijn erkend of goedgekeurd overeenkomstig de Verordeningen (EEG) nr. 2077/92 en (EG) nr. 865/2004 worden beschouwd als erkende brancheorganisaties in de zin van artikel 210 van de onderhavige verordening.

Artikel 212 Organisaties van marktdeelnemers

Voor de toepassing van deze verordening omvatten de organisaties van marktdeelnemers de erkende producenten- en brancheorganisaties, de erkende organisaties van andere marktdeelnemers in de sector olijfolie en tafelolijven en unies daarvan.

Sectie IIVoorschriften voor producentenorganisaties, brancheorganisaties en producentengroeperingen in de sector groenten en fruit

SUBSECTIE I STATUTEN EN ERKENNING VAN PRODUCENTENORGANISATIES

ARTIKEL 213 Statuten van producentenorganisaties

1. Op grond van de statuten van een producentenorganisatie in de sector groenten en fruit zijn de aangesloten producenten met name verplicht:

a) de door de producentenorganisatie vastgestelde voorschriften inzake verstrekking van productiegegevens, productie, afzet en milieubescherming toe te passen;

b) met betrekking tot de productie van een bepaald bedrijf van een in artikel 209, eerste alinea, onder a) iii), bedoeld product bij niet meer dan één producentenorganisatie te zijn aangesloten;

c) hun volledige productie via de producentenorganisatie af te zetten;

d) de door de producentenorganisatie voor statistische doeleinden gevraagde inlichtingen te verstrekken, met name met betrekking tot het areaal, de geoogste hoeveelheden, de opbrengst en de rechtstreekse verkoop;

e) de in de statuten vastgestelde financiële bijdragen voor de oprichting en de financiering van het in artikel 120 bedoelde actiefonds te betalen.

2. Onverminderd lid 1, onder c), mogen de aangesloten producenten met toestemming van de producentenorganisatie en in overeenstemming met de door de producentenorganisatie vastgestelde voorwaarden:

a) hun productie en/of producten op hun bedrijf en/of buiten hun bedrijf rechtstreeks aan consumenten verkopen voor persoonlijk gebruik, binnen de grenzen van een percentage dat door de lidstaten op ten minste 10 wordt gesteld;

b) zelf of via een andere, door hun eigen organisatie aan te wijzen producentenorganisatie, hoeveelheden producten afzetten die slechts een marginaal deel vertegenwoordigen van het volume van de verhandelbare productie van hun organisatie;

c) zelf of via een andere, door hun eigen organisatie aan te wijzen producentenorganisatie, producten afzetten die, gezien de kenmerken ervan, normaliter niet onder de handelsactiviteiten van de eigen producentenorganisatie vallen.

3. De statuten van de producentenorganisatie voorzien ook in:

a) procedures voor de vaststelling, de goedkeuring en de wijziging van de in lid 1 bedoelde regels;

b) het opleggen aan de leden van financiële bijdragen voor de financiering van de producentenorganisatie;

c) voorschriften op grond waarvan de aangesloten producenten op democratische wijze toezicht kunnen uitoefenen op hun organisatie en de door haar genomen besluiten;

d) sancties bij overtreding van de statutaire verplichtingen, met name bij niet-betaling van de financiële bijdragen, of van de door de producentenorganisatie vastgestelde voorschriften;

e) voorschriften inzake de toelating van nieuwe leden, met name met betrekking tot de minimumduur van het lidmaatschap;

f) de voor de werking van de organisatie vereiste boekhoudkundige en budgettaire voorschriften.

4. Producentenorganisaties in de sector groenten en fruit worden geacht in economische aangelegenheden op te treden in naam van, en namens, hun leden.

Artikel 214 Erkenning

1. De lidstaten erkennen als producentenorganisatie in de sector groenten en fruit in de zin van deze verordening alle rechtspersonen of duidelijk omschreven onderdelen ervan die een verzoek om erkenning indienen, op voorwaarde dat:

a) zij streven naar milieuvriendelijke teeltmethoden, productietechnieken en afvalbeheerspraktijken, om met name de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen, en het bewijs leveren dat zij voldoen aan de in de artikelen 209 en 213 vastgestelde eisen;

b) zij een minimumaantal leden hebben en over een door de lidstaten vast te stellen minimale hoeveelheid van of waarde aan afzetbare producten beschikken en daarvan het bewijs leveren;

c) voldoende bewijs voorhanden is dat zij in staat zijn hun werk naar behoren te verrichten, vanuit het oogpunt van duur, efficiëntie en concentratie van het aanbod, waarbij de lidstaten kunnen besluiten welke producten, of groepen van producten als bedoeld in artikel 209, eerste alinea, onder a) iii), door de producentenorganisatie hiertoe moeten worden bestreken;

d) zij hun leden daadwerkelijk in staat stellen technische bijstand te verkrijgen om milieuvriendelijk te produceren;

e) zij zo nodig daadwerkelijk technische hulpmiddelen voor het verzamelen, opslaan, verpakken en afzetten van de producten ter beschikking van hun leden stellen;

f) zij hun activiteiten commercieel en boekhoudkundig correct beheren, en

g) zij op een bepaalde markt geen machtspositie innemen, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag.

2. De lidstaten

a) nemen, binnen drie maanden na de indiening van een van alle relevante bewijsstukken vergezeld gaand erkenningsverzoek, een besluit inzake de erkenning van een producentenorganisatie;

b) verrichten op gezette tijden controles om zich ervan te verzekeren dat de producentenorganisaties het bepaalde in dit hoofdstuk naleven, leggen de producentenorganisaties sancties op bij niet-naleving van of onregelmatigheden betreffende de bepalingen van deze verordening en besluiten zo nodig hun erkenning in te trekken;

c) delen besluiten inzake de verlening, weigering of intrekking van een erkenning eenmaal per jaar aan de Commissie mee.

Subsectie IIUnies van producentenorganisaties en producentengroeperingen

ARTIKEL 215 Unies van producentenorganisaties in de sector groenten en fruit

Een unie van producentenorganisaties in de sector groenten en fruit wordt opgericht op initiatief van erkende producentenorganisaties en mag de in deze verordening bedoelde werkzaamheden van een producentenorganisatie verrichten. De lidstaten kunnen op verzoek een unie van producentenorganisaties erkennen indien:

a) de lidstaat de groepering in staat acht deze werkzaamheden daadwerkelijk te verrichten, en

b) de unie op een bepaalde markt geen machtspositie inneemt, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag.

Artikel 213, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 216 Uitbesteding

De lidstaten mogen een erkende producentenorganisatie in de sector groenten en fruit of een erkende unie van producentenorganisaties in die sector toestaan haar werkzaamheden uit te besteden, ook aan filialen, indien de lidstaat voldoende bewijs krijgt dat dit een juiste manier is om de doelstellingen van die producentenorganisatie of die unie van producentenorganisaties te bereiken.

Artikel 217 Producentengroeperingen in de sector groenten en fruit

1. In de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, in de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 349, lid 2, van het Verdrag of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 kunnen producentengroeperingen als rechtspersoon of een duidelijk omschreven deel van een rechtspersoon worden gevormd op initiatief van landbouwers die één of meer producten van de sector groenten en fruit en/of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde, producten telen, waarbij het de bedoeling is dat de producentengroepering wordt erkend als producentenorganisatie.

Dergelijke producentengroeperingen kunnen gedurende een overgangsperiode de tijd krijgen om aan de in artikel 209 vastgestelde eisen voor erkenning als producentenorganisatie te voldoen.

Hiertoe dienen deze producentengroeperingen bij de betrokken lidstaat een gefaseerd erkenningsprogramma in, bij de goedkeuring waarvan de in de tweede alinea bedoelde overgangsperiode begint te lopen en de betrokken groepering voorlopig wordt erkend. De overgangsperiode duurt ten hoogste vijf jaar.

2. Voordat zij het erkenningsprogramma aanvaarden, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van hun voornemen, alsmede van de te verwachten financiële consequenties daarvan.

Subsectie IIIUitbreiding van de voorschriften tot producenten van een economische regio

ARTIKEL 218 Uitbreiding van de voorschriften

1. Als een producentenorganisatie in de sector groenten en fruit die actief is in een bepaalde economische regio, voor een bepaald product als representatief wordt beschouwd voor de productie en de producenten in die regio, kan de betrokken lidstaat op verzoek van de producentenorganisatie de volgende voorschriften verbindend verklaren voor in die economische regio gevestigde producenten die niet bij de producentenorganisatie zijn aangesloten:

a) de in artikel 213, lid 1, onder a), bedoelde voorschriften;

b) de voorschriften ter uitvoering van de in artikel 121, lid 2, onder c), bedoelde maatregelen.

De eerste alinea is van toepassing op voorwaarde dat deze voorschriften:

a) sinds ten minste één verkoopseizoen van toepassing zijn;

b) zijn vermeld in de in bijlage XIV opgenomen uitputtende lijst;

c) voor niet meer dan drie verkoopseizoenen verbindend zijn verklaard.

De in de tweede alinea, onder a), bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet als het gaat om de voorschriften die worden genoemd in de punten 1, 3 en 5 van bijlage XIV. In dat geval mag de uitbreiding van de voorschriften voor niet meer dan één verkoopseizoen gelden.

2. Onder "economische regio" in de zin van deze subsectie wordt verstaan een geografische zone die bestaat uit aan elkaar grenzende of naburige productiegebieden met hom*ogene productie- en afzetomstandigheden.

De lidstaten delen de Commissie een lijst van de economische regio's mee.

Binnen een maand na de datum van de mededeling keurt de Commissie middels een uitvoeringshandeling en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité de lijst goed of bepaalt zij na overleg met de betrokken lidstaat welke wijzigingen de lidstaat daarin moet aanbrengen. De Commissie maakt de goedgekeurde lijst op de door haar passend geachte wijze bekend.

3. Een producentenorganisatie wordt als representatief in de zin van lid 1 beschouwd wanneer ten minste 50 % van de producenten van de economische regio waarin zij werkzaam is, bij haar is aangesloten en zij ten minste 60 % van het volume van de productie van die regio voor haar rekening neemt. Onverminderd lid 5 wordt bij het berekenen van deze percentages geen rekening gehouden met producenten of productie van biologische producten die tot en met 31 december 2008 onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 en vanaf 1 januari 2009 onder Verordening (EG) nr. 834/2007 vallen.

4. De voorschriften die verbindend worden verklaard voor alle producenten van een bepaalde economische regio:

a) mogen geen schade toebrengen aan andere producenten in de betrokken lidstaat of in de Unie;

b) gelden, met uitzondering van de in artikel 213, lid 1, onder a), bedoelde voorschriften inzake de verstrekking van productiegegevens, niet voor producten die in het kader van een vóór het begin van het verkoopseizoen gesloten contract voor verwerking worden geleverd, tenzij zij daar uitdrukkelijk op van toepassing zijn;

c) mogen niet onverenigbaar zijn met de vigerende nationale en EU-regelgeving.

5. De voorschriften mogen niet verbindend worden verklaard voor producenten van tot en met 31 december 2008 onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 en vanaf 1 januari 2009 onder Verordening (EG) nr. 834/2007 vallende biologische producten, tenzij een dergelijke maatregel is aanvaard door ten minste 50 % van deze producenten in de economische regio waarin de producentenorganisatie werkzaam is, en die organisatie ten minste 60 % van de betrokken productie van die regio voor haar rekening neemt.

Artikel 219 Kennisgeving

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de voorschriften die zij voor alle telers van een bepaalde economische regio op grond van artikel 218, lid 1, verbindend hebben verklaard. De Commissie maakt deze voorschriften op de door haar passend geachte wijze bekend.

Artikel 220 Intrekking van de uitbreiding van de voorschriften

De Commissie besluit middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité dat een lidstaat een door hem overeenkomstig artikel 218, lid 1, vastgestelde uitbreiding van de voorschriften moet intrekken:

a) wanneer zij constateert dat door die uitbreiding de mededinging in een wezenlijk deel van de interne markt wordt uitgesloten of het vrije handelsverkeer wordt belemmerd, dan wel de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar worden gebracht;

b) wanneer zij constateert dat artikel 101, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de tot andere producenten uitgebreide voorschriften. Het besluit van de Commissie inzake deze voorschriften geldt pas vanaf de datum waarop zij dit constateert;

c) wanneer zij na controles constateert dat het bepaalde in deze subsectie niet in acht is genomen.

Artikel 221 Financiële bijdragen van niet-aangesloten producenten

Wanneer artikel 218, lid 1, wordt toegepast, kan de betrokken lidstaat op grond van ingediende bewijsstukken bepalen dat niet-aangesloten producenten aan de producentenorganisatie een bedrag verschuldigd zijn dat gelijk is aan het gedeelte van de door de leden betaalde financiële bijdragen die dienen ter dekking van:

a) de administratiekosten die verbonden zijn aan de toepassing van de in artikel 218, lid 1, bedoelde voorschriften;

b) de kosten van acties van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties op het gebied van onderzoek, marktonderzoek en afzetbevordering, wanneer deze acties aan alle producenten van de regio ten goede komen.

Artikel 222 Uitbreiding van de voorschriften van unies van producentenorganisaties

In deze subsectie geldt een verwijzing naar producentenorganisaties ook als verwijzing naar erkende unies van producentenorganisaties.

SUBSECTIE IV BRANCHEORGANISATIES IN DE SECTOR GROENTEN EN FRUIT

ARTIKEL 223 Erkenning en intrekking daarvan

1. Indien de structuren van de lidstaat zulks rechtvaardigen, kunnen de lidstaten de op hun grondgebied gevestigde rechtspersonen die daarom op gepaste wijze verzoeken, erkennen als brancheorganisatie in de sector groenten en fruit op voorwaarde dat die organisaties:

a) hun werkzaamheden uitoefenen in één of meer regio's van de betrokken lidstaat;

b) in de betrokken regio of regio's een belangrijk gedeelte van de productie, de verhandeling en/of de verwerking van groenten en fruit en verwerkte producten op basis van groenten en fruit voor hun rekening nemen, en zij, indien zij hun werkzaamheden in meer dan één regio uitoefenen, het bewijs leveren van een minimumrepresentativiteit voor elke bij hen aangesloten branche in elke betrokken regio;

c) twee of meer van de in artikel 210, lid 3, onder c), genoemde activiteiten uitoefenen;

d) zelf geen groenten en fruit of verwerkte groenten en fruit produceren, verwerken of afzetten;

e) niet zijn aangesloten bij overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen als bedoeld in artikel 285, lid 4.

2. Alvorens een brancheorganisatie te erkennen, delen de lidstaten de Commissie mee welke organisaties een verzoek om erkenning hebben ingediend en verstrekken zij alle relevante gegevens betreffende de representativiteit en de activiteiten van deze organisaties, alsmede alle andere voor de erkenning vereiste beoordelingsfactoren.

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, binnen twee maanden na deze kennisgeving bezwaar maken tegen de erkenning.

3. De lidstaten

a) nemen binnen drie maanden na indiening van een met alle nodige bewijsstukken gestaafd verzoek een besluit inzake de erkenning;

b) verrichten op gezette tijden controles om zich ervan te verzekeren dat de brancheorganisaties voldoen aan de erkenningsregels en -voorwaarden, leggen sancties op aan brancheorganisaties bij niet-naleving van of onregelmatigheden betreffende het bepaalde in deze verordening en besluiten zo nodig hun erkenning in te trekken;

c) trekken de erkenning in als:

i) niet meer wordt voldaan aan de in deze subsectie vastgestelde erkenningsregels en -voorwaarden;

ii) de brancheorganisatie zich aansluit bij één van de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen als bedoeld in artikel 285, lid 4, onverminderd de uit hoofde van de nationale wetgeving op te leggen sancties;

iii) de brancheorganisatie niet voldoet aan de in artikel 285, lid 2, genoemde kennisgevingsverplichting;

d) delen elk besluit inzake de verlening, weigering of intrekking van een erkenning binnen twee maanden aan de Commissie mee.

4. De erkenning houdt de machtiging in om, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, de in lid 210, lid 3, onder c), omschreven activiteiten uit te oefenen.

5. De Commissie bepaalt middels uitvoeringshandelingen hoe en hoe vaak de lidstaten bij de Commissie verslag moeten uitbrengen over de werkzaamheden van de brancheorganisaties.

6. De Commissie kan naar aanleiding van controles een lidstaat, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, verzoeken de erkenning in te trekken.

7. De Commissie maakt op de door haar passend geachte wijze een lijst van de erkende brancheorganisaties bekend, met vermelding van de economische sfeer of regio waarin zij werkzaam zijn, alsook van de in de zin van artikel 224 verrichte activiteiten. Intrekkingen van erkenningen worden eveneens bekendgemaakt.

Artikel 224 Uitbreiding van de voorschriften

1. Als een brancheorganisatie die in één of meer regio's van een lidstaat werkzaam is, representatief wordt geacht voor de productie, de verhandeling of de verwerking van een bepaald product, kan de betrokken lidstaat op verzoek van die brancheorganisatie bepaalde overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen van die organisatie voor een beperkte periode verbindend verklaren voor individuele marktdeelnemers of groeperingen van marktdeelnemers die in de betrokken regio of regio's werkzaam zijn en die niet bij deze organisatie zijn aangesloten.

2. Een brancheorganisatie wordt als representatief in de zin van lid 1 beschouwd wanneer zij ten minste twee derde van de productie, de verhandeling of de verwerking van het betrokken product of de betrokken producten in de betrokken regio of regio's van een lidstaat voor haar rekening neemt. Wanneer wordt verzocht de voorschriften verbindend te verklaren voor andere marktdeelnemers in meer dan één regio, moet de brancheorganisatie het bewijs leveren van een bepaalde minimumrepresentativiteit voor elke bij haar aangesloten branche in elke betrokken regio.

3. De voorschriften waarvoor om uitbreiding tot andere marktdeelnemers kan worden verzocht:

a) hebben betrekking op een van onderstaande onderwerpen:

i) rapportage over productie en markt;

ii) productievoorschriften die strenger zijn dan de in de nationale of de EU-regelgeving vastgestelde voorschriften;

iii) de opstelling van met de EU-regelgeving verenigbare standaardcontracten;

iv) voorschriften inzake de afzet;

v) voorschriften inzake milieubescherming;

vi) maatregelen om het potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten;

vii) maatregelen ter bescherming van de biologische landbouw, oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen;

b) zijn sinds ten minste één verkoopseizoen van toepassing;

c) mogen voor ten hoogste drie verkoopseizoenen verbindend worden verklaard;

d) mogen geen schade toebrengen aan andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of de Unie.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet als het gaat om de voorschriften die worden genoemd in de punten 1, 3 en 5 van bijlage XIV. In dat geval mag de uitbreiding van de voorschriften voor niet meer dan één verkoopseizoen gelden.

4. De in lid 3, eerste alinea, onder a) ii), iv) en v), genoemde voorschriften mogen niet afwijken van die in bijlage XIV. De in lid 3, eerste alinea, onder a) ii), genoemde voorschriften gelden niet voor producten die buiten de in lid 1 bedoelde regio of regio's zijn geproduceerd.

Artikel 225 Kennisgeving en intrekking van de uitbreiding van de voorschriften

1. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de voorschriften die zij op grond van artikel 224, lid 1, voor alle marktdeelnemers in één of meer regio's verbindend hebben verklaard. De Commissie maakt deze voorschriften op de door haar passend geachte wijze bekend.

2. Alvorens de voorschriften bekend te maken, stelt de Commissie het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité op de hoogte van elke kennisgeving betreffende een uitbreiding van brancheovereenkomsten.

3. De Commissie besluit, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, dat een lidstaat een door hem vastgestelde uitbreiding van de voorschriften in de in artikel 220 bedoelde gevallen moet intrekken.

Artikel 226 Financiële bijdragen van niet-leden

Wanneer voorschriften voor één of meer producten worden uitgebreid en wanneer één of meer van de in artikel 224, lid 3, onder a), bedoelde activiteiten van een erkende brancheorganisatie van algemeen economisch belang zijn voor marktdeelnemers wier activiteiten met één of meer van de betrokken producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend, bepalen dat ook niet bij de brancheorganisatie aangesloten individuele marktdeelnemers of groeperingen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volledige door de leden betaalde financiële bijdrage of een gedeelte daarvan aan de brancheorganisatie moeten betalen voor zover die financiële bijdragen dienen voor de financiering van de rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeiende kosten.

Sectie IIIVoorschriften voor producentenorganisaties en brancheorganisaties in de wijnsector

ARTIKEL 227 Erkenning

1. De lidstaten kunnen producentenorganisaties en brancheorganisaties erkennen die bij de betrokken lidstaat een aanvraag tot erkenning hebben ingediend waarin wordt aangetoond dat de organisatie:

a) als het gaat om een producentenorganisatie:

i) voldoet aan de in artikel 209 vastgestelde eisen;

ii) over een door de betrokken lidstaat te bepalen minimum aantal leden beschikt;

iii) in het gebied waar zij actief is, over een door de betrokken lidstaat te bepalen minimum volume afzetbare productie beschikt;

iv) haar activiteiten gedurende voldoende tijd doeltreffend kan uitvoeren, onder meer op het gebied van concentratie van het aanbod;

v) haar leden daadwerkelijk in staat stelt technische bijstand te verkrijgen om milieuvriendelijk te produceren;

b) als het gaat om een brancheorganisatie:

i) voldoet aan de in artikel 210, lid 3, vastgestelde eisen;

ii) in een of meer regio’s van het betrokken gebied actief is;

iii) een belangrijk aandeel in de productie van of handel in onder deze verordening vallende producten voor haar rekening neemt;

iv) niet actief is op het gebied van de productie, de verwerking of de afzet van producten van de wijnsector.

2. Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1493/1999 erkende producentenorganisaties worden beschouwd als erkende producentenorganisatie in het kader dit artikel.

Organisaties die voldoen aan de criteria van artikel 210, lid 3, en van lid 1, onder b) van het onderhavige artikel en die door een lidstaat zijn erkend, worden beschouwd als erkende brancheorganisatie uit hoofde van die bepalingen.

3. Artikel 214, lid 2, en artikel 223, lid 3, zijn van overeenkomstige toepassing op producentenorganisaties, respectievelijk brancheorganisaties in de wijnsector. Hierbij dient evenwel in acht te worden genomen:

a) dat de in artikel 214, lid 2, onder a), en artikel 223, lid 3, onder a), bedoelde termijnen vier maanden bedragen;

b) dat de in artikel 214, lid 2, onder a), en artikel 223, lid 3, onder a), bedoelde erkenningsverzoeken worden ingediend bij de lidstaat waar de organisatie haar hoofdzetel heeft;

c) dat de jaarlijkse mededelingen als bedoeld in artikel 214, lid 2, onder c), en artikel 223, lid 3, onder d), uiterlijk op 1 maart van elk jaar worden verricht.

Sectie IVVoorschriften inzake brancheorganisaties in de tabakssector

ARTIKEL 228 Betaling van de bijdrage door niet-leden

1. Wanneer één of meer van de in lid 2 bedoelde activiteiten van een erkende brancheorganisatie in de tabakssector van algemeen economisch belang zijn voor markdeelnemers wier activiteiten met één of meer van de betrokken producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend, of de Commissie, zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, indien zij de erkenning heeft verleend, bepalen dat ook niet bij de brancheorganisatie aangesloten individuele ondernemers of groeperingen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volledige door de leden betaalde financiële bijdrage of een gedeelte daarvan aan de brancheorganisatie moeten betalen voor zover die financiële bijdragen dienen voor de financiering van de rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeiende kosten, exclusief administratieve kosten.

2. De in lid 1 bedoelde activiteiten hebben betrekking op één van de volgende onderwerpen:

a) onderzoek met het oog op de toevoeging van meerwaarde aan de producten, met name via nieuwe gebruiksmogelijkheden die de volksgezondheid niet in gevaar brengen;

b) studies met het oog op verbetering van de kwaliteit van de tabaksbladeren of de verpakte tabak;

c) onderzoek naar teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maken en stroken met de eisen van bodem- en milieubehoud.

3. De betrokken lidstaten delen de Commissie mee welke besluiten zij van plan zijn op grond van lid 1 te nemen. Deze besluiten kunnen pas na een termijn van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving aan de Commissie van kracht worden. In deze periode van drie maanden kan de Commissie, middels een uitvoeringshandeling en zonder de hulp van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, verzoeken om intrekking van het ontwerpbesluit of een gedeelte daarvan, als het beroep op het algemeen economisch belang niet voldoende gegrond lijkt.

4. Wanneer activiteiten van een brancheorganisatie die overeenkomstig dit hoofdstuk door de Commissie is erkend, het algemene economische belang dienen, deelt de Commissie haar ontwerpbesluit mee aan de betrokken lidstaten, die hun opmerkingen kenbaar maken binnen twee maanden vanaf de verzending van de mededeling.

[Sectie V

PRODUCENTENORGANISATIES IN DE SECTOR MELK EN ZUIVELPRODUCTEN

ARTIKEL 229 Contractuele onderhandelingen in de sector melk en zuivelproducten

1. Producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten die krachtens artikel 209 zijn erkend, mogen namens hun leden uit de landbouwsector, met betrekking tot de volledige gezamenlijke productie van die leden of een gedeelte daarvan, onderhandelen over contracten voor de levering van rauwe melk door een producent aan een inzamelaar in de zin van artikel 311, lid 1.

2. De producentenorganisaties mogen de onderhandelingen voeren:

a) ongeacht of de eigendom van de rauwe melk door de landbouwers is overgedragen aan de producentenorganisaties;

b) ongeacht of de onderhandelde prijs geldt voor de gezamenlijke productie van alle, dan wel een deel van de aangesloten landbouwers;

c) op voorwaarde dat het totale volume rauwe melk waarover een bepaalde producentenorganisatie onderhandelt, niet meer bedraagt dan:

i) 3,5 % van de totale EU-productie, en

ii) 33 % van de totale nationale productie van een bepaalde lidstaat waarover die producentenorganisatie onderhandelt, en

iii) 33 % van de som van de nationale productie van alle lidstaten waarover die producentenorganisatie onderhandelt,

d) op voorwaarde dat de betrokken landbouwers niet zijn aangesloten bij een andere producentenorganisatie die eveneens namens hen onderhandelingen over contracten voert, en

e) op voorwaarde dat de producentenorganisatie de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of lidstaten waar zij actief is, in kennis stelt.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt met "producentenorganisatie" tevens "een unie van producentenorganisaties" bedoeld. Met het oog op een adequaat toezicht op deze unies kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften inzake de voorwaarden voor erkenning van deze unies vaststellen.

4. Voor de toepassing van lid 2, onder c), maakt de Commissie aan de hand van de meest recente beschikbare gegevens op de door haar passend geachte wijze de in de Unie en de lidstaten geproduceerde hoeveelheden rauwe melk bekend.

5. In afwijking van lid 2, onder c) ii) en iii), kan de in de tweede alinea bedoelde mededingingsautoriteit, zelfs wanneer het maximum van 33 % niet wordt overschreden, in een individueel geval besluiten dat niet door de producentenorganisatie mag worden onderhandeld, indien zij dit noodzakelijk acht om te voorkomen dat de mededinging wordt uitgesloten of dat de KMO's die rauwe melk op haar grondgebied verwerken, ernstig worden benadeeld.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt, met betrekking tot onderhandelingen over de productie van meer dan één lidstaat, door de Commissie genomen middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité. In andere gevallen wordt het besluit genomen door de nationale mededingingsautoriteit van de lidstaat waar de productie waarover wordt onderhandeld, heeft plaatsgevonden.

De in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten worden pas van toepassing op de dag waarop zij aan de betrokken ondernemingen worden meegedeeld.

6. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a) een "nationale mededingingsautoriteit", de autoriteit als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag[40];

b) "KMO's", kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.

Sectie VIProcedureregels

ARTIKEL 230 Gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en verantwoordelijkheden van producentenorganisaties, producentengroeperingen in de sector groenten en fruit, organisaties van marktdeelnemers in de sector olijfolie en tafelolijven, en brancheorganisaties, in het belang van een grotere doeltreffendheid van de maatregelen van die organisaties en groeperingen, duidelijk worden omschreven, kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, voorschriften vaststellen op het gebied van:

a) specifieke doelstellingen van die organisaties en groeperingen, statuten, erkenning, structuur, rechtspersoonlijkheid, lidmaatschap, omvang, verantwoordingsplicht, activiteiten, gevolgen van de erkenning, de intrekking van de erkenning, afwijkingen op het gebied van de minimumomvang, en fusies;

b) de uitbreiding van bepaalde voorschriften van de brancheorganisaties tot niet-leden;

c) transnationale producentenorganisaties en transnationale unies van producentenorganisaties, met inbegrip van administratieve bijstand door de ter zake bevoegde autoriteiten in het geval van transnationale samenwerking;

d) de uitbesteding van activiteiten en de terbeschikkingstelling van technische middelen door producentenorganisaties en unies daarvan;

e) het minimumvolume of de minimumwaarde van de afzetbare productie van een producentenorganisatie;

f) afwijkingen van de artikelen 209, 210 en 212;

g) sancties bij het niet in acht nemen van de erkenningscriteria.

2. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot dit hoofdstuk vaststellen, met name inzake:

a) de door de lidstaten te verrichten kennisgevingen;

b) de aanvragen tot erkenning als producentenorganisatie;

c) de uitvoering van de erkenningsplannen door de producentengroeperingen;

d) de uitbreiding van de erkenning;

e) controle en verificatie.

DEEL IIIHANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 231 Algemene beginselen

Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

a) de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht;

b) de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 232 Gecombineerde nomenclatuur

De algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur als vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief[41] (hierna "de gecombineerde nomenclatuur" genoemd) en de specifieke regels voor de toepassing ervan gelden voor de tariefindeling van de onder deze verordening vallende producten. De tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval met inbegrip van de in bijlage III en bijlage XII, deel II, vermelde definities, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

HOOFDSTUK II Invoer

Sectie I Invoercertificaten

Artikel 233 Invoercertificaten

Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze verordening invoercertificaten moeten worden overgelegd, kunnen invoercertificaten verplicht worden gesteld voor de invoer van één of meer producten van de volgende sectoren in de Unie, en dient hierbij te worden nagegaan of invoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten:

a) granen;

b) rijst;

c) suiker

d) zaaizaad;

e) olijfolie en tafelolijven, voor wat betreft de producten van de GN-codes 1509, 1510 00, 0709 90 39, 0711 20 90, 2306 90 19, 1522 00 31 en 1522 00 39;

f) vlas en hennep, voor wat hennep betreft;

g) groenten en fruit;

(h) verwerkte groenten en fruit;

i) bananen;

j) wijn;

k) levende planten;

l) rundvlees;

m) melk en zuivelproducten;

n) varkensvlees;

o) schapen- en geitenvlees;

p) eieren;

q) vlees van pluimvee;

r) ethylalcohol uit landbouwproducten.

Artikel 234 Afgifte van certificaten

Invoercertificaten worden door de lidstaten afgegeven aan elke belanghebbende die daar om verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Unie, tenzij anders is bepaald in een overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag vastgestelde rechtshandeling, en onverminderd maatregelen die voor de toepassing van dit hoofdstuk worden genomen.

Artikel 235 Geldigheid

Invoercertificaten zijn geldig in de hele Unie.

Artikel 236 Zekerheid

1. Behoudens andersluidende bepalingen van de Commissie worden invoercertificaten, middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 238, afgegeven op voorwaarde dat een zekerheid wordt gesteld om te garanderen dat zal worden voldaan aan de verplichting tot invoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.

2. Behoudens overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de invoer niet of slechts ten dele binnen de geldigheidsduur van het certificaat plaatsvindt.

Artikel 237 Bijzondere zekerheid in de wijnsector

1. Voor druivensap en druivenmost van de GN-codes 2009 61, 2009 69 en 2204 30 waarvoor de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk is van de invoerprijs, wordt de echtheid van deze prijs geverifieerd, hetzij door controle van elke partij, hetzij aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer die door de Commissie middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité wordt berekend op basis van de prijsnoteringen voor dezelfde producten in de landen van oorsprong.

Wanneer de gedeclareerde invoerprijs van de betrokken partij hoger is dan de eventuele forfaitaire waarde bij invoer, verhoogd met een door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, vastgestelde marge die de forfaitaire waarde met niet meer dan 10 % mag overschrijden, moet een zekerheid worden gesteld die gelijk is aan de op basis van de forfaitaire waarde bij invoer vastgestelde invoerrechten.

Wanneer de invoerprijs van de betrokken partij niet wordt gedeclareerd, is de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk van de forfaitaire waarde bij invoer of van de toepassing, onder door de Commissie middels uitvoeringshandelingen vast te stellen voorwaarden, van de desbetreffende bepalingen van de douanewetgeving.

2. Indien overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag de in bijlage XIII, deel II, punt B.5 of punt C, bedoelde afwijkingen worden toegepast op ingevoerde producten, stellen de importeurs op het ogenblik van de vrijgave voor het vrije verkeer een zekerheid voor deze producten bij de aangewezen douaneautoriteiten. De zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de importeur ten genoegen van de douaneautoriteiten van de lidstaat van vrijgave voor het vrije verkeer bewijst dat de most tot druivensap is verwerkt, in andere producten buiten de wijnsector is gebruikt, of, indien hij tot wijn is verwerkt, naar behoren is geëtiketteerd.

Artikel 238 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om rekening te houden met de evolutie van de handel, met marktontwikkelingen en met de behoeften van de betrokken markten, kan de Commissie, wanneer dat nodig is voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten, middels gedelegeerde handelingen, het volgende vaststellen:

a) de lijst van de producten van de in artikel 233 vermelde sectoren waarvoor een invoercertificaat moet worden overgelegd;

b) de gevallen en situaties waarin geen invoercertificaat hoeft te worden overgelegd, uitgaande van, met name, de douanestatus van de betrokken producten, de in acht te nemen handelsregelingen, de doelstellingen van de transacties, de rechtsstatus van de aanvrager, en de betrokken hoeveelheden.

2. De Commissie kan, ter omschrijving van de voornaamste elementen van de invoercertificaatregeling, middels gedelegeerde handelingen:

a) definiëren welke rechten en plichten uit het certificaat voortvloeien, welke rechtsgevolgen het certificaat heeft, onder meer de eventuele tolerantie die met betrekking tot de naleving van de invoerverplichting geldt, en wanneer de oorsprong en de herkomst moeten worden aangegeven;

b) bepalen dat de afgifte van een certificaat of de vrijgave voor het vrije verkeer afhankelijk wordt gesteld van de overlegging van een door een derde land of een entiteit afgegeven document waarin onder meer de oorsprong, de authenticiteit en de kwaliteitskenmerken van de betrokken producten worden gecertificeerd;

c) vaststellen welke voorschriften gelden voor de overdracht van het certificaat of aan welke beperkingen de overdraagbaarheid eventueel gebonden is;

d) de voorschriften vaststellen die vereist zijn met het oog op de betrouwbaarheid en de doeltreffendheid van de certificaatregeling, alsmede de situaties waarin de lidstaten administratief moeten samenwerken om gevallen van fraude of onregelmatigheden te voorkomen of in behandeling te nemen;

e) vaststellen in welke gevallen en situaties geen zekerheid hoeft te worden gesteld.

Artikel 239 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vast, met inbegrip van voorschriften inzake:

a) de indiening van aanvragen en de afgifte van certificaten, alsmede het gebruik ervan;

b) de periode van geldigheid van het certificaat en het bedrag van de te stellen zekerheid;

c) bewijsstukken die aantonen dat de voorschriften voor het gebruik van de certificaten in acht zijn genomen;

d) de kwestie van vervangingscertificaten en duplicaatcertificaten;

e) de verwerking van certificaten door de lidstaten en de voor het beheer van de regeling vereiste informatie-uitwisseling.

Sectie IIInvoerrechten en -heffingen

ARTIKEL 240 Invoerrechten

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden voor de in artikel 1 bedoelde producten de invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 241 Berekening van de invoerrechten voor granen

1. In afwijking van artikel 240 is het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00 00, 1005 10 90, 1005 90 00 and 1007 00 90, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het conventionele recht zoals vastgesteld op basis van de gecombineerde nomenclatuur.

2. Het in lid 1 bedoelde invoerrecht wordt door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, berekend op basis van de representatieve cif-invoerprijzen die geregeld worden berekend voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde producten.

Artikel 242 Berekening van de invoerrechten voor gedopte rijst

1. In afwijking van artikel 240 stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité het invoerrecht voor gedopte rijst van GN-code 1006 20 binnen 10 dagen na afloop van de betrokken referentieperiode vast overeenkomstig bijlage XV, punt 1.

De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, een nieuw toepasselijk recht vast, indien de overeenkomstig die bijlage uitgevoerde berekeningen daartoe aanleiding geven. Het laatst vastgestelde recht blijft van toepassing totdat een nieuw recht is vastgesteld.

2. Voor de berekening van de in bijlage XV, punt 1, bedoelde invoer wordt rekening gehouden met de hoeveelheden gedopte rijst van GN-code 1006 20 waarvoor gedurende de betrokken referentieperiode invoercertificaten zijn afgegeven, met uitsluiting van de in artikel 243 bedoelde invoercertificaten voor Basmati-rijst.

3. De jaarlijkse referentiehoeveelheid bedraagt 449 678 ton. De partiële referentiehoeveelheid komt voor ieder verkoopseizoen overeen met de helft van de jaarlijkse referentiehoeveelheid.

Artikel 243 Berekening van de invoerrechten voor gedopte Basmati-rijst

In afwijking van artikel 240 komen de in bijlage XVI vermelde variëteiten van gedopte Basmati-rijst van de GN-codes 1006 20 17 en 1006 20 98 in aanmerking voor invoer met nulrecht, indien wordt voldaan aan de voorwaarden die de Commissie middels uitvoerings- en gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 249 en 250 vaststelt.

Artikel 244 Berekening van de invoerrechten voor halfwitte en volwitte rijst

1. In afwijking van artikel 240 stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité het invoerrecht voor halfwitte en volwitte rijst van GN-code 1006 30 binnen 10 dagen na afloop van de betrokken referentieperiode vast overeenkomstig bijlage XV, punt 2.

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité een nieuw toepasselijk recht vast, indien de overeenkomstig die bijlage uitgevoerde berekeningen daartoe aanleiding geven. Het laatst vastgestelde recht blijft van toepassing totdat een nieuw recht is vastgesteld.

2. Voor de berekening van de in bijlage XV, punt 2, bedoelde invoer wordt rekening gehouden met de hoeveelheden halfwitte of volwitte rijst van GN-code 1006 30 waarvoor gedurende de betrokken referentieperiode invoercertificaten zijn afgegeven.

Artikel 245 Berekening van de invoerrechten voor breukrijst

In afwijking van artikel 240 is het invoerrecht voor breukrijst van GN-code 1006 40 00 gelijk aan 65 euro per ton.

Artikel 246 Invoerprijssysteem voor de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit

1. Indien de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk is van de invoerprijs van de ingevoerde partij, wordt deze prijs gecontroleerd aan de hand van een standaardwaarde bij invoer, die door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité per product en per oorsprong wordt berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de prijzen van de betrokken producten op de representatieve invoermarkten van de lidstaten of, in voorkomend geval, op andere markten.

De Commissie kan evenwel middels uitvoeringshandelingen specifieke bepalingen vaststellen voor de controle van de invoerprijs van hoofdzakelijk voor verwerking ingevoerde producten.

2. Als de opgegeven invoerprijs voor de betrokken partij hoger is dan de standaardwaarde bij invoer, verhoogd met een door de Commissie middels uitvoeringshandelingen vastgestelde marge die de standaardwaarde met niet meer dan 10 % mag overschrijden, moet een zekerheid worden gesteld die gelijk is aan het invoerrecht dat is vastgesteld op basis van de standaardwaarde bij invoer.

3. Als de invoerprijs voor de betrokken partij niet wordt opgegeven op het moment van de inklaring, hangen de toe te passen rechten van het gemeenschappelijk douanetarief af van de standaardwaarde bij invoer of van de toepassing, onder door de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 249 en 250 vast te stellen voorwaarden, van de desbetreffende bepalingen van de douanewetgeving.

Artikel 247 Aanvullende invoerrechten

1. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, bepalen op welke tegen het in de artikelen 240 tot en met 246 bedoelde invoerrecht geïmporteerde producten van de sectoren granen, rijst, suiker, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, vlees van pluimvee en bananen, en van druivensap en druivenmost, een aanvullend invoerrecht moet worden geheven om eventuele nadelige gevolgen van die invoer voor de EU-markt te voorkomen of te neutraliseren, indien:

a) de invoer plaatsvindt tegen een prijs die lager is dan het niveau dat de Unie aan de Wereldhandelsorganisatie heeft gemeld ("de reactieprijs"), of

b) het invoervolume in een bepaald jaar een bepaald niveau overschrijdt ("het reactievolume").

Het reactievolume is gebaseerd op de markttoegang, waaronder wordt verstaan de invoer als percentage van het betrokken interne verbruik in de voorgaande drie jaren.

2. Er worden geen aanvullende invoerrechten geheven wanneer de invoer de EU-markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

3. Voor de toepassing van lid 1, onder a), worden de invoerprijzen vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de betrokken zending.

De cif-invoerprijzen worden geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt of op de EU-invoermarkt voor dat product.

4. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité de representatieve prijzen en de reactievolumes voor de toepassing van aanvullende invoerrechten vaststellen in het kader van de krachtens artikel 250, onder d), vastgestelde voorschriften.

Artikel 248 Schorsing van invoerrechten in de suikersector

Om de grondstofvoorziening die nodig is voor de vervaardiging van de in artikel 55, lid 2, bedoelde producten, te garanderen kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, de toepassing van de invoerrechten geheel of gedeeltelijk schorsen voor bepaalde hoeveelheden van de volgende producten:

a) suiker van GN-code 1701;

b) isoglucose van de GN-codes 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30.

Artikel 249 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om te garanderen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen in acht nemen, kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, bepalen dat een zekerheid moet worden gesteld voor de invoer van specifieke soorten granen van hoge kwaliteit en Basmati-rijst.

2. Met het oog op de goede werking van de regeling voor Basmati-rijst kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, aanvullende voorschriften vaststellen waaraan de marktdeelnemers moeten voldoen bij het indienen van een aanvraag voor een invoercertificaat in het kader van artikel 243.

3. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector granen, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de minimumkwaliteitsvoorschriften vast waaraan moet worden voldaan om voor verlaging van het invoerrecht in aanmerking te komen.

Artikel 250 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a) wat artikel 241 betreft:

i) de in aanmerking te nemen prijsnoteringen vaststellen;

ii) voorzien in de mogelijkheid om, indien nodig in specifieke gevallen, de marktdeelnemers in staat te stellen vóór aankomst van de betrokken zending te vernemen welk recht erop wordt geheven;

b) de nodige voorschriften vaststellen om na te gaan of de in artikel 243 bedoelde rechten correct worden toegepast met het oog op de controle van de kenmerken en de kwaliteit van de ingevoerde producten, alsmede de maatregelen die in het licht van specifieke problemen ten aanzien van de toepassing van de regeling moeten worden genomen;

c) met betrekking tot artikel 246 voorschriften vaststellen inzake de berekening van de standaardwaarde bij invoer, de rapportage van prijzen, de identificatie van de representatieve markten en de invoerprijs;

d) met betrekking tot artikel 247 aanvullende voorschriften vaststellen voor de toepassing van lid 1 van dat artikel;

e) bepalingen vaststellen om de kenmerken en de kwaliteit van de ingevoerde producten te controleren.

Sectie IIIBeheer van invoercontingenten

ARTIKEL 251 Tariefcontingenten

1. De tariefcontingenten voor de invoer van de in artikel 1 bedoelde producten die voortvloeien uit volgens artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten of uit enige andere, op grond van artikel 43, lid 2, van het Verdrag vastgestelde rechtshandeling, worden door de Commissie geopend en beheerd middels gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van de artikelen 253, 254 en 255.

2. De tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomt, door één van de onderstaande methoden of een combinatie daarvan of een andere passende methode toe te passen:

a) op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt");

b) evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de "methode van het gelijktijdige onderzoek");

c) rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de "methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers").

3. Waar dat gepast is, moet bij de keuze van de beheersmethode terdege rekening worden gehouden met de voorzieningsbehoeften van de EU-markt en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden.

Artikel 252 Specifieke voorschriften

1. Met betrekking tot het invoercontingent van 54 703 ton voor verwerking bestemd bevroren rundvlees van de GN-codes 0202 20 30, 0202 30 en 0206 29 91 kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, besluiten dat dit contingent geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op equivalente hoeveelheden kwaliteitsvlees, waarbij een omrekeningscoëfficiënt van 4,375 wordt toegepast.

2. Voor het tariefcontingent voor invoer in Spanje van 2 000 000 ton maïs en 300 000 ton sorgho en het tariefcontingent voor invoer in Portugal van 500 000 ton maïs bevatten de in artikel 253 bedoelde voorschriften ook de nodige bepalingen inzake de verrichting van de invoer in het kader van het tariefcontingent alsmede, in voorkomend geval, inzake de openbare opslag van de ingevoerde hoeveelheden door de betaalorganen van de betrokken lidstaten en de afzet van die hoeveelheden op de markt van die lidstaten.

Artikel 253 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om een billijke toegang tot de beschikbare hoeveelheden en een gelijke behandeling van de marktdeelnemers in het kader van het invoertariefcontingent te garanderen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen het volgende vast:

a) de voorwaarden en eisen waaraan een marktdeelnemer moet voldoen om een aanvraag in het kader van het invoertariefcontingent te kunnen indienen; in het kader van deze bepalingen kan worden vereist dat de marktdeelnemer beschikt over een zekere minimumervaring op het gebied van handel met derde landen en daaraan gelijkgestelde gebieden, of op het gebied van verwerking, die wordt uitgedrukt in een minimumhoeveelheid waarmee en een bepaalde periode waarin hij in een zekere marktsector actief is; deze bepalingen kunnen specifieke voorschriften omvatten om in te spelen op de behoeften en praktijken van een bepaalde sector, met name betreffende gebruikswijzen en behoeften in de verwerkingssector;

b) bepalingen inzake de overdracht van rechten tussen marktdeelnemers en, waar nodig, beperkingen op de overdracht in het kader van het beheer van de invoertariefcontingenten.

2. Om te garanderen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen nakomen en de overeenkomsten en verbintenissen van de Unie gestand wordt gedaan, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen:

a) de toegang tot een invoertariefcontingent afhankelijk maken van het stellen van een zekerheid;

b) de voor de betrouwbaarheid en doeltreffendheid van de certificaatregeling vereiste voorschriften vaststellen, met name voor situaties die vragen om specifieke administratieve bijstand tussen de lidstaten, inclusief bepalingen om de lidstaten te verplichten tot het melden van gegevens en informatie;

c) voorschriften vaststellen om fraude en onregelmatigheden te voorkomen, door onder meer de betaling van specifieke sancties op te leggen en de betrokken marktdeelnemers van deelname aan het tariefcontingent uit te sluiten naargelang van de omvang van de geconstateerde fraude en onregelmatigheden.

Artikel 254 Uitvoeringsbevoegdheden

1. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen het volgende vast:

a) de jaarlijkse tariefcontingenten, zo nodig over het jaar gespreid, alsmede de toe te passen beheersmethode;

b) voorschriften voor de toepassing van de in de overeenkomst of rechtshandeling tot vaststelling van de invoerregeling opgenomen specifieke bepalingen, met name, zo nodig, op het gebied van

i) garanties betreffende de aard, de herkomst en de oorsprong van het product;

ii) de erkenning van het document aan de hand waarvan de in punt i) bedoelde garanties kunnen worden gecontroleerd;

iii) de overlegging van een door het land van uitvoer afgegeven document;

iv) de bestemming en het gebruik van de producten;

c) de periode van geldigheid van de certificaten of de vergunningen;

d) het bedrag van de zekerheid;

e) voorschriften inzake de bekendmaking van gegevens en mededelingen.

2. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen het volgende vaststellen:

a) het gebruik van de certificaten en, waar nodig, specifieke voorschriften inzake met name de voorwaarden voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de verlening van toestemming voor de invoer in het kader van de tariefcontingenten;

b) het toezicht op de invoerregeling.

Artikel 255 Uitvoeringshandelingen die zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité worden vastgesteld

1. De Commissie, stelt, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, de bepalingen vast voor het beheer van het proces dat moet garanderen dat de in het kader van het invoertariefcontingent beschikbare hoeveelheden niet worden overschreden, met name door op elke aanvraag een toewijzingscoëfficiënt toe te passen wanneer de beschikbare hoeveelheden worden bereikt, door in behandeling zijnde aanvragen af te wijzen en door zo nodig de indiening van aanvragen op te schorten.

2. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, bepalingen voor de herverdeling van ongebruikte hoeveelheden vaststellen .

Sectie IVBijzondere bepalingen voor bepaalde producten

SUBSECTIE I BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE INVOER MET BETREKKING TOT DE SECTOREN GRANEN EN RIJST

ARTIKEL 256 Invoer van mengsels van verschillende granen

Het invoerrecht dat geldt voor mengsels van de in bijlage I, deel I, onder a) en b), genoemde graansoorten wordt als volgt vastgesteld:

a) als het mengsel bestaat uit twee van die graansoorten, geldt het invoerrecht dat van toepassing is op:

i) het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt;

ii) het bestanddeel waarvoor het hoogste recht geldt, indien geen van de twee bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt;

b) als het mengsel bestaat uit meer dan twee van die graansoorten en als verscheidene van die soorten elk meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaken, is het bedrag van het op dit mengsel toepasselijke invoerrecht het hoogste van de invoerrechten die op deze laatste graansoorten van toepassing zijn, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is.

Als slechts één graansoort meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt, geldt het invoerrecht dat van toepassing is op deze graansoort;

c) voor de niet onder a) en b) vallende mengsels, is het bedrag van het toepasselijke invoerrecht het hoogste van de invoerrechten die van toepassing zijn op de graansoorten die deel uitmaken van het mengsel, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is.

Artikel 257 Invoer van mengsels van granen en rijst

Op mengsels van één of meer van de in bijlage I, deel I, onder a) en b), genoemde graansoorten enerzijds en van één of meer van de in bijlage I, deel II, onder a) en b), genoemde producten anderzijds wordt het invoerrecht toegepast dat geldt voor het bestanddeel waarvoor het hoogste invoerrecht geldt.

Artikel 258 Invoer van mengsels van rijst

Op mengsels, hetzij van rijst van verschillende groepen of verschillende verwerkingsstadia, hetzij van rijst van één of meer verschillende groepen of verwerkingsstadia enerzijds en van breukrijst anderzijds wordt het recht toegepast dat geldt voor:

a) het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt;

b) het bestanddeel waarvoor het hoogste recht geldt, indien geen van de bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt.

Artikel 259 Toepassing van de tariefindeling

Als de in de artikelen 256, 257 en 258 vastgestelde wijze van bepaling van het invoerrecht niet kan worden toegepast, geldt voor de in deze artikelen bedoelde mengsels het recht dat voortvloeit uit hun indeling in het tarief van invoerrechten.

Subsectie IIInvoerregelingen voor suiker

ARTIKEL 260 Traditionele voorzieningsbehoefte voor raffinage

1. De traditionele voorzieningsbehoefte van de Unie aan suiker voor raffinage bedraagt 2 489 735 ton, uitgedrukt in witte suiker, per verkoopseizoen.

2. De enige suikerbietenverwerkende fabriek die in 2005 in Portugal actief was, wordt als een voltijdraffinaderij beschouwd.

3. Invoercertificaten voor suiker voor raffinage worden alleen aan voltijdraffinaderijen afgegeven, en wel op voorwaarde dat de betrokken hoeveelheden niet groter zijn dan de hoeveelheden die in het kader van de in lid 1 bedoelde traditionele voorzieningsbehoefte mogen worden ingevoerd. De invoercertificaten mogen alleen tussen voltijdraffinaderijen worden overgedragen en de geldigheidsduur ervan verstrijkt aan het einde van het verkoopseizoen waarvoor zij zijn afgegeven.

Dit lid geldt voor de eerste drie maanden van elke verkoopseizoen.

Artikel 261 Gedelegeerde bevoegdheden

Om te garanderen dat de voor raffinage bestemde ingevoerde suiker overeenkomstig deze subsectie wordt geraffineerd, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, het volgende vaststellen:

a) bepaalde definities voor de werking van de in artikel 260 bedoelde invoerregelingen;

b) de voorwaarden en vereisten waaraan een marktdeelnemer moet voldoen om een aanvraag voor een invoercertificaat in te dienen, inclusief inzake het stellen van een zekerheid;

c) de voorschriften inzake toe te passen administratieve sancties.

Artikel 262 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige voorschriften vaststellen inzake bewijsstukken en documenten die met betrekking tot de invoervereisten en de verplichtingen van de marktdeelnemers, met name de voltijdraffinaderijen, moeten worden overgelegd.

Subsectie IIIBijzondere bepalingen voor de invoer van hennep

ARTIKEL 263 Invoer van hennep

1. De volgende producten mogen slechts in de Unie worden ingevoerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) ruwe hennep van GN-code 5302 10 00 moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 39 van Verordening (EG) nr. 73/2009;

b) zaaizaad voor de inzaai van henneprassen van GN-code ex 1207 99 15 gaat vergezeld van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol niet hoger is dan het in artikel 39 van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde gehalte;

c) niet voor inzaai bestemd hennepzaad van GN-code 1207 99 91 mag alleen worden ingevoerd door importeurs die door de lidstaat zijn erkend, om te garanderen dat het zeker niet voor inzaai wordt gebruikt.

2. Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie middels uitvoeringshandelingen op grond van artikel 318 kan vaststellen, worden op de invoer in de Unie van de in lid 1, onder a) en b), van het onderhavige artikel bedoelde producten controles verricht om na te gaan of aan de voorwaarden van lid 1 van het onderhavige artikel wordt voldaan.

3. Dit artikel geldt onverminderd restrictievere bepalingen die de lidstaten vaststellen in overeenstemming met het Verdrag en met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.

Subsectie IVBijzondere bepalingen voor de invoer van hop

ARTIKEL 264 Invoer van hop

1. De producten van de hopsector mogen slechts uit derde landen worden ingevoerd als de kwaliteitsnormen ten minste equivalent zijn aan die welke zijn vastgesteld voor soortgelijke producten die in de Unie worden geoogst of uit dergelijke in de Unie geoogste producten worden vervaardigd.

2. De producten worden als conform de in lid 1 bedoelde normen beschouwd indien zij vergezeld gaan van een door de autoriteiten van het land van oorsprong afgegeven verklaring die is erkend als gelijkwaardig met het in artikel 117 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde certificaat.

Voor hopmeel, met lupuline verrijkt hopmeel, hopextract en mengproducten van hop kan de verklaring slechts als gelijkwaardig met het certificaat worden erkend indien het alfazuurgehalte van deze producten niet lager is dan dat van de hop waaruit zij zijn vervaardigd.

3. Om de administratieve lasten tot een minimum te beperken, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de voorwaarden vaststellen waaronder de verplichtingen inzake de gelijkwaardigheidsverklaring en de etikettering van de verpakking niet van toepassing zijn.

4. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, voorschriften met betrekking tot dit artikel vast, inclusief de voorwaarden voor de erkenning van gelijkwaardigheidsverklaringen en de controle van de invoer van hop.

Sectie VVrijwaring en actieve veredeling

ARTIKEL 265 Vrijwaringsmaatregelen

1. Vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Unie worden, met inachtneming van lid 3 van dit artikel, door de Commissie genomen overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 260/2009[42] en (EG) nr. 625/2009[43] van de Raad.

2. Tenzij in andere rechtshandelingen van het Europees Parlement en de Raad, of in andere rechtshandelingen van de Raad anders is bepaald, worden vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Unie waarin is voorzien in overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten, door de Commissie genomen overeenkomstig lid 3 van het onderhavige artikel.

3. De Commissie kan de in de leden 1 en 2 bedoelde vrijwaringsmaatregelen middels uitvoeringshandelingen vaststellen op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een uitvoeringhandeling. In spoedeisende gevallen neemt de Commissie een besluit overeenkomstig artikel 323, lid 2.

De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten meegedeeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.

4. Op grond van lid 3 vastgestelde vrijwaringsmaatregelen van de Unie worden door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, ingetrokken of gewijzigd. In spoedeisende gevallen neemt de Commissie een besluit overeenkomstig artikel 323, lid 2.

Artikel 266 Schorsing van de regelingen voor verwerking en voor actieve veredeling

1. Wanneer de EU-markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door de regeling voor verwerking of voor actieve veredeling, kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, het gebruik van de regeling voor verwerking of voor actieve veredeling geheel of gedeeltelijk schorsen voor de producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijfolie en tafelolijven, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, wijn, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, vlees van pluimvee en ethylalcohol uit landbouwproducten. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een uitvoeringhandeling. In spoedeisende gevallen neemt de Commissie een besluit overeenkomstig artikel 323, lid 2.

De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten meegedeeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.

2. Voor zover dit voor de goede werking van de GMO nodig is, kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van de regeling actieve veredeling voor de in lid 1 genoemde producten geheel of gedeeltelijk verbieden.

HOOFDSTUK IIIUitvoer

Sectie IUitvoercertificaten

Artikel 267 Uitvoercertificaten

1. Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze verordening uitvoercertificaten moeten worden overgelegd, kunnen uitvoercertificaten verplicht worden gesteld voor de uitvoer van één of meer producten van de volgende sectoren in de Unie, en dient hierbij te worden nagegaan of uitvoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de uitvoer van de betrokken producten:

a) granen;

b) rijst;

c) suiker;

d) olijfolie en tafelolijven, voor wat betreft de in bijlage I, deel VII, onder a), bedoelde olijfolie,

e) groenten en fruit;

f) verwerkte groenten en fruit;

g) wijn;

(h) rundvlees;

i) melk en zuivelproducten;

j) varkensvlees;

k) schapen- en geitenvlees;

l) eieren;

m) vlees van pluimvee;

n) ethylalcohol uit landbouwproducten.

2. De artikelen 234, 235 en 236 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 268 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om rekening te houden met de evolutie van de handel, met marktontwikkelingen, en met de behoeften van de betrokken markten, kan de Commissie, wanneer dat nodig is voor het toezicht op de uitvoer van de betrokken producten, middels gedelegeerde handelingen, het volgende vaststellen:

a) de lijst van de producten van de in artikel 267, lid 1, vermelde sectoren waarvoor een uitvoercertificaat moet worden overgelegd;

b) de gevallen en situaties waarin geen uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd, uitgaande van met name de douanestatus van de betrokken producten, de doelstellingen van de transacties, de rechtsstatus van de aanvrager, en de betrokken hoeveelheden.

2. De Commissie kan, ter omschrijving van de voornaamste elementen van de uitvoercertificaatregeling, middels gedelegeerde handelingen:

a) definiëren welke rechten en plichten uit het certificaat voortvloeien, welke rechtsgevolgen het certificaat heeft, onder meer de eventuele tolerantie die met betrekking tot de naleving van de uitvoerverplichting geldt, en wanneer in voorkomend geval de bestemming moeten worden aangegeven;

b) vaststellen welke voorschriften gelden voor de overdracht van het certificaat of aan welke beperkingen de overdraagbaarheid eventueel gebonden is;

c) voorschriften vaststellen die vereist zijn met het oog op de betrouwbaarheid en de doeltreffendheid van de certificaatregeling, alsmede de situaties waarin de lidstaten administratief moeten samenwerken om gevallen van fraude te voorkomen of in behandeling te nemen;

d) vaststellen in welke gevallen en situaties geen zekerheid hoeft te worden gesteld.

Artikel 269 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vast, met inbegrip van voorschriften inzake:

a) de indiening van aanvragen en de afgifte van certificaten, alsmede het gebruik ervan;

b) de periode van geldigheid van het certificaat en het bedrag van de te stellen zekerheid;

c) bewijsstukken die aantonen dat de voorschriften voor het gebruik van de certificaten in acht zijn genomen;

d) de kwestie van vervangingscertificaten en duplicaatcertificaten;

e) de verwerking van certificaten door de lidstaten en de voor het beheer van de regeling vereiste informatie-uitwisseling.

Artikel 270 Uitvoeringshandelingen die zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité worden vastgesteld

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, de hoeveelheden waarvoor certificaten mogen worden afgegeven, beperken, aangevraagde hoeveelheden afwijzen en de indiening van aanvragen schorsen teneinde de markt te beheren wanneer grote hoeveelheden worden aangevraagd.

Sectie IIUitvoerrestituties

ARTIKEL 271 Toepassingsgebied van de uitvoerrestituties

1. Voor zover nodig om te kunnen uitvoeren op basis van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die volgens artikel 218 van het Verdrag zijn gesloten, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer voor:

a) de producten van de volgende sectoren die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd:

i) granen;

ii) rijst;

iii) suiker, voor wat betreft de producten die zijn vermeld in bijlage I, deel III, onder b), c), d) en g);

iv) rundvlees;

v) melk en zuivelproducten;

vi) varkensvlees;

vii) eieren;

viii) vlees van pluimvee;

b) de onder a) i), ii), iii), v) en vii), genoemde producten die worden uitgevoerd in de vorm van in de bijlagen XVII en XVIII genoemde goederen.

Als het gaat om melk en zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage XVII, deel IV, genoemde producten, mogen slechts uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten die zijn vermeld in bijlage I, deel XVI, onder a) tot en met e) en onder g).

2. De uitvoerrestituties voor de producten die worden uitgevoerd in de vorm van in de bijlagen XVII en XVIII genoemde verwerkte goederen, mogen niet hoger zijn dan die welke gelden voor dezelfde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd.

3. Voor zover dit nodig is om rekening te houden met de bijzondere bereidingswijze van bepaalde alcoholhoudende dranken uit granen, waaronder de lange rijpingsperiode, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen volgens welke bepalingen producten en marktdeelnemers voor uitvoerrestituties in aanmerking komen, met name op het gebied van de omschrijving en de kenmerken van de producten, en welke coëfficiënten van toepassing zijn om de uitvoerrestituties, met inachtneming van de veroudering van de producten, te bepalen.

4. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, alle vereiste maatregelen met betrekking tot dit artikel vast, inclusief de technische en procedurele voorschriften inzake de nationale controles van de in lid 3 bedoelde producten.

5. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, de coëfficiënt vaststellen voor de aanpassing van de uitvoerrestitutie voor de in lid 3 van het onderhavige artikel bedoelde producten.

Artikel 272 Toewijzing van de hoeveelheden die met uitvoerrestitutie kunnen worden uitgevoerd

De hoeveelheden die met een uitvoerrestitutie kunnen worden uitgevoerd, worden toegewezen volgens de methode:

a) die het best is aangepast aan de aard van het product en aan de situatie op de betrokken markt, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Unie, zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers, en met name tussen grote en kleine marktdeelnemers;

b) die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers;

c) waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers wordt voorkomen.

Artikel 273 Vaststelling van de uitvoerrestitutie

1. De uitvoerrestituties zijn voor de hele Unie gelijk. Zij kunnen naargelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

2. Maatregelen inzake de vaststelling van de restituties worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Artikel 274 Toekenning van uitvoerrestituties

1. Voor de in artikel 271, lid 1, onder a), vermelde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, worden de uitvoerrestituties uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat.

2. Het bedrag van de restitutie bij uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten is het bedrag dat geldt op de dag van indiening van de certificaataanvraag of, in voorkomend geval, dat resulteert uit de inschrijvingsprocedure, en in het geval van een gedifferentieerde restitutie, het bedrag dat op diezelfde dag geldt:

a) voor de op het certificaat aangegeven bestemming, of

b) in voorkomend geval, voor de werkelijke bestemming indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming, in welk geval het toe te passen bedrag niet hoger mag zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat aangegeven bestemming.

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, passende maatregelen nemen om misbruik van de in dit lid geboden flexibiliteit te voorkomen. Dergelijke maatregelen kunnen met name betrekking hebben op de procedure voor de indiening van aanvragen en op de door de exporteurs te verrichten kennisgevingen.

3. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de handel in en het vervoer van broedeieren en eendagskuikens, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen dat de betrokken uitvoercertificaten achteraf mogen worden afgegeven.

4. Om te waarborgen dat de exporteurs van zowel in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten als daarmee vervaardigde producten op gelijke wijze toegang hebben tot de uitvoerrestituties, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, besluiten de leden 1 en 2 toe te passen op de in artikel 271, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde goederen.

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot dit lid vaststellen.

5. Om de administratieve lasten voor humanitaire organisaties tot een minimum te beperken, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, afwijkingen van de leden 1 en 2 toestaan voor producten waarvoor in het kader van voedselhulpacties uitvoerrestituties worden betaald.

6. De restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs is geleverd dat:

a) de producten uit de Unie zijn uitgevoerd;

b) in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 2, onder b), de producten de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt.

7. De Commissie kan, middels gedelegeerde handelingen, verdere voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties vaststellen om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen, met name op voorwaarde dat:

a) de restituties uitsluitend worden betaald voor producten van EU-oorsprong;

b) het restitutiebedrag voor ingevoerde producten beperkt is tot het bij invoer geïnde recht, indien dit lager is dan de geldende restitutie.

Artikel 275 Uitvoerrestituties voor levende dieren in de sector rundvlees

1. Met betrekking tot producten van de sector rundvlees wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de EU-wetgeving inzake het welzijn van dieren en meer in het bijzonder inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.

2. Om de naleving van de dierenwelzijnsvoorschriften door de exporteurs te bevorderen en om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen na te gaan of de uitbetaling van met de naleving van dierenwelzijnsvoorschriften verbonden uitvoerrestituties correct heeft plaatsgevonden, voorziet de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, in:

a) de vaststelling van bepalingen inzake de naleving van de dierenwelzijnsvoorschriften buiten het douanegrondgebied van de Unie, alsmede de verificatie en rapportage daarvan, ook wat het inzetten van onafhankelijke derde partijen betreft;

b) de vaststelling van sancties met betrekking tot de betaling of de terugvordering van de uitvoerrestitutie vanwege niet-naleving van de wettelijke voorschriften op het gebied van dierenwelzijn.

3. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot dit artikel vaststellen.

Artikel 276 Uitvoerbeperkingen

Op de naleving van de volumeverbintenissen die voortvloeien uit de volgens artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt toegezien op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de voor de betrokken producten geldende referentieperioden. Wat betreft de inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten.

Artikel 277 Gedelegeerde bevoegdheden

1. Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun verplichtingen in het kader van openbare inschrijvingen nakomen, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de primaire eis vast voor het vrijgeven van de zekerheid die moet worden gesteld met het oog van het verkrijgen van een certificaat voor uitvoerrestituties die in het kader van een openbare inschrijving zijn vastgesteld.

2. Om de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de autoriteiten tot een minimum te beperken, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, vaststellen onder welke drempel geen uitvoercertificaat vereist is, en voor welke bestemmingen een vrijstelling van de verplichting een uitvoercertificaat over te leggen, gerechtvaardigd is.

3. Teneinde rekening te houden met praktische situaties die een volledige of gedeeltelijke toepassing van uitvoerrestituties rechtvaardigen, en teneinde de marktdeelnemers te helpen de periode tussen de aanvraag van de uitvoerrestitutie en de uiteindelijke uitbetaling ervan te overbruggen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, maatregelen vaststellen met betrekking tot:

a) een andere datum voor de restitutie;

b) de gevolgen voor de uitbetaling van de uitvoerrestitutie wanneer de in een certificaat vermelde productcode of bestemming niet overeenstemt met het daadwerkelijk product of de daadwerkelijke bestemming;

c) voorschotten op de uitvoerrestitutie, met inbegrip van de voorwaarden voor het stellen en vrijgeven van de zekerheid;

d) controles en bewijsstukken bij twijfels over de werkelijke bestemming van de producten, inclusief de mogelijkheid van wederinvoer op het douanegebied van de Unie;

e) met uitvoer uit de Unie gelijkgestelde bestemmingen, en de opname van op het douanegrondgebied van de Unie gelegen bestemmingen die in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

4. Om ervoor te zorgen dat de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd en niet op dat grondgebied terugkeren, en om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers niet meer dan de strikt noodzakelijke administratieve taken moeten verrichten bij het opstellen en het indienen van bewijsstukken waaruit blijkt dat de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaaldn een bestemmingsland hebben bereikt, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen,maatregelen vaststellen met betrekking tot:

a) de termijn waarbinnen de producten het douanegebied van de Unie moeten hebben verlaten, inclusief de periode waarin zij dat grondgebied tijdelijk weer mogen binnenkomen;

b) de verwerking die de producten waarvoor uitvoerrestituties worden betaald, tijdens die periode mogen ondergaan;

c) in het geval van gedifferentieerde restituties, het bewijs dat de producten een bestemming hebben bereikt;

d) de restitutiedrempels en de voorwaarden waaronder de exporteurs van de betrokken bewijslast kunnen worden vrijgesteld;

e) in het geval van gedifferentieerde restituties, de voorwaarden waaronder onfhankelijke derde partijen het bewijs waaruit blijkt dat een bestemming is bereikt, mogen goedkeuren.

5. Om rekening te houden et de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, specifieke vereisten en voorwaarden vaststellen voor de marktdeelnemer en de producten die voor uitvoerrestituties in aanmerking komen.

6. Om aanpassingen aan ontwikkelingen in de verwerkingssector mogelijk te maken, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, bijlage XVII wijzigen met inachtneming van de criteria als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad[44].

7. Om te waarborgen dat de voorwaarden inzake de uitvoerrestituties op dezelfde manier worden toegepast op alle exporteurs van zowel in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten als daarmee vervaardigde producten, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen en met inachtneming van Verordening (EG) nr. 1216/2009, voorschriften voor de toepassing van artikel 274, leden 5, 6 en 7, op de in artikel 271, lid 1, onder b), bedoelde producten vaststellen.

Artikel 278 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot deze sectie vast, met name inzake:

a) de herverdeling van de hoeveelheden die kunnen worden uitgevoerd, maar niet zijn toegewezen of gebruikt;

b) de controles, bestaande uit onder meer fysieke controles en controles van de documenten, die moeten worden verricht om na te gaan of de transacties waarvoor uitvoerrestituties en andere bedragen in verband met de uitvoer worden betaald, daadwerkelijk en overeenkomstig de voorschriften hebben plaatsgevonden;

c) de in artikel 271, lid 1, onder b), bedoelde producten.

Sectie IIIBeheer van uitvoercontingenten in de sector melk en zuivelproducten

ARTIKEL 279 Beheer van door derde landen geopende tariefcontingenten

1. Wanneer met betrekking tot melk en zuivelproducten een op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomst voorziet in het volledige of gedeeltelijk beheer van een door een derde land geopend tariefcontingent, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, specifieke maatregelen vaststellen om ervoor te zorgen dat het aangevraagde tariefcontingent wordt gebruikt overeenkomstig de doelstellingen van de betrokken internationale overeenkomst.

2. De in lid 1 bedoelde tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomt en garandeert dat de door de betrokken contingenten geboden mogelijkheden volledig kunnen worden benut, en wel door één van de onderstaande methoden of een combinatie daarvan of een andere passende methode toe te passen:

a) op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt");

b) evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de "methode van het gelijktijdige onderzoek");

c) rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de "methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers").

3. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de nodige bepalingen vast voor het beheer van overeenkomstig deze sectie geopende contingenten.

4. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité bepalingen vast voor het beheer van het proces teneinde:

a) te waarborgen dat de hoeveelheden die beschikbaar zijn in het kader van de overeenkomstig deze sectie geopende contingenten, niet worden overschreden

b) ongebruikte hoeveelheden te herverdelen.

Sectie IVSpeciale behandeling bij invoer in een derde land

ARTIKEL 280 Certificaten voor producten die in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land

1. Als producten worden uitgevoerd die, uit hoofde van volgens artikel 218 van het Verdrag door de Unie gesloten overeenkomsten, in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, geven de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op verzoek en nadat zij de nodige controles hebben verricht, een document af waarin wordt verklaard dat de voorwaarden zijn vervuld.

2. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot lid 1 vast.

Sectie VBijzondere bepalingen voor levende planten

ARTIKEL 281 Minimumprijzen voor uitvoer

1. Elk jaar kunnen voor elk van de producten van de sector levende planten van GN-code 0601 10 tijdig vóór het begin van het verkoopseizoen één of meer minimumprijzen worden vastgesteld voor de uitvoer naar derde landen teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen op de markt voor de betrokken producten. Maatregelen inzake de vaststelling van de minimumprijzen worden door de Raad genomen overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

De uitvoer van deze producten mag slechts geschieden tegen een prijs die gelijk is aan of hoger is dan de voor het betrokken product vastgestelde minimumprijs.

2. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen en met inachtneming van de verplichten die voortvloeien uit de op grond van artikel 218 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, de nodige administratieve maatregelen met betrekking tot lid 1, eerste alinea, vast.

Sectie VIPassieve veredeling

ARTIKEL 282 Schorsing van de regeling passieve veredeling

1. Wanneer de markt van de Unie wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door de regeling voor passieve veredeling, kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief het gebruik van de regeling passieve veredeling geheel of gedeeltelijk schorsen voor de producten van de sectoren granen, rijst, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, wijn, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees en vlees van pluimvee. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek een besluit middels een uitvoeringhandeling. In spoedeisende gevallen neemt de Commissie een besluit overeenkomstig artikel 323, lid 2.

De genomen maatregelen worden onverwijld aan de lidstaten meegedeeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.

2. Voor zover dit voor de goede werking van de GMO nodig is, kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van de regeling passieve veredeling voor de in lid 1 genoemde producten geheel of gedeeltelijk verbieden.

DEEL IVMEDEDINGINGSREGELS

HOOFDSTUK I Regels voor ondernemingen

Artikel 283 Toepassing van de artikelen 101 tot en met 106 van het Verdrag

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden de artikelen 101 tot en met 106 van het Verdrag, evenals de daarvoor vastgestelde uitvoeringsbepalingen, voor alle in artikel 101, lid 1, en artikel 102 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die betrekking hebben op de productie van of de handel in de onder deze verordening vallende producten, onder voorbehoud van de artikelen 284, 285, 286 [en 287] van deze verordening.

Artikel 284 Uitzonderingen

1. Artikel 101, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 283 van deze verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een nationale marktordening of die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 39 van het Verdrag omschreven doelstellingen.

Met name is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op de overeenkomsten, besluiten en gedragingen van landbouwondernemers, verenigingen van landbouwondernemers of verenigingen van deze verenigingen binnen één lidstaat, voor zover deze, zonder de verplichting in te houden een bepaalde prijs toe te passen, betrekking hebben op de productie of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten, tenzij de Commissie vaststelt dat de mededinging op deze wijze wordt uitgesloten of dat de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar worden gebracht.

2. Onder voorbehoud van een herziening door het Hof van Justitie is uitsluitend de Commissie bevoegd om, na de lidstaten te hebben geraadpleegd en de belanghebbende ondernemingen of ondernemersverenigingen, alsmede elke andere natuurlijke of rechtspersoon waarvan zij het noodzakelijk acht de mening in te winnen, te hebben gehoord, vast te stellen welke overeenkomsten, besluiten en gedragingen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen. Hiertoe stelt de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, een besluit vast dat vervolgens wordt bekendgemaakt.

De Commissie gaat tot deze vaststelling over op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of van een belanghebbende onderneming of ondernemersvereniging.

3. In het in lid 2, eerste alinea, bedoelde besluit worden de betrokken partijen en de essentiële gedeelten van de besluit bekendgemaakt. Bij de bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

Artikel 285 Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector groenten en fruit

1. Artikel 101, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van erkende brancheorganisaties die dienen voor de uitvoering van de in artikel 210, lid 3, onder c), van deze verordening vermelde activiteiten.

2. Lid 1 is slechts van toepassing indien:

a) de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen ter kennis van de Commissie zijn gebracht;

b) de Commissie niet binnen twee maanden na ontvangst van alle vereiste gegevens, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1 bedoelde comité, heeft vastgesteld dat deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in strijd zijn met de EU-regelgeving.

3. Bovengenoemde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen pas na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn ten uitvoer worden gelegd.

4. De volgende overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen worden in ieder geval als onverenigbaar met de EU-regelgeving aangemerkt:

a) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie, ongeacht in welke vorm;

b) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk kunnen doen aan de goede werking van de marktordening;

c) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die concurrentiedistorsies kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor het bereiken van de met de brancheactiviteit nagestreefde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

d) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de vaststelling van prijzen omvatten, onverminderd de activiteiten die brancheorganisaties verrichten in het kader van de toepassing van specifieke EU-regelgeving;

e) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die tot discriminatie kunnen leiden of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen elimineren.

5. Als de Commissie na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn van twee maanden constateert dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van lid 1 is voldaan, stelt zij, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1 bedoelde comité, een besluit vast waarin zij verklaart dat artikel 101, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de betrokken overeenkomst, het betrokken besluit of de betrokken onderling afgestemde gedraging.

Dit besluit van de Commissie wordt op zijn vroegst van toepassing op de dag van kennisgeving ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verstrekt of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde vrijstelling.

6. In het geval van meerjarenovereenkomsten geldt de kennisgeving voor het eerste jaar ook voor de volgende jaren van de overeenkomst. In dat geval kan de Commissie evenwel, op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat, te allen tijde verklaren dat er sprake is van onverenigbaarheid.

Artikel 286 Overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen in de tabakssector

1. Artikel 101, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen die erkende brancheorganisaties in de tabakssector toepassen met het oog op de in artikel 210, lid 1, onder c), van deze verordening vermelde doelen, op voorwaarde dat:

a) de overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen ter kennis van de Commissie zijn gebracht;

b) de Commissie niet binnen drie maanden na ontvangst van alle vereiste gegevens, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1 bedoelde comité, heeft vastgesteld dat deze overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in strijd zijn met de EU-regelgeving.

Deze overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen mogen tijdens die termijn van drie maanden niet worden toegepast.

2. Overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen worden strijdig met de EU-mededingingsregels verklaard, indien zij:

a) kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie, ongeacht in welke vorm;

b) de goede werking van de marktordening in het gedrang kunnen brengen;

c) concurrentiedistorsies kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor het bereiken van de met de brancheactiviteit nagestreefde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

d) de vaststelling van prijzen of quota omvatten, onverminderd maatregelen die de brancheorganisaties treffen ter uitvoering van specifieke bepalingen van de EU-regelgeving;

e) tot discriminatie kunnen leiden of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen elimineren.

3. Als de Commissie na het verstrijken van de in lid 1, onder b), bedoelde termijn van drie maanden vaststelt dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van dit hoofdstuk is voldaan, stelt zij, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, een besluit vast waarin zij verklaart dat artikel 101, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de betrokken overeenkomst of onderling afgestemde gedraging.

Dit besluit wordt op zijn vroegst van toepassing op de dag van de kennisgeving ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verschaft of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde uitzondering.

[Artikel 287 Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector melk en zuivelproducten

1. Artikel 101, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van erkende brancheorganisaties die dienen voor de uitvoering van de in artikel 210, lid 4, onder c), van deze verordening vermelde activiteiten.

2. Lid 1 is slechts van toepassing indien:

a) de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen ter kennis van de Commissie zijn gebracht;

b) de Commissie niet binnen drie maanden na ontvangst van alle vereiste gegevens, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1 bedoelde comité, heeft vastgesteld dat deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in strijd zijn met de EU-regelgeving.

3. Bovengenoemde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen pas na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn ten uitvoer worden gelegd.

4. De volgende overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen worden in ieder geval als onverenigbaar met de EU-regelgeving aangemerkt:

a) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie, ongeacht in welke vorm;

b) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk kunnen doen aan de goede werking van de marktordening;

c) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die concurrentiedistorsies kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor het bereiken van de met de brancheactiviteit nagestreefde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

d) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de vaststelling van prijzen omvatten;

e) overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die tot discriminatie kunnen leiden of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen elimineren.

5. Als de Commissie na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn constateert dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van lid 1 is voldaan, stelt zij, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1 bedoelde comité, een besluit vast waarin zij verklaart dat artikel 101, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de betrokken overeenkomst, het betrokken besluit of de betrokken onderling afgestemde gedraging.

Dit besluit van de Commissie wordt op zijn vroegst van toepassing op de dag van kennisgeving ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verstrekt of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde vrijstelling.

6. In het geval van meerjarenovereenkomsten geldt de kennisgeving voor het eerste jaar ook voor de volgende jaren van de overeenkomst. In dat geval kan de Commissie evenwel, op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat, te allen tijde verklaren dat er sprake is van onverenigbaarheid.]

Artikel 288 Algemeenverbindendverklaring van overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen voor niet-leden in de tabakssector

1. De brancheorganisaties in de tabakssector kunnen verzoeken om in de economische zone waarbinnen zij hun activiteit uitoefenen, bepaalde van hun overeenkomsten of onderling afgestemde gedragingen voor een beperkte periode verbindend te verklaren voor de individuele ondernemers en de verenigingen in de betrokken economische sector die niet zijn aangesloten bij de in de brancheorganisatie bijeengebrachte beroepsgroepen.

Om hun regels algemeen verbindend te kunnen verklaren, moeten de brancheorganisaties een aandeel van ten minste tweederde hebben in de betrokken productie en/of de betrokken handel. Wanneer de voorgenomen algemeenverbindendverklaring betrekking heeft op meer dan één regio, moeten de brancheorganisaties het bewijs leveren van een bepaalde minimumrepresentativiteit voor elke beroepsgroep in elke betrokken regio.

2. De regels waarvoor een algemeenverbindendverklaring wordt gevraagd, moeten sedert ten minste één jaar gelden en dienen betrekking te hebben op één van de volgende punten:

a) de kennis van de productie en van de markt;

b) de definitie van de minimumkwaliteit per soort;

c) het gebruik van milieuvriendelijke productiemethoden;

d) de definitie van de minimumnormen inzake verpakking en aanbiedingsvorm;

e) het gebruik van gecertificeerd zaaizaad en de controle op de kwaliteit van de producten.

3. Algemeenverbindendverklaringen moeten door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, worden goedgekeurd.

Artikel 289 Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen

Om de eenvormige toepassing van de artikelen 285, 286, [287] en 288 te waarborgen, kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, alle vereiste maatregelen vaststellen, inclusief voorschriften met betrekking tot kennisgeving en bekendmaking.

HOOFDSTUK IIRegels inzake staatssteun

Artikel 290 Toepassing van de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag

De artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag zijn van toepassing op de productie van en de handel in de in artikel 1 bedoelde producten.

De artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag zijn evenwel niet van toepassing op betalingen die de lidstaten overeenkomstig de onderhavige verordening verrichten uit hoofde van deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie IV bis, subsectie III, van Verordening (EG) nr. 1234 en de artikelen 37 tot en met 41, 108, 111, 114, 117, 120, 123, 128 en 148, artikel 291, lid 2, de artikelen 292 tot en met 297, en deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie VII, van de onderhavige verordening. Ten aanzien van artikel 136, lid 4, is echter enkel artikel 108 van het Verdrag niet van toepassing.

Artikel 291 Specifieke bepalingen voor de sector melk en zuivelproducten

1. Behoudens artikel 107, lid 2, van het Verdrag, is steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de in bijlage I, deel XVI, van deze verordening genoemde producten, verboden.

Nationale maatregelen waardoor een verevening van de prijzen van de in bijlage I, deel XVI, van deze verordening genoemde producten mogelijk is, zijn eveneens verboden.

2. De lidstaten kunnen tot en met 31 maart 2014 aan landbouwers in de zuivelsector staatssteun voor een jaarlijks totaalbedrag ten belope van ten hoogste 55 % van het in artikel 69, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde maximum toekennen bovenop de EU-steun die overeenkomstig artikel 68, lid 1, onder b), van die verordening wordt toegekend. De totale som van de EU-steun uit hoofde van de in artikel 69, lid 4, van die verordening bedoelde maatregelen en van de staatssteun mag evenwel in geen geval het in artikel 69, leden 4 en 5, bedoelde maximum overschrijden.

Artikel 292 Specifieke bepalingen voor Finland en Zweden

Als de Commissie daarvoor, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, een machtiging verleent, mogen Finland en Zweden steun voor de productie en de afzet van rendieren en rendierproducten (GN ex 0208 en ex 0210) toekennen voor zover die steun niet gepaard gaat met een verhoging van de traditionele productieniveaus.

Artikel 293 Specifieke bepalingen voor de suikersector

De lidstaten die hun suikerquotum met meer dan 50 % verlagen in vergelijking met de suikerquota die op 20 februari 2006 in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 318/2006 zijn vastgesteld, mogen tijdelijke staatssteun toekennen tijdens de periode waarvoor de overgangssteun voor bietentelers wordt uitbetaald overeenkomstig artikel 93 van Verordening (EG) nr. 73/2009. De Commissie stelt op basis van een aanvraag van de betrokken lidstaat, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, een besluit vast inzake het totale bedrag aan staatssteun dat voor deze maatregel beschikbaar is.

Voor Italië bedraagt de in de eerste alinea bedoelde tijdelijke steun ten hoogste 11 euro per verkoopseizoen per ton suikerbiet, toe te kennen aan de suikerbietentelers en voor het vervoer van suikerbieten.

Finland mag per verkoopseizoen aan suikerbietentelers ten hoogste 350 euro per hectare toekennen.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie op zijn vroegst 30 dagen vóór het einde van elk verkoopseizoen op de hoogte van het bedrag van de in dat verkoopseizoen daadwerkelijk toegekende staatssteun.

Artikel 294 Specifieke bepalingen betreffende het Duitse alcoholmonopolie

De in artikel 290, tweede alinea, van de onderhavige verordening bedoelde afwijking is van toepassing op in het kader van het Duitse alcoholmonopolie (hierna "het monopolie" genoemd) door Duitsland verleende steunbetalingen voor producten die, na verdere bewerking, door het monopolie worden afgezet in de vorm van ethylalcohol uit landbouwproducten als vermeld in bijlage I bij het Verdrag. Deze afwijking is slechts tot uiterlijk 31 december 2017 van kracht, geldt onverminderd de toepassing van artikel 108, lid 1, en artikel 108, lid 3, eerste zin, van het Verdrag en mag slechts onder de volgende voorwaarden worden toegepast:

a) de totale gesubsidieerde hoeveelheid ethylalcohol die in het kader van het monopolie wordt geproduceerd, moet geleidelijk worden verminderd van maximaal 600 000 hl in 2011 tot 420 000 hl in 2012 en 240 000 hl in 2013, en mag in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017, de datum van afschaffing van het monopolie, niet meer bedragen dan 60 000 hl per jaar;

b) de gesubsidieerde productie van met een landbouwbedrijf verbonden distilleerderijen die onder douanezegel produceren, moet geleidelijk worden verminderd van 540 000 hl in 2011, tot 360 000 hl in 2012 en 180 000 hl in 2013. Uiterlijk op 31 december 2013 moeten alle onder douanezegel producerende distilleerderijen die met een landbouwbedrijf zijn verbonden, het monopolie verlaten. Bij de uitstap uit het monopolie komt elke onder douanezegel producerende distilleerderij die met een landbouwbedrijf is verbonden, in aanmerking voor compenserende steun ten bedrage van 257,50 euro per hl nominale distilleerrechten in de zin van de toepasselijke Duitse wetgeving. Deze compenserende steun mag na 31 december 2013 niet meer worden verleend. De steun mag evenwel in tranches worden uitbetaald en in dat geval is 31 december 2017 de uiterste betalingstermijn voor de laatste tranche;

c) kleinschalige forfaitaire distilleerderijen, distilleerders zonder eigen distilleerapparatuur en collectieve fruitdistilleerderijen komen tot en met 31 december 2017 in aanmerking voor de in het kader van het monopolie verleende steun, op voorwaarde dat hun gesubsidieerde productie niet meer dan 60 000 hl per jaar bedraagt;

d) van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 mag in totaal niet meer dan 269,9 miljoen euro aan steun worden betaald en van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 mag in totaal niet meer dan 268 miljoen euro aan steun worden betaald, en

e) uiterlijk op 30 juni van elk jaar moet Duitsland bij de Commissie een verslag indienen over de werking van het monopolie en de overeenkomstige steunverlening gedurende het vorige jaar. De Commissie brengt vervolgens verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad. De van 2013 tot en met 2016 in te dienen jaarverslagen moeten bovendien een voor het volgende jaar geldend stapsgewijs afbouwplan bevatten met betrekking tot de kleinschalige forfaitaire distilleerderijen, distilleerders zonder eigen distilleerapparatuur en collectieve fruitdistilleerderijen.]

Artikel 295 Specifieke bepalingen voor aardappelen

De lidstaten mogen tot en met 31 december 2011 in het kader van de bestaande regelingen staatssteun blijven verlenen voor de productie van en de handel in aardappelen, vers of gekoeld, van GN-code 0701.

Artikel 296 [Te schrappen na 31/12/2010] Specifieke bepalingen voor de sector groenten en fruit

Wat de sector groenten en fruit betreft, mogen de lidstaten tot en met 31 december 2010 onder de volgende voorwaarden staatssteun verlenen:

a) de staatsteun wordt uitsluitend verleend aan producenten van groenten en fruit die geen lid zijn van een erkende producentenorganisatie en die met een erkende producentenorganisatie een overeenkomst ondertekenen waarin zij verklaren de crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen van die producentenorganisatie te aanvaarden en toe te passen;

b) het bedrag van de steun aan dergelijke producenten bedraagt ten hoogste 75 % van de EU-steun aan de leden van de betrokken producentenorganisatie, en

c) de betrokken lidstaat dient uiterlijk op 31 december 2010 bij de Commissie een verslag in over de doelmatigheid en de efficiëntie van de staatssteun, met in het bijzonder een analyse van de mate waarin de maatregel heeft bijgedragen aan het organiseren van de sector. De Commissie zal het verslag bestuderen en eventueel passende voorstellen indienen.

Artikel 297 Nationale steun voor de distillatie van wijn in crisisgevallen

1. Met ingang van 1 augustus 2012 mogen de lidstaten, in gerechtvaardigde crisisgevallen, nationale steun aan wijnproducenten verlenen voor de vrijwillige of verplichte distillatie van wijn.

2. De in lid 1 bedoelde steun moet evenredig zijn en een oplossing bieden voor de crisis.

3. Het totaalbedrag dat een lidstaat in een bepaald jaar voor die steun uittrekt, mag niet hoger zijn dan 15 % van de totale beschikbare financiële middelen die in bijlage X per lidstaat voor dat jaar zijn vastgesteld.

4. Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in lid 1 bedoelde steun, leggen de Commissie een met redenen omklede kennisgeving voor. De Commissie besluit, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, of de maatregel wordt goedgekeurd en de steun mag worden verleend.

5. Teneinde concurrentieverstoring te voorkomen, wordt de uit de in lid 1 bedoelde distillatie verkregen alcohol, uitsluitend gebruikt voor industriële of energiedoeleinden.

6. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot dit artikel vaststellen.

DEEL VSPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR MEERDERE OF INDIVIDUELE SECTOREN

HOOFDSTUK I Specifieke bepalingen voor meerdere sectoren

Sectie IMarktverstoringen

ARTIKEL 298 Verstoringen met betrekking tot de prijzen op de interne markt

Om efficiënt en doeltreffend tegen dreigende marktverstoringen te reageren, kan de Commissie, middels in het kader van de spoedprocedure vastgestelde gedelegeerde handelingen en met inachtneming van artikel 300, in situaties die waarschijnlijk zullen blijven duren en daardoor de markten verstoren of dreigen te verstoren, de nodige maatregelen nemen met betrekking tot:

a) de producten van de sectoren suiker, hop, rundvlees, melk en zuivelproducten, en schapen- en geitenvlees, als de prijzen voor één of meer van die producten op de EU-markt aanzienlijk stijgen of dalen;

b) de producten van de sectoren varkensvlees, eieren en vlees van pluimvee, en met betrekking tot olijfolie, als de prijzen voor één of meer van die producten op de EU-markt aanzienlijk stijgen.

Artikel 299 Verstoringen ten gevolge van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt

Om efficiënt en doeltreffend tegen dreigende marktverstoringen te reageren, kan de Commissie, middels in het kader van de spoedprocedure vastgestelde gedelegeerde handelingen en met inachtneming van artikel 300, de nodige maatregelen nemen wanneer de noteringen of prijzen op de wereldmarkt voor één of meer van de producten van de sectoren granen, rijst, suiker en melk en zuivelproducten een niveau bereiken waarbij de voorziening van de EU-markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, en die situatie waarschijnlijk zal voortduren of verergeren. Zij kan met name de toepassing van de invoerrechten voor bepaalde hoeveelheden geheel of gedeeltelijk schorsen.

Artikel 300 Voorwaarden voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen bij verstoringen

De maatregelen waarin de artikelen 298 en 299 voorzien, kunnen worden genomen:

a) als alle andere maatregelen die in het kader van deze verordening ter beschikking staan, ontoereikend blijken te zijn;

b) met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig artikel 218, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 301 Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige voorschriften met betrekking tot de artikelen 298 en 299 vaststellen. Deze voorschriften kunnen met name betrekking hebben op procedures, kennisgevingen, technische criteria en door de lidstaten uit te voeren administratieve of fysieke controles.

Sectie IIRapportage

ARTIKEL 302 Rapportage over bepaalde sectoren

De Commissie rapporteert aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(1) om de drie jaar, en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2010[2013], over de toepassing van de maatregelen voor de bijenteeltsector die zijn vastgesteld in deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie VIII;

(2) uiterlijk op 31 december 2013, over de uitvoering van de bepalingen van deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie VI, en deel II, titel II, hoofdstuk II, die betrekking hebben op producentenorganisaties, actiefondsen en operationele programma's in de sector groenten en fruit;

(3) uiterlijk op 31 augustus 2012, over de toepassing van de in artikel 128 vastgestelde schoolfruitregeling, zo nodig vergezeld van passende voorstellen. Er wordt met name gerapporteerd over de mate waarin de regeling het opzetten van goed werkende schoolfruitregelingen in de lidstaten en de verbetering van de eetgewoonten van kinderen heeft bevorderd;

(4) uiterlijk op [31 december 2010 en] 31 december 2012, over de evolutie van de marktsituatie en de daaruit volgende voorwaarden voor een vlotte, geleidelijke afschaffing van de melkquotaregeling, zo nodig vergezeld van passende voorstellen. Bovendien zal in een verslag worden nagegaan welke gevolgen dit heeft voor producenten van kaas met een beschermde oorsprongsbenaming overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006;

(5) uiterlijk op 31 december 2011, over de uitvoering van de in artikel 138 bedoelde afzetbevorderingsmaatregelen in de wijnsector;

(6) uiterlijk op 31 december 2012, over de wijnsector, waarbij met name rekening wordt gehouden met de ervaring die bij de uitvoering van de hervorming is opgedaan.[;]

[(7) uiterlijk op 31 december 2014, over de toepassing van de in artikel 17 bedoelde regeling voor voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Unie, zo nodig vergezeld van passende voorstellen.]

[(8) uiterlijk op 30 juni 2014 en 31 december 2018, over de ontwikkeling van de marktsituatie in de sector melk en zuivelproducten, met name betreffende de werking van artikel 209, eerste alinea, onder iv), artikel 210, lid 4, en de artikelen 229, 287, 310 en 311, en met name betreffende eventuele initiatieven om de melkproducenten tot het maken van gezamenlijke productieafspraken aan te zetten, zo nodig vergezeld van passende voorstellen.]

HOOFDSTUK IISPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR INDIVIDUELE SECTOREN

Sectie IHop

ARTIKEL 303 Registratie van contracten in de hopsector

1. Elk contract voor de levering van in de Unie geproduceerde hop dat wordt gesloten tussen een producent of een producentenorganisatie, enerzijds, en een koper, anderzijds, wordt geregistreerd door de instanties die daartoe door elke betrokken producerende lidstaat zijn aangewezen.

2. Contracten voor de levering van bepaalde hoeveelheden voor een overeengekomen prijs gedurende de periode van één of meer oogsten, die zijn gesloten vóór 1 augustus van het jaar van de eerste betrokken oogst, worden "op voorhand gesloten contracten" genoemd. Zij worden afzonderlijk geregistreerd.

3. De geregistreerde gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt met het oog op de toepassing van deze verordening.

4. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, regels vastleggen voor het registreren van contracten voor de levering van hop.

Sectie IIWijn

ARTIKEL 304 Wijnbouwkadaster en inventaris

1. De lidstaten houden een wijnbouwkadaster bij met bijgewerkte gegevens over het productiepotentieel.

2. De in lid 1 vastgestelde verplichting geldt niet voor lidstaten waarin de totale oppervlakte die is beplant met wijnstokken van druivenrassen welke overeenkomstig artikel 166, lid 2, in een indeling kunnen worden opgenomen, minder dan 500 ha bedraagt.

3. De lidstaten die in hun steunprogramma’s overeenkomstig artikel 139 voorzien in de maatregel "herstructurering en omschakeling van wijngaarden", doen tegen 1 maart van elk jaar een op het wijnbouwkadaster gebaseerde, bijgewerkte inventaris van hun productiepotentieel aan de Commissie toekomen.

4. Na 1 januari 2016 kan de Commissie besluiten dat de leden 1, 2 en 3 niet langer van toepassing zijn.

5. Om het toezicht op en de verificatie van het productiepotentieel door de lidstaten te vergemakkelijken, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen met betrekking tot het toepassingsgebied en de inhoud van het wijnbouwkadaster en de vrijstellingen.

6. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen inzake de verificatie van gegevens vaststellen.

Artikel 305 Verplichte aangiften in de wijnsector

1. Producenten van voor de wijnbereiding bestemde druiven en producenten van most en wijn melden jaarlijks aan de bevoegde nationale autoriteiten welke hoeveelheden de meest recente oogst heeft opgeleverd.

2. De lidstaten mogen handelaren in voor wijnbereiding bestemde druiven vragen elk jaar opgave te doen van de afgezette hoeveelheden van de meest recente oogst.

3. Producenten van druivenmost en wijn en andere handelaren dan kleinhandelaren melden jaarlijks aan de bevoegde nationale autoriteiten hoeveel druivenmost en wijn zij in voorraad hebben, ongeacht of deze van de oogst van het lopende jaar dan wel van de oogst van vorige jaren zijn. Uit derde landen ingevoerde druivenmost en wijn worden afzonderlijk aangegeven.

4. Om ervoor te zorgen dat de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde producenten en handelaren hun verplichtingen nakomen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vaststellen inzake:

a) de inhoud van de verplichte aangiften en de vrijstellingen;

b) de inhoud van de onder a), bedoelde aangiften, de indieningsvoorwaarden en de vrijstellingen van de verplichting om de aangiften in te dienen;

c) de sancties die moeten worden toegepast wanneer de aangiften niet tijdig bij de lidstaten worden ingediend.

5. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a) voorwaarden vaststellen met betrekking tot de modelformulieren voor de verplichte aangifte;

b) voorschriften vaststellen inzake omrekeningscoëfficiënten voor andere producten dan wijn;

c) de termijnen voor de indiening van de verplichte aangiften specificeren;

d) voorschriften vaststellen op het gebied van inspecties en rapportage door de lidstaten aan de Commissie.

Artikel 306 Begeleidende documenten en register in de wijnsector

1. De wijnbouwproducten mogen binnen de Unie slechts met een officieel goedgekeurd begeleidend document in het verkeer worden gebracht.

2. De natuurlijke of rechtspersonen of groepen van personen die voor de uitoefening van hun beroep houder van wijnbouwproducten zijn, met name producenten, bottelaars en verwerkers, alsmede handelaren, zijn verplicht registers van de in- en uitslag van de betrokken producten bij te houden.

3. Om het vervoer van wijnbouwproducten en de verificatie daarvan door de lidstaten te vergemakkelijken, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen:

a) voorschriften vaststellen betreffende het begeleidende document, het gebruik ervan en de vrijstelling van het gebruik ervan;

b) vaststellen onder welke voorwaarden een begeleidend document moet worden beschouwd als een document dat een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding certificeert;

c) voorschriften vaststellen inzake de sancties die moeten worden toegepast bij niet-naleving van de voorschriften over de begeleidende documenten;

d) de verplichting tot het bijhouden van een register vaststellen;

e) specificeren wie een register moet bijhouden en in welke gevallen van die verplichting kan worden afgeweken;

f) bepalen welke transacties in het register moeten worden opgenomen;

g) voorschriften vaststellen betreffende het gebruik van de begeleidende documenten en de registers.

4. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen:

a) voorschriften vaststellen betreffende de samenstelling van het register, de daarin op te nemen producten, de termijnen voor het opnemen van vermeldingen in de registers en het afsluiten van de registers;

b) een maatregel vaststellen op grond waarvan de lidstaten het maximaal aanvaardbare percentage voor verliezen moeten bepalen;

c) algemene en overgangsbepalingen voor het bijhouden van de registers vaststellen;

d) vaststellen hoe lang de begeleidende documenten en de registers moeten worden bewaard;

e) voorschriften vaststellen over de informatieverstrekking aan de Commissie door de lidstaten;

f) voorschriften vaststellen met betrekking tot aperte vergissingen, overmacht en uitzonderlijke omstandigheden.

Artikel 307 Aanwijzing van bevoegde nationale autoriteiten voor de wijnsector

1. Onverminderd andere bepalingen in deze verordening betreffende de aanwijzing van bevoegde nationale autoriteiten wijzen de lidstaten één of meer autoriteiten aan die bevoegd zijn voor de handhaving van de EU-bepalingen in de wijnsector. Met name wijzen de lidstaten de laboratoria aan die officiële analysen in de wijnsector mogen uitvoeren. De aangewezen laboratoria moeten voldoen aan de in norm ISO/IEC 17025 vastgestelde algemene criteria voor de werking van testlaboratoria.

2. De lidstaten delen de Commissie de naam en het adres van de in lid 1 bedoelde autoriteiten en laboratoria mee. De Commissie maakt deze inlichtingen openbaar en werkt deze geregeld bij.

Artikel 308 Mededelingen en evaluatie in de wijnsector

1. Wat betreft onrechtmatige aanplant na 31 augustus 1998 als bedoeld in artikel 82, delen de lidstaten tegen 1 maart van elk jaar aan de Commissie mee welke oppervlakten na 31 augustus 1998 zonder overeenkomstig aanplantrecht zijn aangeplant en welke oppervlakten overeenkomstig lid 1 van dat artikel zijn gerooid.

2. Wat betreft de verplichte regularisatie van onrechtmatige aanplant die vóór 1 september 1998 heeft plaatsgehad, als bedoeld in artikel 83, stellen de lidstaten de Commissie tegen 1 maart van elk van de betrokken jaren in kennis van:

a) de oppervlakten waarop vóór 1 september 1998 zonder overeenkomstig aanplantrecht wijnstokken zijn aangeplant;

b) de op grond van lid 1 van het genoemde artikel geregulariseerde oppervlakten, de in dat lid bedoelde vergoedingen en de in lid 2 van dat artikel bedoelde gemiddelde waarde van de regionale aanplantrechten.

De lidstaten stellen de Commissie, voor het eerst tegen 1 maart 2010, in kennis van de overeenkomstig artikel 83, lid 4, eerste alinea, gerooide oppervlakten.

Het in artikel 89, lid 1, vastgestelde verstrijken van het voorlopige verbod op nieuwe aanplant op 31 december 2015 doet niets af aan de in het onderhavige artikel vastgestelde verplichtingen.

3. De lidstaten dienen tegen 1 maart van elk jaar, en voor het eerst tegen 1 maart 2010, bij de Commissie een verslag in over de uitvoering tijdens het voorgaande begrotingsjaar van de maatregelen in het kader van hun steunprogramma’s als bedoeld in deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie VII.

Dit verslag bestaat uit een lijst en een omschrijving van de maatregelen waarvoor EU-steun in het kader van de steunprogramma's is toegekend, alsmede uit nadere gegevens over de uitvoering van de in artikel 138 bedoelde afzetbevorderingsmaatregelen.

4. Tegen 1 maart 2011, en een tweede keer tegen 1 maart 2014, dienen de lidstaten bij de Commissie een evaluatie in van de kosten en de voordelen van de steunprogramma’s, alsmede suggesties om de doeltreffendheid van deze programma’s te verbeteren.

5. De Commissie kan met het oog op de eenvormige toepassing van dit artikel, middels uitvoeringshandelingen, voorschriften vaststellen op het gebied van mededelingen en evaluatie.

Sectie IIIMelk en zuivelproducten

ARTIKEL 309 Heffing voor verkoopbevordering in de sector melk en zuivelproducten

Onverminderd de in artikel 290, lid 1, van deze verordening vastgestelde toepassing van de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag kan een lidstaat aan zijn melkproducenten een heffing voor verkoopbevordering op de afgezette hoeveelheden melk of melkequivalent opleggen ter financiering van maatregelen om de consumptie in de Unie te bevorderen, de afzetmarkten voor melk en zuivelproducten uit te breiden en de kwaliteit te verbeteren.

[Artikel 310 Verplichte aangiften in de sector melk en zuivelproducten

1. Verwerkers van rauwe melk geven bij de bevoegde nationale autoriteit aan hoeveel rauwe melk maandelijks bij hen is geleverd.

2. Om ervoor te zorgen dat deze aangiften met het oog op het beheer van de markt nuttig kunnen worden gebruikt en tijdig worden ingediend, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften met betrekking tot de aangiften vaststellen die verband houden met het toepassingsgebied, de inhoud, het format en de indieningstermijn.

Artikel 311 Contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten

1. Indien een lidstaat besluit dat voor elke levering van rauwe melk door een landbouwer aan een verwerker van rauwe melk, een schriftelijk contract tussen de partijen moet worden gesloten, dient dat contract te voldoen aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden.

In het in de eerste alinea beschreven geval besluit de betrokken lidstaat tevens dat, indien de rauwe melk door één of meer inzamelaars wordt geleverd, elk leveringsstadium onder het door de partijen gesloten contract valt. Hiertoe wordt onder "inzamelaar" verstaan een onderneming die rauwe melk vervoert van een landbouwer of een andere inzamelaar naar een verwerker van rauwe melk of een andere inzamelaar, met dien verstand dat de eigendom van de melk telkens wordt overgedragen.

2. Het contract:

a) wordt vóór de levering gesloten;

b) wordt schriftelijk opgesteld, en

c) bevat, met name, de volgende gegevens:

i) de voor de levering verschuldigde prijs, die:

- statisch moet zijn en in het contract moet zijn vermeld, en/of

- alleen mag variëren op grond van in het contract opgenomen factoren, met name de op marktindicatoren gebaseerde ontwikkeling van de marktsituatie, de geleverde hoeveelheid en de kwaliteit of de samenstelling van de geleverde rauwe melk,

ii) de hoeveelheid die kan en/of moet worden geleverd en het tijdschema voor de leveringen, en

iii) de looptijd van het contract, waarbij onder vermelding van verstrijkingsbepalingen een onbepaalde looptijd is toegestaan.

3. In afwijking van lid 1 is het sluiten van een contract niet vereist wanneer rauwe melk door een landbouwer aan een verwerker van rauwe melk wordt geleverd en de verwerker een coöperatie is waarbij de landbouwer in aangesloten, op voorwaarde dat in de statuten van die coöperatie bepalingen zijn opgenomen van dezelfde strekking als het bepaalde in lid 2, onder a), b) en c).

4. De partijen onderhandelen in alle vrijheid over alle elementen in door producenten, inzamelaars of verwerkers van rauwe melk gesloten contracten, met inbegrip van de in lid 2, onder c), bedoelde elementen.

5. Om de eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen vaststellen.]

Sectie IVEthylalcohol

ARTIKEL 312 Mededelingen in de sector ethylalcohol

1. Voor de producten van de sector ethylalcohol delen de lidstaten de volgende gegevens mee aan de Commissie:

a) de productie van ethylalcohol uit landbouwproducten in hectoliters zuivere alcohol, uitgesplitst naar het gebruikte voor alcoholbereiding geschikte product;

b) de afzet van ethylalcohol uit landbouwproducten in hectoliters zuivere alcohol, uitgesplitst naar de verschillende sectoren van bestemming;

c) de aan het einde van het voorafgaande jaar in hun land beschikbare voorraden ethylalcohol uit landbouwproducten;

d) ramingen betreffende de productie in het lopende jaar.

De nadere bepalingen voor deze mededelingen en meer bepaald de frequentie ervan en de definitie van de sectoren van bestemming, worden door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, vastgesteld.

2. Op basis van de in lid 1 bedoelde gegevens en andere beschikbare informatie stelt de Commissie, middels uitvoeringshandelingen en zonder de assistentie van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité, een EU-balans op inzake de voorziening van de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten voor het voorafgaande jaar, en een raming van die balans voor het lopende jaar.

De EU-voorzieningsbalans bevat eveneens gegevens over ethylalcohol die niet uit landbouwproducten is verkregen. De precieze inhoud en de nadere bepalingen voor het verzamelen van die gegevens worden door de Commissie, middels uitvoeringshandelingen, vastgesteld.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder "ethylalcohol die niet uit landbouwproducten is verkregen" verstaan producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 die niet zijn verkregen uit een in bijlage I bij het Verdrag vermeld specifiek landbouwproduct.

3. De Commissie deelt de in lid 2 bedoelde voorzieningsbalansen aan de lidstaten mee.

DEEL VIALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 313 Financiële bepalingen

Verordening (EG) nr. 1290/2005 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen gelden voor de uitgaven die de lidstaten verrichten ter nakoming van de verplichtingen op grond van de onderhavige verordening.

Artikel 314 Overdracht van in de wijnsector beschikbare bedragen naar plattelandsontwikkeling

1. De in lid 2 vastgestelde bedragen, die zijn gebaseerd op de in het verleden krachtens Verordening (EG) nr. 1493/1999 gedane uitgaven voor de in artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde interventies ter regulering van de landbouwmarkten, worden ter beschikking gesteld als aanvullende EU-middelen voor maatregelen in wijnproducerende regio’s in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s die op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 worden gefinancierd.

2. In de hieronder vermelde kalenderjaren zijn de volgende bedragen beschikbaar:

- 2010: EUR 82 110 000,

- vanaf 2011: EUR 122 610 000.

3. De in lid 2 vastgestelde bedragen worden over de lidstaten verdeeld overeenkomstig bijlage XIX.

4. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de nodige maatregelen met betrekking tot dit artikel vast.

Artikel 315 Maatregelen om specifieke praktische problemen op te lossen

1. De Commissie stelt, middels uitvoeringshandelingen, de maatregelen vast die in een spoedeisende situatie noodzakelijk en te rechtvaardigen zijn om specifieke praktische problemen op te lossen. Die maatregelen mogen van deze verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is.

2. Wanneer dat nodig is om het betrokken probleem op te lossen, treedt de Commissie op overeenkomstig artikel 323, lid 2.

Artikel 316 Uitwisseling van informatie

1. De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar alle informatie die nodig is voor de toepassing van deze verordening, voor markttoezicht en -analyse en voor de nakoming van de internationale verplichtingen met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde producten. Deze informatie mag in voorkomend geval de bevoegde autoriteiten of derde landen ter hand of ter beschikking worden gesteld en mag openbaar worden gemaakt.

2. Om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde informatieverstrekking snel, doeltreffend, nauwkeurig en kostenefficiënt verloopt, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, voorschriften vast met betrekking tot:

a) de aard en de soort van de informatie die moet worden verstrekt;

b) de wijze van informatieverstrekking;

c) de voorschriften inzake de rechten op toegang tot de beschikbaar gestelde informatie of informatiesystemen;

d) de voorwaarden voor en de wijze van bekendmaking van de informatie.

3. De Commissie gaat, middels uitvoeringshandelingen, over tot de vaststelling van:

a) voorschriften over de voor de toepassing van dit artikel vereiste informatie;

b) regelingen voor het beheer van de te verstrekken informatie, alsmede voorschriften betreffende de inhoud en het format van de te verstrekken gegevens en betreffende de termijnen en de frequentie van de informatieverstrekking;

c) regelingen voor het doorzenden van informatie en documenten of voor het beschikbaar stellen van informatie en documenten aan de lidstaten, de bevoegde autoriteiten in derde landen en het publiek.

Artikel 317 Omzeilingsclausule

Onverminderd specifieke bepalingen worden geen van de voordelen waarin krachtens deze verordening wordt voorzien, toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen van wie is komen vast te staan dat zij kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om voor die voordelen in aanmerking te komen en dus een voordeel zouden genieten dat niet in overeenstemming is met de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 318 Controles en verificaties, administratieve maatregelen en administratieve sancties en rapportage daarover

1. Met het oog op een evenwicht tussen het ontradende effect van heffingen, sancties en boetes die vanwege niet-naleving van de uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende verplichtingen moeten worden opgelegd, enerzijds, en de flexibele toepassing van de regeling, anderzijds, stelt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de voorschriften en voorwaarden vast met betrekking tot:

a) de uitsluiting en de schorsing van betalingen of een percentage voor de verlaging van steun, betalingen of restituties, met name wanneer de termijnen niet in acht worden genomen, het product, het volume of de hoeveelheid niet overeenstemt met de aanvraag, en de evaluatie van een regeling of de mededeling van informatie niet heeft plaatsgevonden, niet correct is of niet tijdig heeft plaatsgevonden;

b) de verlaging van de betaling die de lidstaten ter vergoeding van hun landbouwuitgaven ontvangen, wanneer de termijnen voor de inning van de bijdrage in de betaling van de verschuldigde overschotheffing niet in acht worden genomen, alsmede de schorsing van de maandelijkse betalingen wanneer de lidstaten de vereiste informatie niet of niet tijdig meedelen of onjuiste informatie bij de Commissie indienen;

c) de standaardbedragen die een aanbieder of een inschrijver moet betalen wanneer de interventieproducten niet aan de kwaliteitsvereisten voldoen;

d) de gedeeltelijke of volledige terugvordering van betalingen wanneer een goedkeurings- of een erkenningsplan vanwege ten onrechte verrichte betalingen wordt geschorst of ingetrokken;

e) de aanvullende bedragen, heffingen of rentevoeten die moeten worden toegepast bij fraude, onregelmatigheden, gebrek aan bewijs dat een verplichting is nagekomen, of te laat ingediende aangiften;

f) de rooiing van illegaal gebruikte wijngaarden;

g) het percentage van de verlaging die op het vrijgeven van zekerheden voor restituties, certificaten, aanbiedingen, inschrijvingen of specifieke aanvragen moet worden toegepast wanneer een aan die zekerheid verbonden verplichting niet of maar ten dele in acht is genomen;

(h) de inhouding door de lidstaten van de bedragen die bij wijze van sanctie en boete worden teruggevorderd, of de toewijzing van die bedragen aan de begroting van de Unie;

i) de uitsluiting van een marktdeelnemer of een aanvrager uit de regeling voor openbare interventie, voor particuliere opslag, voor het aanvragen van certificaten en voor deelneming aan tariefcontingenten wanneer fraude plaatsvindt of onjuiste gegevens worden verstrekt;

j) de intrekking of de schorsing van een goedkeuring of een erkenning, met name wanneer een marktdeelnemer, een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie de gestelde eisen niet of niet meer in acht neemt, onder meer door na te laten mededelingen te verstrekken;

k) de toepassing van adequate nationale sancties op marktdeelnemers die boven het quotum produceren.

De uit de eerste alinea voortvloeiende heffingen en administratieve sancties en boetes moeten in verhouding staan tot de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving.

2. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen het volgende vast:

a) de voorschriften inzake administratieve en fysieke controles die de lidstaten moeten verrichten om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien;

b) de procedures en de technische criteria met betrekking tot de in lid 1 bedoelde administratieve maatregelen en administratieve boetes die moeten worden toegepast wanneer wordt geconstateerd dat een uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende verplichting niet wordt nageleefd;

c) de procedures en de technische criteria voor de terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de in lid 1, onder d), bedoelde voorschriften en voorwaarden;

d) de regels en methoden voor de rapportage over de verrichte controles en verificaties, en de resultaten daarvan;

e) voorschriften tot invoering van aanvullende vereisten met betrekking tot de douaneprocedures, met name zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad[45], wanneer dat op grond van specifieke behoeften voor het beheer van de regeling vereist is.

3. De Commissie kan, middels uitvoeringshandelingen, voorschriften betreffende het meten van oppervlakten in de wijnsector vaststellen ter waarborging van de uniforme toepassing van de in deze verordening vastgestelde bepalingen. Deze voorschriften kunnen met name betrekking hebben op de verificaties en de voorschriften in het kader van de specifieke financiële procedures ter verbetering van de controles.

Artikel 319 Overeenstemming met het geïntegreerde beheers- en controlesysteem

Met het oog op de toepassing van deze verordening in de wijnsector zien de lidstaten erop toe dat de in artikel 318 bedoelde beheers- en controleprocedures die betrekking hebben op de oppervlakten, op de volgende punten in overeenstemming zijn met het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS):

a) de geautomatiseerde databank;

b) de in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde systemen voor de identificatie van de percelen landbouwgrond;

c) de administratieve controles.

De procedures mogen de gewone werking van en de uitwisseling van gegevens met het GBCS niet verstoren.

DEEL VII DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen

Artikel 320 Bevoegdheden van de Commissie

Tenzij in deze verordening expliciet anders is bepaald, treedt de Commissie, wanneer bevoegdheden aan haar worden overgedragen, op:

- overeenkomstig de in artikel 321 bedoelde procedure, in het geval van gedelegeerde handelingen;

- overeenkomstig de in de artikelen 321 en 322 bedoelde procedure, in het geval van gedelegeerde handelingen die in het kader van de spoedprocedure worden vastgesteld, en

- overeenkomstig de in artikel 323 bedoelde procedure, in het geval van uitvoeringshandelingen.

Artikel 321 Gedelegeerde handelingen

1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

2. De in lid 1 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

De instelling die een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie binnen een redelijke termijn voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken en de eventuele redenen daarvoor.

Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

3. Het Europees Parlement en de Raad kunnen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met een maand worden verlengd.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van de termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, vermeldt de redenen daarvoor.

Artikel 322 Spoedprocedure

1. Gedelegeerde handelingen die overeenkomstig dit artikel worden vastgesteld, treden onmiddellijk in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt aangetekend overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van een krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 321, lid 3, bedoelde procedure bezwaar aantekenen tegen een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling. Indien dit gebeurt, is de gedelegeerde handeling niet langer van toepassing. De instelling die bezwaar aantekent tegen dergelijke gedelegeerde handelingen, geeft aan om welke redenen zij dit doet.

Artikel 323 Uitvoeringshandelingen - Comité

1. [Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen op grond van de onderhavige verordening wordt de Commissie bijgestaan door het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en geldt de procedure van artikel [5] van Verordening (EU) nr. [xxxx/yyyy] ( in te vullen na de vaststelling van de verordening inzake controlemechanismen, als bedoeld in artikel 291, lid 2, VWEU, die momenteel in behandeling is bij het Europees Parlement en de Raad ).

2. In de in de artikelen 265, 266 en 282 en artikel 315, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde spoedeisende gevallen geldt de procedure van artikel [6] van Verordening (EU) nr. [xxxx/yyyy].

Artikel 324 Organisatie van het comité

Bij de organisatie van de vergaderingen van het in artikel 323, lid 1, bedoelde comité wordt met name rekening gehouden met de draagwijdte van zijn verantwoordelijkheden, de specifieke kenmerken van het te behandelen onderwerp en de noodzaak een beroep te doen op passende deskundigheid.

HOOFDSTUK IIOvergangs- en slotbepalingen

Artikel 325 Intrekkingen

1. Verordening (EEG) nr. 922/72 wordt ingetrokken.

2. Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt ingetrokken.

De artikelen 113 bis, 113 ter, 114, 115 en 116 en artikel 117, leden 1 tot en met 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, alsmede bijlage XI bis, punt II, tweede alinea, en de punten IV tot en met IX, bijlage XII, punt IV.2, bijlage XIII, punt VI, tweede alinea, bijlage XIV, punten A, B.I, B.2 en B.3, bijlage XIV, punten B.III en C, bijlage XV, punten II, III, IV en VI, bij die verordening, die betrekking hebben op de toepassing van die artikelen, blijven van toepassing tot de op grond van artikel 326 van de onderhavige verordening vast te stellen datum.

Bovendien:

- blijven de artikelen 85 sexdecies tot en met 85 quinvicies van Verordening (EG) nr. 1234/2007, alsmede de bijlagen X quinquies en X sexies, die betrekking hebben op de toepassing van die artikelen, van toepassing tot het einde van het wijnoogstjaar 2010/2011;

- blijven artikel 84 bis, de artikelen 86 tot en met 95 bis, en artikel 188 bis, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, alsmede de bijlagen X bis en XI bij die verordening, die betrekking hebben op de toepassing van die verordening, van toepassing tot het einde van het verkoopseizoen voor de betrokken producten;

- blijven de artikelen 103 quatervicies, 103 quinvicies en 103 sexvicies van Verordening (EG) nr. 1234, alsmede bijlage XV bis bij die verordening, die betrekking hebben op de toepassing van die artikelen, van toepassing tot en met 31 juli 2012.

3. Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1234/2007 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in bijlage XX bij de onderhavige verordening.

Artikel 326 Datum van toepassing van de afzetvoorschriften

Om de rechtszekerheid op het gebied van de toepassing van de afzetvoorschriften te waarborgen, bepaalt de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, met ingang van welke datum de in artikel 325, lid 2, tweede alinea, van de onderhavige verordening bedoelde bepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007, of een gedeelte daarvan, niet meer ven toepassing zijn op de betrokken sector. Met ingang van die datum worden de overeenkomstige afzetvoorschriften van toepassing die moeten worden vastgesteld middels gedelegeerde handelingen als bedoeld in deel II, titel II, hoofdstuk I, sectie I, van de onderhavige verordening.

Artikel 327 Overgangsbepalingen in de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit

1. Deze verordening laat de erkenning van producentengroeperingen, producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is verleend, onverlet, en heeft geen gevolgen voor in behandeling zijnde erkenningsplannen of operationele programma's.

2. Om het behoud van alle in Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde regelingen te garanderen, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, overgangsbepalingen vaststellen.

Artikel 328 Overgangsbepalingen in de wijnsector

Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers geen schade ondervinden van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening, kan de Commissie, middels gedelegeerde handelingen, de maatregelen vaststellen die vereist zijn om de overgang van de in de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999 en (EG) nr. 479/2008 naar de in de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen te vergemakkelijken.

Artikel 329 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de [zevende] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

[Artikel 159 is echter van toepassing met ingang van […/ een jaar na de inwerkingtreding ervan ]].

2. Wat de suikersector betreft, zijn de bepalingen van deel II, titel I, van toepassing tot het einde van het verkoopseizoen 2014/2015 voor suiker.

De regeling ter beperking van de melkproductie die in deel II, titel I, hoofdstuk III, is vastgesteld, is overeenkomstig artikel 59 van toepassing tot en met 31 maart 2015.

[Met betrekking tot de sector melk en zuivelproducten zijn artikel 209, eerste alinea, onder iv), artikel 210, lid 4, en de artikelen 229, 287, 310 en 311 van toepassing tot en met 30 juni 2020.]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 1, GENOEMDE PRODUCTEN Deel I: Granen

Wat granen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 0709 90 60 | Suikermaïs, vers of gekoeld |

0712 90 19 | Suikermaïs, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |

1001 90 91 | Zachte tarwe en mengkoren, zaaigoed |

1001 90 99 | Spelt, zachte tarwe en mengkoren (met uitzondering van voor zaaidoeleinden bestemde producten) |

1002 00 00 | Rogge |

1003 00 | Gerst |

1004 00 | Haver |

1005 10 90 | Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden |

1005 90 00 | Maïs, andere dan zaaigoed |

1007 00 90 | Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |

1008 | Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; korrels van andere graansoorten |

b) | 1001 10 | Harde tarwe (durum) |

c) | 1101 00 00 | Meel van tarwe of van mengkoren |

1102 10 00 | Roggemeel |

1103 11 | Gries en griesmeel van tarwe |

1107 | Mout, ook indien gebrand |

d) | 0714 | Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm |

ex 1102 | Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren: |

1102 20 | – Maïsmeel |

1102 90 | – Andere: |

1102 90 10 | – – Meel van gerst |

1102 90 30 | – – Meel van haver |

1102 90 90 | – – Andere |

ex 1103 | Gries, griesmeel en pellets van granen, met uitzondering van gries en griesmeel van tarwe (onderverdeling 1103 11), gries en griesmeel van rijst (onderverdeling 1103 19 50) en pellets van rijst (onderverdeling 1103 20 50) |

ex 1104 | Op andere wijze bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, geplet, in vlokken, gepareld, gesneden of gebroken), andere dan rijst bedoeld bij post 1006 en vlokken van rijst van onderverdeling 1104 19 91; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen |

1106 20 | Meel, gries en poeder, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 |

ex 1108 | Zetmeel; inuline: |

– Zetmeel: |

1108 11 00 | – – Tarwezetmeel |

1108 12 00 | – – Maïszetmeel |

1108 13 00 | – – Aardappelzetmeel |

1108 14 00 | – – Maniokzetmeel (cassave) |

ex 1108 19 | – – Ander zetmeel |

1108 19 90 | – – – Andere |

1109 00 00 | Tarwegluten, ook indien gedroogd |

GN-code | Omschrijving |

1702 | Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel: |

ex 1702 30 | – Glucose en glucosestroop, in droge toestand geen of minder dan 20 gewichtspercenten fructose bevattend: |

– – Andere: |

ex 1702 30 50 | – – – In wit kristallijn poeder, ook indien geagglomereerd, bevattende, in droge toestand, minder dan 99 gewichtspercenten glucose |

ex 1702 30 90 | − − − andere, bevattende, in droge toestand, minder dan 99 gewichtspercenten glucose: |

ex 1702 40 | – Glucose en glucosestroop, in droge toestand 20 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker: |

1702 40 90 | – – Andere |

ex 1702 90 | – Andere, invertsuiker daaronder begrepen en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten: |

1702 90 50 | – – Maltodextrine en maltodextrinestroop |

– – Karamel: |

– – – Andere: |

1702 90 75 | – – – – In poeder, ook indien geagglomereerd |

1702 90 79 | – – – – Andere |

2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

ex 2106 90 | – Andere |

– – Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen: |

– – – Andere |

2106 90 55 | – – – – Van glucose en van maltodextrine |

ex 2302 | Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen, ook indien in pellets |

ex 2303 | Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen, bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie, bostel (brouwerijafval), afvallen van branderijen, ook indien in pellets: |

2303 10 | – Afvallen van zetmeelfabrieken e.d. afvallen (incl. maïsgluten) |

2303 30 00 | – Bostel (bouwerijafval) en afvallen van branderijen |

ex 2306 | Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, andere dan die bedoeld bij post 2304 of 2305: |

– Andere |

2306 90 05 | – – Van maïskiemen |

ex 2308 | Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

2308 00 40 | – Eikels en wilde kastanjes; draf (droesem) van vruchten, andere dan druiven |

2309 | Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: |

ex 2309 10 | – Honden– en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein: |

2309 10 11 2309 10 13 230910 31 2309 10 33 2309 10 51 2309 10 53 | – – Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten |

GN-code | Omschrijving |

ex 2309 90 | – Andere: |

2309 90 20 | – – Producten bedoeld bij aanvullende aantekening 5 bij hoofdstuk 23 van de gecombineerde nomenclatuur |

– – Andere, zogenaamde "premelanges" daaronder begrepen: |

2309 90 31 2309 90 33 2309 90 41 2309 90 43 2309 90 51 2309 90 53 | – – – Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, of zuivelproducten: |

(1) Voor de toepassing van deze onderverdeling wordt onder zuivelproducten de producten verstaan die vallen onder de posten 0401 tot en met 0406 en onder de onderverdelingen 1702 11, 1702 19 en 2106 90 51. |

Deel II: Rijst

Wat rijst betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 1006 10 21 tot en met 1006 10 98 | Rijst (padie), andere dan voor zaaidoeleinden |

1006 20 | Gedopte rijst |

1006 30 | Halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd |

b) | 1006 40 00 | Breukrijst |

c) | 1102 90 50 | Rijstmeel |

1103 19 50 | Gries en griesmeel, van rijst |

1103 20 50 | Pellets van rijst |

1104 19 91 | Vlokken van rijst |

ex 1104 19 99 | Geplette rijstkorrels |

1108 19 10 | Rijstzetmeel |

Deel III: Suiker

Wat suiker betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 1212 91 | Suikerbieten |

1212 99 20 | Suikerriet |

b) | 1701 | Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm |

c) | 1702 20 | Ahornsuiker en ahornsuikerstroop |

1702 60 95 en 1702 90 95 | Andere suiker in vaste vorm en suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, met uitzondering van lactose, glucose, maltodextrine en isoglucose |

1702 90 71 | Karamel bevattende, in droge toestand, 50 of meer gewichtspercenten sacharose |

2106 90 59 | Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, andere dan stroop van isoglucose, van lactose, van glucose en van maltodextrine |

d) | 1702 30 10 1702 40 10 1702 60 10 1702 90 30 | Isoglucose |

e) | 1702 60 80 1702 90 80 | Inulinestroop |

f) | 1703 | Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker |

g) | 2106 90 30 | Isoglucosestroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen |

(h) | 2303 20 | Bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie |

Deel IV: Gedroogde voedergewassen

Wat gedroogde voedergewassen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | ex 1214 10 00 | – Meel en pellets van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling |

– Meel en pellets van luzerne, anders gedroogd en vermalen |

ex 1214 90 90 | – Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling, met uitzondering van hooi en voederkool, alsmede van producten welke hooi bevatten |

– Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen |

b) | ex 2309 90 99 | – Proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap; |

– Kunstmatig gedroogde producten, uitsluitend verkregen uit vast afval en sap die afkomstig zijn van de bereiding van de bovengenoemde concentraten |

Deel V: Zaaizaad

Wat zaaizaad betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

0712 90 11 | Hybriden van suikermaïs, |

– Als zaaigoed. |

0713 10 10 | Erwten (Pisum sativum): |

– Als zaaigoed. |

ex 0713 20 00 | Kekers: |

– Als zaaigoed. |

ex 0713 31 00 | Bonen van de soort Vigna mungo (L.) Hepper of Vigna radiata (L.) Wilczek: |

– Als zaaigoed. |

ex 0713 32 00 | Bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen): |

– Als zaaigoed. |

0713 33 10 | Bonen van de soort Phaseolus vulgaris: |

– Als zaaigoed. |

ex 0713 39 00 | Andere bonen: |

– Als zaaigoed. |

ex 0713 40 00 | Linzen: |

– Als zaaigoed. |

ex 0713 50 00 | Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor): |

– Als zaaigoed. |

ex 0713 90 00 | Andere gedroogde zaden van peulgroenten: |

– als zaaigoed. |

1001 90 10 | Spelt: |

– Als zaaigoed. |

ex 1005 10 | Hybriden van maïs, zaaigoed |

1006 10 10 | Rijst (padie): |

– Als zaaigoed. |

1007 00 10 | Hybriden van graansorgho: |

– Als zaaigoed. |

1201 00 10 | Sojabonen, ook indien gebroken: |

– Als zaaigoed. |

1202 10 10 | Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop: |

– Als zaaigoed. |

1204 00 10 | Lijnzaad, ook indien gebroken: |

– Als zaaigoed. |

1205 10 10 en ex 1205 90 00 | Kool- en raapzaad, ook indien gebroken: |

– Als zaaigoed. |

1206 00 10 | Zonnebloempitten, ook indien gebroken: |

– Als zaaigoed. |

ex 1207 | Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken: |

– Als zaaigoed. |

1209 | Zaaigoed, sporen daaronder begrepen: |

– Als zaaigoed. |

Deel VI: Hop

1. Wat hop betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

1210 | Hopbellen, vers of gedroogd, ook indien fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline |

2. De in deze verordening vastgestelde regels betreffende de afzet en het handelsverkeer met derde landen zijn bovendien van toepassing op de volgende producten:

GN-code | Omschrijving |

1302 13 00 | Plantensappen en plantenextracten van hop |

Deel VII: Olijfolie en tafelolijven

Wat olijfolie en tafelolijven betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 1509 | Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

1510 00 | Andere olie en fracties daarvan, uitsluitend verkregen uit olijven, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, mengsels daarvan met olijfolie of fracties daarvan, bedoeld bij post 1509, daaronder begrepen |

b) | 0709 90 31 | Olijven, vers of gekoeld, bestemd voor andere doeleinden dan het vervaardigen van olie |

0709 90 39 | Andere olijven, vers of gekoeld |

0710 80 10 | Olijven, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren |

0711 20 | Olijven, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie |

ex 0712 90 90 | Olijven, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid |

2001 90 65 | Olijven, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur |

ex 2004 90 30 | Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren |

2005 70 | Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren |

c) | 1522 00 31 1522 00 39 | Afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft |

2306 90 11 2306 90 19 | Perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen |

Deel VIII: Vezelvlas en -hennep

Wat vezelvlas en -hennep betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

5301 | Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas |

5302 | Hennep (Cannabis sativa L.), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van hennep |

Deel IX: Groenten en fruit

Wat groenten en fruit betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

0702 00 00 | Tomaten, vers of gekoeld |

0703 | Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld |

0704 | Rode kool, witte kool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht "Brassica", vers of gekoeld |

0705 | Sla (Lactuca sativa), andijvie, witlof en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld |

0706 | Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld |

0707 00 | Komkommers en augurken, vers of gekoeld |

0708 | Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld |

ex 0709 | Andere groenten, vers of gekoeld, met uitzondering van groenten van de onderverdelingen 0709 60 91, 0709 60 95, 0709 60 99, 0709 90 31, 0709 90 39 en 0709 90 60 |

ex 0802 | Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, met uitzondering van arecanoten (of betelnoten) en colanoten van onderverdeling 0802 90 20 |

0803 00 11 | Plantains, vers |

ex 0803 00 90 | Plantains, gedroogd |

0804 20 10 | Vijgen, vers |

0804 30 00 | Ananassen |

0804 40 00 | Advocaten (avocado's) |

0804 50 00 | Guaves, manga's en manggistans, |

0805 | Citrusvruchten, vers of gedroogd |

0806 10 10 | Druiven voor tafelgebruik |

0807 | Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja's, vers |

0808 | Appelen, peren, kweeperen, vers |

0809 | Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers |

0810 | Ander fruit, vers |

0813 50 31 0813 50 39 | Mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 |

0910 20 | Saffraan |

ex 0910 99 | Tijm, vers of gekoeld |

ex 1211 90 85 | Basilicum, melissa, pepermunt, origanum vulgare (oregano/wilde marjolein), rozemarijn, salie, vers of gekoeld |

1212 99 30 | Sint–jansbrood |

Deel X: Verwerkte groenten en fruit

Wat verwerkte groenten en fruit betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met uitzondering van suikermaïs van onderverdeling 0710 40 00, olijven van onderverdeling 0710 80 10 en vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta van onderverdeling 0710 80 59 |

ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van olijven van onderverdeling 0711 20, vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta van onderverdeling 0710 90 10 en suikermaïs van onderverdeling 0711 90 30 |

ex 0712 | Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, met uitzondering van kunstmatig door middel van een warmtebehandeling gedroogde aardappelen, niet geschikt voor menselijke consumptie, van onderverdeling ex 0712 90 05, suikermaïs van de onderverdelingen 0712 90 11 en 0712 90 19 en olijven van onderverdeling ex 0712 90 90 |

0804 20 90 | Gedroogde vijgen |

0806 20 | Rozijnen en krenten |

ex 0811 | Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van bevroren bananen van onderverdeling ex 0811 90 95 |

ex 0812 | Vruchten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van voorlopig verduurzaamde bananen van onderverdeling ex 0812 90 98 |

ex 0813 | Vruchten, andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806, gedroogd; mengsels van noten en gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk, met uitzondering van mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 van de onderverdelingen 0813 50 31 en 0813 50 39 |

0814 00 00 | Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd |

0904 20 10 | Niet-scherpsmakende pepers, gedroogd, niet fijngemaakt en niet gemalen |

b) | ex 0811 | Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |

ex 1302 20 | Pectinestoffen en pectinaten |

ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, met uitzondering van: - scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2001 90 20 - suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2001 90 30 - broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2001 90 40 - palmharten van onderverdeling 2001 90 60 - olijven van onderverdeling 2001 90 65 - wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2001 90 97; |

2002 | Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur |

2003 | Paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur |

ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling ex 2004 90 10, olijven van onderverdeling ex 2004 90 30 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2004 10 91. |

ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van olijven van onderverdeling 2005 70, suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2005 80 00, scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2005 99 10 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2005 20 10 |

ex 2006 00 | Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd), met uitzondering van met suiker gekonfijte bananen van de onderverdelingen ex 2006 00 38 en ex 2006 00 99 |

ex 2007 | Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van: - gehom*ogeniseerde bereidingen van bananen van onderverdeling ex 2007 10 - jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen van de onderverdelingen ex 2007 99 39, ex 2007 99 50 en ex 2007 99 97 |

ex 2008 | Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van: - pindakaas van onderverdeling 2008 11 10; - palmharten van onderverdeling 2008 91 00 - maïs van onderverdeling 2008 99 85; - broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2008 99 91; - wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2008 99 99; - op andere wijze bereide of verduurzaamde mengsels van bananen van de onderverdelingen ex 2008 92 59, ex 2008 92 78, ex 2008 92 93 en ex 2008 92 98; - op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen van de onderverdelingen ex 2008 99 49, ex 2008 99 67 en ex 2008 99 99 |

ex 2009 | Ongegiste vruchtensappen (uitgezonderd druivensap en druivenmost van de onderverdelingen 2009 61 en 2009 69 en bananensap van onderverdeling 2009 80) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |

Deel XI: Bananen

Wat bananen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

0803 00 19 | Bananen, met uitzondering van „plantains”, vers |

ex 0803 00 90 | Bananen, met uitzondering van „plantains”, gedroogd |

ex 0812 90 98 | Voorlopig verduurzaamde bananen |

ex 0813 50 99 | Mengsels met gedroogde bananen |

1106 30 10 | Meel, gries en poeder van bananen |

ex 2006 00 99 | Met suiker gekonfijte bananen |

ex 2007 10 99 | Gehom*ogeniseerde bereidingen van bananen |

ex 2007 99 39 ex 2007 99 50 ex 2007 99 97 | Jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen |

ex 2008 92 59 ex 2008 92 78 ex 2008 92 93 ex 2008 92 98 | Mengsels met op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen, zonder toegevoegde alcohol |

ex 2008 99 49 ex 2008 99 67 ex 2008 99 99 | Op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen, zonder toegevoegde alcohol |

ex 2009 80 35 ex 2009 80 38 ex 2009 80 79 ex 2009 80 86 ex 2009 80 89 ex 2009 80 99 | Bananensap |

Deel XII: Wijn

Wat wijn betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 2009 61 2009 69 | Druivensap (incl. druivenmost) |

2204 30 92 2204 30 94 2204 30 96 2204 30 98 | Andere druivenmost, andere dan gedeeltelijk gegiste druivenmost, ook indien de gisting op andere wijze dan door toevoegen van alcohol is gestuit |

b) | ex 2204 | Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009, met uitzondering van andere druivenmost van de onderverdelingen 2204 30 92, 2204 30 94, 2204 30 96 en 2204 30 98 |

c) | 0806 10 90 | Druiven, andere dan voor tafelgebruik |

2209 00 11 2209 00 19 | Wijnazijn |

d) | 2206 00 10 | Piquette |

2307 00 11 2307 00 19 | Wijnmoer |

2308 00 11 2308 00 19 | Draf (droesem) van druiven |

Deel XIII: Levende planten en producten van de bloementeelt

Wat levende planten en producten van de bloementeelt betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op alle producten die vallen onder hoofdstuk 6 van de gecombineerde nomenclatuur.

Deel XIV: Ruwe tabak

Wat ruwe tabak betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en afvallen van tabak van GN-code 2401.

Deel XV: Rundvlees

Wat rundvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 0102 90 05 tot en met 0102 90 79 | Levende runderen (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras |

0201 | Vlees van runderen, vers of gekoeld |

0202 | Vlees van runderen, bevroren |

0206 10 95 | Longhaasjes en omlopen, vers of gekoeld |

0206 29 91 | Longhaasjes en omlopen, bevroren |

0210 20 | Vlees van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

0210 99 51 | Longhaasjes en omlopen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

0210 99 90 | Eetbaar meel en eetbaar poeder van vlees of van slachtafvallen |

1602 50 10 | Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen |

1602 90 61 | Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen |

(b) | 0102 10 | Levende runderen, fokdieren van zuiver ras |

0206 10 98 | Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

0206 21 00 0206 22 00 0206 29 99 | Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

0210 9959 | Eetbare slachtafvallen van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, andere dan longhaasjes en omlopen |

ex 1502 00 90 | Rundervet, ander dan dat bedoeld bij post 1503 |

1602 50 31 en 1602 50 95 | Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen |

1602 90 69 | Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken, en mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen |

Deel XVI: Melk en zuivelproducten

Wat melk en zuivelproducten betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 0401 | Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |

b) | 0402 | Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |

c) | 0403 10 11 tot en met 0403 10 39 0403 9011 to 0403 90 69 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet gearomatiseerd noch met toegevoegde vruchten of cacao |

d) | 0404 | Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen |

e) | ex 0405 | Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's, met een vetgehalte van meer dan 75 gewichtspercenten doch minder dan 80 gewichtspercenten |

f) | 0406 | Kaas en wrongel |

g) | 1702 19 00 | Lactose (melksuiker) en melksuikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, bevattende minder dan 99 gewichtspercenten lactose (melksuiker), uitgedrukt in kristalwatervrije lactose, berekend op de droge stof |

(h) | 2106 90 51 | Suikerstroop van lactose, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen |

i) | ex 2309 | Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: |

– Bereidingen en voedermiddelen, bevattende producten waarop de onderhavige verordening rechtstreeks of uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van toepassing is, met uitzondering van bereidingen en voedermiddelen waarop deel I van deze bijlage van toepassing is |

Deel XVII: Varkensvlees

Wat varkensvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | ex 0103 | Levende varkens (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras |

b) | ex 0203 | Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren |

ex 0206 | Eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), andere dan voor de vervaardiging van farmaceutische producten, vers, gekoeld of bevroren |

ex 0209 00 | Spek (ander dan doorregen spek), alsmede niet-gesmolten of anderszins geëxtraheerd varkensvet, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

ex 0210 | Vlees en eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

1501 00 11 1501 00 19 | Varkensvet (reuzel daaronder begrepen) |

c) | 1601 00 | Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie |

1602 10 00 | Gehom*ogeniseerde bereidingen van vlees, van slachtafvallen of van bloed |

1602 20 90 | Bereidingen en conserven van levers van dieren van alle soorten, andere dan levers van ganzen of van eenden |

1602 41 10 1602 42 10 1602 49 11 tot en met 1602 49 50 | Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend |

1602 90 10 | Bereidingen van bloed van dieren van alle soorten |

1602 90 51 | Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend |

1902 20 30 | Gevulde deegwaren, ook indien gekookt of op andere wijze bereid, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees of slachtafvallen van alle soorten, met inbegrip van vet van alle soorten of oorsprong |

Deel XVIII: Schapen- en geitenvlees

Wat schapen- en geitenvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 0104 10 30 | Lammeren (tot de leeftijd van één jaar) |

0104 10 80 | Levende schapen, andere dan fokdieren van zuiver ras en dan lammeren |

0104 20 90 | Levende geiten, andere dan fokdieren van zuiver ras |

0204 | Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren |

0210 99 21 | Vlees van schapen en van geiten, met been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

0210 99 29 | Vlees van schapen en van geiten, zonder been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

b) | 0104 10 10 | Levende schapen, fokdieren van zuiver ras |

0104 20 10 | Levende geiten, fokdieren van zuiver ras |

0206 80 99 | Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

0206 90 99 | Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten |

0210 99 60 | Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

ex 1502 00 90 | Schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503 |

c) | 1602 90 72 | Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen, van schapen of van geiten, niet gekookt en niet gebakken; |

1602 90 74 | Mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen |

d) | 1602 90 76 1602 90 78 | Andere bereidingen en conserven, van vlees of van vleesafvallen, van schapen of van geiten, andere dan niet gekookt en niet gebakken en dan mengsels |

Deel XIX: Eieren

Wat eieren betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 0407 00 11 0407 00 19 0407 00 30 | Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt |

b) | 0408 11 80 0408 19 81 0408 19 89 0408 91 80 0408 99 80 | Andere eieren uit de schaal en ander eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie |

Deel XX: Vlees van pluimvee

Wat vlees van pluimvee betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

a) | 0105 | Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) |

b) | ex 0207 | Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105, vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van levers bedoeld onder c) |

c) | 0207 13 91 | Levers van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren |

0207 14 91 |

0207 26 91 |

0207 27 91 |

0207 34 |

0207 35 91 |

0207 36 81 |

0207 36 85 |

0207 36 89 |

0210 99 71 | Levers van pluimvee, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

0210 99 79 |

d) | 0209 00 90 | Vet van gevogelte (niet gesmolten of anderszins geëxtraheerd), vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

e) | 1501 00 90 | Vet van gevogelte |

f) | 1602 20 10 | Andere bereidingen en conserven van levers van ganzen of van eenden |

1602 31 | Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105. |

1602 32 |

1602 39 |

Deel XXI: Andere producten

GN-code | Omschrijving |

ex 0101 | Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels: |

0101 10 | – Fokdieren van zuiver ras: |

0101 10 10 | – – Paarden (a) |

0101 10 90 | – – Andere |

0101 90 | – Andere: |

– – Paarden: |

0101 90 19 | – – – Andere dan slachtpaarden |

0101 90 30 | – – Ezels |

0101 90 90 | – – Muildieren en muilezels |

ex 0102 | Levende runderen: |

ex 0102 90 | – Andere dan fokdieren van zuiver ras: |

0102 90 90 | – – Andere dan huisdieren |

ex 0103 | Levende varkens: |

0103 10 00 | – Fokdieren van zuiver ras (b) |

– Andere: |

ex 0103 91 | – – Met een gewicht van minder dan 50 kg: |

0103 91 90 | – – – Andere dan huisdieren |

ex 0103 92 | – – Met een gewicht van 50 kg of meer |

GN-code | Omschrijving |

0103 92 90 | – – Andere dan huisdieren |

0106 | Andere levende dieren |

ex 0203 | Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren: |

– Vers of gekoeld: |

ex 0203 11 | – – Hele en halve dieren: |

0203 11 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0203 12 | – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been: |

0203 12 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0203 19 | – – Andere: |

0203 19 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

– Bevroren: |

ex 0203 21 | – – Hele en halve dieren: |

0203 21 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0203 22 | – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been: |

0203 22 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0203 29 | – – Andere: |

0203 29 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0205 00 | Vlees van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren |

ex 0206 | Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren: |

ex 0206 10 | – Van runderen, vers of gekoeld |

0206 10 10 | – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

– Van runderen, bevroren: |

ex 0206 22 00 | – – Levers: |

– – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

ex 0206 29 | – – Andere: |

0206 29 10 | – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

ex 0206 30 00 | – Van varkens, vers of gekoeld: |

– – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

– – Andere: |

– – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

– Van varkens, bevroren: |

ex 0206 41 00 | – – Levers: |

– – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

– – – Andere: |

– – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0206 49 00 | – – Andere: |

– – – Van als huisdier gehouden varkens: – – – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

– – – Andere |

ex 0206 80 | – Andere, vers of gekoeld: |

0206 80 10 | – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

– – Andere: |

0206 80 91 | – – – Van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels |

ex 0206 90 | – Andere, bevroren: |

0206 90 10 | – – Bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (c) |

– – Andere: |

0206 90 91 | – – – Van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels |

0208 | Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren |

GN-code | Omschrijving |

ex 0210 | Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie: |

– Vlees van varkens: |

ex 0210 11 | – – Hammen, schouders en delen daarvan, met been: |

0210 11 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0210 12 | – – Buiken (buikspek) en delen daarvan: |

0210 12 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 0210 19 | – – Andere: |

0210 19 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

– Andere, meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie, daaronder begrepen: |

0210 91 00 | – – Van primaten |

0210 92 00 | – – Van walvissen, van dolfijnen of van bruinvissen (zoogdieren van de orde Cetacea); van lamantijnen of van doejongs (zoogdieren van de orde Sirenia) |

0210 93 00 | – – Van reptielen (slangen en zeeschildpadden daaronder begrepen) |

ex 0210 99 | – – Andere: |

– – – Vlees: |

0210 99 31 | – – – – Van rendieren |

0210 99 39 | – – – – Andere |

– – – Slachtafvallen: |

– – – – Andere dan van varkens (huisdieren), runderen, schapen en geiten |

0210 99 80 | – – – – – Andere dan levers van pluimvee |

ex 0407 00 | Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: |

0407 00 90 | – Andere dan van pluimvee |

ex 0408 | Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: |

– Eigeel: |

ex 0408 11 | – – Gedroogd: |

0408 11 20 | – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

ex 0408 19 | – – Andere: |

0408 19 20 | – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

– Andere: |

ex 0408 91 | – – Gedroogd: |

0408 91 20 | – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

ex 0408 99 | – – Andere: |

0408 99 20 | – – – Ongeschikt voor menselijke consumptie (d) |

0410 00 00 | Eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen |

0504 00 00 | Darmen, blazen en magen van dieren (andere dan die van vissen), in hun geheel of in stukken, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |

ex 0511 | Producten van dierlijke oorsprong, niet elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of 3, niet geschikt voor menselijke consumptie: |

0511 10 00 | – Rundersperma |

– Andere: |

ex 0511 99 | – – Andere: |

0511 99 85 | – – – Andere |

ex 0709 | Andere groenten, vers of gekoeld: |

ex 0709 60 | – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta: |

– – Andere: |

0709 60 91 | – – – – Capsic*msoorten bestemd voor de vervaardiging van capsaïcine of van tincturen (c) |

0709 60 95 | – – – Bestemd voor de industriële vervaardiging van etherische oliën of van harsaroma's (c) |

0709 60 99 | – – – Andere |

GN-code | Omschrijving |

ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren: |

ex 0710 80 | – Andere groenten: |

– – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta: |

0710 80 59 | – – – Andere dan niet-scherpsmakende pepers |

ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: |

ex 0711 90 | – Andere groenten; mengsels van groenten: |

– – Groenten: |

0711 90 10 | – – – – Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, andere dan niet-scherpsmakende pepers |

ex 0713 | Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (bijvoorbeeld spliterwten): |

ex 0713 10 | – Erwten (Pisum sativum): |

0713 10 90 | – – Andere dan voor zaaidoeleinden |

ex 0713 20 00 | – Kekers: |

– – Andere dan voor zaaidoeleinden |

– Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.): |

ex 0713 31 00 | – – Bonen van de soort Vigna mungo (L) Hepper of Vigna radiata (L) Wilczek: |

– – – Andere dan voor zaaidoeleinden |

ex 0713 32 00 | – – Bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen): |

– – – Andere dan voor zaaidoeleinden |

ex 0713 33 | – – Bonen van de soort Phaseolus vulgaris: |

0713 33 90 | – – – Andere dan voor zaaidoeleinden |

ex 0713 39 00 | – – Andere: |

– – – Andere dan voor zaaidoeleinden |

ex 0713 40 00 | – Linzen: |

– – Andere dan voor zaaidoeleinden |

ex 0713 50 00 | – Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor): |

– – Andere dan voor zaaidoeleinden |

ex 0713 90 00 | – Andere: |

– – Andere dan voor zaaidoeleinden |

0801 | Kokosnoten, paranoten en cashewnoten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal |

ex 0802 | Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld: |

ex 0802 90 | – Andere: |

ex 0802 90 20 | – – Arecanoten (of betelnoten) en colanoten |

ex 0804 | Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's), guaves, manga's en manggistans, vers of gedroogd: |

0804 10 00 | – Dadels |

0902 | Thee, ook indien gearomatiseerd |

ex 0904 | Peper van het geslacht Piper; vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen, met uitzondering van niet-scherpsmakende pepers van onderverdeling 0904 20 10 |

0905 00 00 | Vanille |

0906 | Kaneel en kaneelknoppen |

0907 00 00 | Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen |

0908 | Muskaatnoten, foelie, amomen en kardemom |

0909 | Anijszaad, steranijszaad, venkelzaad, korianderzaad, komijnzaad en karwijzaad; jeneverbessen |

ex 0910 | Gember, kurkuma, laurierbladen, kerrie en andere specerijen, met uitzondering van tijm en saffraan |

ex 1106 | Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 of van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8: |

1106 10 00 | – Van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713 |

ex 1106 30 | – Van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8: |

1106 30 90 | – – Andere dan van bananen |

GN-code | Omschrijving |

ex 1108 | Zetmeel; inuline: |

1108 20 00 | – Inuline |

1201 00 90 | Sojabonen, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |

1202 10 90 | Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop, andere dan voor zaaidoeleinden |

1202 20 00 | Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, gedopt, ook indien gebroken |

1203 00 00 | Kopra |

1204 00 90 | Lijnzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

1205 10 90 en ex 1205 90 00 | Kool- en raapzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

1206 00 91 | Zonnebloempitten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |

1206 00 99 |

1207 20 90 | Katoenzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

1207 40 90 | Sesamzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

1207 50 90 | Mosterdzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

1207 91 90 | Papaverzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

1207 99 91 | Hennepzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |

ex 1207 99 97 | Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |

1208 | Meel van oliehoudende zaden en vruchten, ander dan mosterdmeel |

1211 | Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm, behalve de producten van GN-code ex1211 90 85 in deel IX van de bijlage. |

ex 1212 | Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten en suikerriet, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm; vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten (ongebrande cichoreiwortels van de variëteit "Cichorium intybus sativum" daaronder begrepen) hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

ex 1212 20 00 | – Zeewier en andere algen, hoofdzakelijk gebruikt in de geneeskunde of voor menselijke consumptie |

– Andere: |

ex 1212 99 | – – Andere dan suikerriet |

1212 99 41 en 1212 99 49 | – – – Sint-jansbroodpitten |

ex 1212 99 70 | – – – Andere, met uitzondering van cichoreiwortels |

1213 00 00 | Stro en kaf van graangewassen, onbewerkt, ook indien gehakt, gemalen, geperst of in pellets |

ex 1214 | Koolrapen, voederbieten, voederwortels, hooi, luzerne, klaver, hanenkammetjes (esparcette), mergkool, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, ook indien in pellets: |

ex 1214 10 00 | – Luzernemeel en luzerne in pellets met uitzondering van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling of luzerne, anders gedroogd en vermalen |

ex 1214 90 | – Andere: |

1214 90 10 | – – Mangelwortels (voederbieten), voederrapen en andere voederwortels |

ex 1214 90 90 | – – Andere, met uitzondering van: |

– Luzerne, hanenkammetjes, klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig door warmte gedroogd, andere dan hooi en voederkool en producten bevattende hooi |

– Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen |

ex 1502 00 | Rund-, schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503: |

ex 1502 00 10 | – Bestemd voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie, met uitzondering van beendervet en kadavervet (c) |

1503 00 | Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid |

1504 | Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

1507 | Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

1508 | Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

1511 | Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

1512 | Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

GN-code | Omschrijving |

1513 | Kokosolie (kopraolie), palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

1514 | Koolzaad-, raapzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

ex 1515 | Andere plantaardige vetten en vette oliën (uitgezonderd jojobaolie van onderverdeling 1515 90 11), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |

ex 1516 | Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid (uitgezonderd gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde „opal wax” van onderverdeling 1516 20 10) |

ex 1517 | Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516, uitgezonderd de onderverdelingen 1517 10 10, 1517 90 10 en 1517 90 93 |

1518 00 31 1518 00 39 | Mengsels van plantaardige oliën, vloeibaar, voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie (c) |

1522 00 91 | Droesem of bezinksel van olie; soapstocks, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft |

1522 00 99 | Andere afvallen afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, uitgezonderd die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft |

ex 1602 | Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed: |

– Van varkens: |

ex 1602 41 | – – Hammen en delen daarvan: |

1602 41 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 1602 42 | – – Schouders en delen daarvan |

1602 42 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 1602 49 | – – Andere, mengsels daaronder begrepen: |

1602 49 90 | – – – Andere dan van varkens (huisdieren) |

ex 1602 90 | – Andere, bereidingen van bloed van dieren van alle soorten daaronder begrepen: |

– – Andere dan bereidingen van bloed van dieren van alle soorten: |

1602 90 31 | – – – Van wild of van konijn |

– – – Andere: |

– – – – Andere dan vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend: |

– – – – – Andere dan vlees of slachtafvallen van runderen bevattend: |

1602 90 99 | – – – – – – Andere dan van schapen of van geiten |

1603 00 | Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren |

1801 00 00 | Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand |

1802 00 00 | Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao |

ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur: |

ex 2001 90 | – Andere: |

2001 90 20 | – – Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum |

ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

ex 2005 99 | – Andere groenten en mengsels van groenten: |

2005 99 10 | – – Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum |

ex 2206 | Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

2206 00 31 tot en met 2206 00 89 | – Andere dan piquette |

ex 2301 | Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen: |

2301 10 00 | – Meel, poeder en pellets van vlees of van slachtafvallen; kanen |

GN-code | Omschrijving |

ex 2302 | Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen of van peulvruchten, ook indien in pellets: |

2302 50 00 | – Van peulvruchten |

2304 00 00 | Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets |

2305 00 00 | Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in pellets |

ex 2306 | Perskoeken en andere vaste afvallen, ook indien fijngemaakt of in pellets, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, andere dan bedoeld bij post 2304 of 2305, met uitzondering van GN-code 2306 90 05 (Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van maïskiemen) en 2306 90 11 en 2306 90 19 (perskoeken en andere vaste afvallen verkregen bij de winning van olijfolie) |

ex 2307 00 | Wijnmoer; ruwe wijnsteen: |

2307 00 90 | – Ruwe wijnsteen |

ex 2308 00 | Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

2308 00 90 | – Andere dan draf (droesem) van druiven en eikels en wilde kastanjes en draf (droesem) van andere vruchten |

ex 2309 | Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: |

ex 2309 10 | – Honden– en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein: |

2309 10 90 | – – Andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 , of zuivelproducten |

ex 2309 90 | – Andere: |

2309 90 10 | – – Visperswater en perswater van zeezoogdieren („solubles”) |

– – Andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen: |

ex 2309 90 91 tot en met 2309 90 99 | – – – Andere dan die bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 , of zuivelproducten, met uitzondering van |

– Proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap; |

– Gedehydrateerde producten uitsluitend verkregen uit vaste afvallen en sappen voortvloeiend uit de bereiding van concentraten zoals bedoeld bij het eerste streepje |

(a) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende EU-bepalingen (zie Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Beschikking 93/623/EEG van de Commissie (PB L 298 van 3.12.1993, blz. 45). (b) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende EU- bepalingen (zie Richtlijn 88/661/EEG van de Raad (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36); Richtlijn 94/28/EG van de Raad (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66); Beschikking 96/510/EG van de Commissie (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 53). (c) Voor indeling onder deze code gelden de voorwaarden die zijn vastgelegd in de betreffende EU-bepalingen (zie de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1) en latere wijzigingen). (d) Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in afdeling II, onder F, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur. |

BIJLAGE II LIJST VAN PRODUCTEN WAARVOOR DE IN ARTIKEL 1, LID 2, BEDOELDE SPECIFIEKE MAATREGELEN ZIJN VASTGESTELD Deel I: Ethylalcohol uit landbouwproducten:

1. Wat ethylalcohol betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

ex 2207 10 00 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten |

ex 2207 20 00 | Ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het alcoholvolumegehalte, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten |

ex 2208 90 91 en ex 2208 90 99 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten |

2. Deel III, hoofdstuk II, sectie I, inzake invoercertificaten, en deel III, hoofdstuk III, sectie I, zijn ook van toepassing op producten op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten van GN-code 2208 die worden aangeboden in recipiënten met een inhoud van meer dan 2 liter en die alle kenmerken van een ethylalcoholsoort als omschreven in punt 1 vertonen.

Deel II: Producten van de bijenteelt

Wat producten van de bijenteelt betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code | Omschrijving |

0409 | Natuurhoning |

ex 0410 00 00 | Eetbare koninginnengelei en propolis |

ex 0511 99 85 | Niet-eetbare koninginnengelei en propolis |

ex 1212 99 70 | Pollen |

ex 152190 | Bijenwas |

Deel III: Zijderupsen

Wat zijderupsen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op zijderupsen van GN-code ex 0106 90 00 en eieren van zijderupsen van GN-code ex 0511 99 85.

BIJLAGE III IN ARTIKEL 2, LID 1, BEDOELDE DEFINITIES Deel I: Definities met betrekking tot de rijstsector

I. Onder padie, gedopte rijst, halfwitte rijst, volwitte rijst, rondkorrelige rijst, halflangkorrelige rijst, langkorrelige rijst A of B en breukrijst wordt het volgende verstaan:

1. a) "Padie": rijst waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd.

b) "Gedopte rijst": padie waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt met name de rijst die in de handel wordt aangeduid als "bruine rijst", "cargorijst", "loonzainrijst" en "riso sbramato".

c) "Halfwitte rijst": padie waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de binnenlagen.

d) "Volwitte rijst": padie waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het zilvervlies, de volledige kiem in het geval van langkorrelige rijst en halflangkorrelige rijst, en ten minste een deel van de kiem in het geval van rondkorrelige rijst, zijn verwijderd, ook als overlangse witte strepen overblijven op ten hoogste 10 % van de korrels.

2. a) "Rondkorrelige rijst": rijst waarvan de korrels een lengte hebben van 5,2 mm of minder en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 2.

b) "Halflangkorrelige rijst": rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 5,2 mm doch niet meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte niet groter is dan 3.

c) "Langkorrelige rijst":

i) langkorrelige rijst A: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 en kleiner dan 3;

ii) langkorrelige rijst B: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3.

d) "Meting van de korrels": de korrels worden gemeten bij volwitte rijst volgens de onderstaande methode:

i) uit de partij wordt een representatief monster getrokken;

ii) het monster wordt gesorteerd zodat uitsluitend met volledige korrels, waaronder onrijpe korrels, wordt gewerkt;

iii) er worden twee metingen met telkens 100 korrels verricht en daarvan wordt het gemiddelde berekend;

iv) de resultaten worden uitgedrukt in millimeter en afgerond tot op één decimaal.

3. "Breukrijst": brokstukken van korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan driekwart van de gemiddelde lengte van de volledige korrel.

II. Voor rijstkorrels en breukrijst die niet van onberispelijke kwaliteit zijn, gelden de volgende definities.

A. "Hele korrels": korrels waarvan, ongeacht de aan ieder bewerkingsstadium eigen kenmerken, ten hoogste een gedeelte van de punt ontbreekt.

B. "Ontpunte korrels": korrels waarvan de punt geheel ontbreekt.

C. "Gebroken korrels" of "breukrijst": korrels waarvan meer dan de punt ontbreekt; deze categorie omvat:

- grote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan de helft van die van de hele korrel, maar die geen hele korrel vormen),

- middelgrote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan een vierde van die van de hele korrel, maar die niet de minimumafmeting van grote gebroken korrels hebben),

- fijne gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte minder dan een vierde van die van de hele korrel bedraagt, maar die niet door een zeef met mazen van 1,4 mm gaan),

- deeltjes (fijne deeltjes of korreldeeltjes die door een zeef met mazen van 1,4 mm kunnen); gespleten korrels (ontstaan door het overlangs splijten van de korrel) worden beschouwd als deeltjes.

D. "Groene korrels": niet geheel rijpe korrels.

E. "Korrels die natuurlijke misvormingen vertonen": als natuurlijke misvormingen worden beschouwd de al dan niet erfelijke misvormingen ten opzichte van de normale morfologische kenmerken van de variëteit.

F. "Krijtachtige korrels": korrels die over ten minste drie vierde van het oppervlak een ondoorschijnend en meelachtig uiterlijk vertonen.

G. "Roodgestreepte korrels": korrels die in de lengte rode strepen van diverse intensiteit en schakering vertonen, welke door resten van het zilvervlies worden veroorzaakt.

H. "Gespikkelde korrels": korrels die kleine, duidelijk afgetekende donkere min of meer regelmatige ronde vlekjes vertonen; als gespikkelde korrels worden eveneens beschouwd, korrels die lichte, oppervlakkige zwarte strepen vertonen; de strepen en vlekken mogen geen geel of donker aureool hebben.

I. "Gevlekte korrels": korrels die over een klein gedeelte van hun oppervlak duidelijk hun normale kleur hebben verloren; de vlekken kunnen van diverse kleur zijn (zwartachtig, roodachtig, bruin, enz.); diepe zwarte strepen worden eveneens als vlekken beschouwd. Wanneer de vlekken een zodanige kleurintensiteit (zwart, roze, bruin-roodachtig) hebben dat zij onmiddellijk opvallen en wanneer zij de helft of meer dan de helft van de korrel bedekken, moeten de betrokken korrels als gele korrels worden beschouwd.

J. "Gele korrels": korrels waarvan het oppervlak door een andere oorzaak dan het drogen geheel of gedeeltelijk zijn normale kleur heeft verloren en een van citroengeel tot oranjegeel variërende kleur heeft gekregen.

K. "Barnsteenkleurige korrels": korrels waarvan de kleur door een andere oorzaak dan het drogen een uniforme, lichte en algemene verandering heeft ondergaan; door die verandering is de kleur van de korrels helder ambergeel geworden.

Deel II: Definities met betrekking tot de suikersector

1. "Witte suiker": suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand 99,5 of meer gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter.

2. "Ruwe suiker": suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand minder dan 99,5 gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter.

3. "Isoglucose": het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product dat ten minste 10 gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof.

4. "Inulinestroop": het onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose verkregen product dat in droge toestand ten minste 10 % vrije fructose of fructose in de vorm van sacharose bevat, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent. Ter voorkoming van beperkingen op de markt van producten met lage zoetkracht die zonder inulinestroopquota worden geproduceerd door verwerkers van inulinevezels, kan deze definitie door de Commissie worden gewijzigd.

5. "Quotumsuiker", "quotumisoglucose" en "quotuminulinestroop": elke hoeveelheid suiker, isoglucose of inulinestroop die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen binnen het quotum van de betrokken onderneming wordt geproduceerd.

6. "Industriële suiker": elke hoeveelheid suiker die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen boven de in punt 5 bedoelde hoeveelheid suiker wordt geproduceerd en bestemd is voor de productie door de industrie van een van de in artikel 55, lid 2, bedoelde producten.

7. "Industriële isoglucose" en "industriële inulinestroop": elke hoeveelheid isoglucose of inulinestroop die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen bestemd is voor de productie door de industrie van een van de in artikel 55, lid 2, bedoelde producten.

8. "Overtollige suiker", "overtollige isoglucose" en "overtollige inulinestroop": elke hoeveelheid suiker, isoglucose of inulinestroop die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen boven de in de punten 5, 6 en 7 bedoelde respectieve hoeveelheden wordt geproduceerd.

9. "Quotumbieten": alle suikerbieten die tot quotumsuiker worden verwerkt.

10. "Leveringscontract": een contract dat tussen een verkoper en een onderneming wordt gesloten voor de levering van bieten voor de productie van suiker.

11. "Sectorale overeenkomst":

a) een overeenkomst die vóór het sluiten van de leveringscontracten op EU-niveau tot stand is gekomen tussen een groepering van nationale organisaties van ondernemingen enerzijds en een groepering van nationale organisaties van verkopers anderzijds;

b) een overeenkomst die vóór het sluiten van de leveringscontracten tot stand is gekomen tussen ondernemingen of een door de betrokken lidstaat erkende organisatie van ondernemingen enerzijds en een door de betrokken lidstaat erkende vereniging van verkopers anderzijds;

c) bij ontstentenis van een overeenkomst zoals bedoeld onder a) of b), de vennootschapsrechtelijke of coöperatiefrechtelijke bepalingen voor zover deze de levering van suikerbieten door de aandeelhouders of leden van een suikerproducerende vennootschap of coöperatie regelen;

d) bij ontstentenis van een overeenkomst zoals bedoeld onder a) of b), de regeling die vóór het sluiten van de leveringscontracten tot stand is gekomen, mits de verkopers die met de regeling instemmen, ten minste 60 % leveren van de totale hoeveelheid bieten die de onderneming koopt voor de productie van suiker in een of meer fabrieken.

12. "Voltijdraffinaderij": een productie-eenheid

- waarvan de enige activiteit bestaat in de raffinage van ingevoerde ruwe rietsuiker, of

- die in het verkoopseizoen 2004/2005 ten minste 15.000 ton ingevoerde ruwe rietsuiker heeft geraffineerd.

Deel III: Definities met betrekking tot de hopsector

1. "Hop": de gedroogde katjes, ook hopbellen genaamd, van de (vrouwelijke) hopplant ( humulus lupulus ); deze katjes, groen-geel en eivormig, hebben een steel en worden over het algemeen ten hoogste 2 à 5 cm groot.

2. "Hopmeel": het door het malen van hop verkregen product dat alle natuurlijke bestanddelen daarvan bevat.

3. "Met lupuline verrijkt hopmeel": het door het malen van hop na mechanische verwijdering van een deel van de bladeren, stengels, schutbladeren en hopspillen verkregen product.

4. "Hopextract": de door de inwerking van oplosmiddelen uit hop of hopmeel verkregen concentraten.

5. "Mengproducten van hop": het mengsel van twee of meer van de in punt 1 tot en met 4 bedoelde producten.

Deel IV: Definities met betrekking tot de wijnsector

Wijnstokgerelateerd

1. "Rooien": volledige verwijdering van de wijnstokken die zich op een met wijnstokken beplante oppervlakte bevinden.

2. "Aanplant": de definitieve aanplant van wijnstokken of delen daarvan, al dan niet geënt, met het oog op de productie van druiven of het kweken van entstokken.

3. "Overenting": het enten van een wijnstok die voordien reeds werd geënt.

Productgerelateerd

4. "Verse druiven": vruchten van de wijnstok, gebruikt bij de wijnbereiding, rijp of zelfs licht ingedroogd, die met bij de wijnbereiding gebruikelijke middelen kunnen worden gekneusd of geperst en spontane alcoholische gisting kunnen doen ontstaan.

5. "Druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit": een product dat

a) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 12 % vol en ten hoogste 15 % vol;

b) wordt verkregen door de toevoeging, aan niet-gegiste druivenmost die een natuurlijk alcoholgehalte van ten minste 8,5 % vol heeft en die uitsluitend afkomstig is van wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 166, lid 2, in een indeling kunnen worden opgenomen, van

i) hetzij neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol;

ii) hetzij een niet-gerectificeerd product verkregen door de distillatie van wijn en met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 80 % vol.

6. "Druivensap": het niet-gegiste doch voor gisting vatbare vloeibare product dat

a) door middel van passende behandelingen wordt verkregen om als zodanig te worden geconsumeerd;

b) wordt verkregen uit verse druiven of uit druivenmost of door reconstitutie. In het laatste geval wordt het product gereconstitueerd uit geconcentreerde druivenmost of geconcentreerd druivensap.

Druivensap mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

7. "Geconcentreerd druivensap": niet-gekarameliseerd druivensap dat wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivensap door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een nader te bepalen methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.

Geconcentreerd druivensap mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

8. "Wijnmoer":

a) het bezinksel dat zich in recipiënten met wijn vormt na de gisting, bij de opslag of na toegestane behandeling;

b) het residu dat wordt verkregen bij het filtreren of centrifugeren van het onder a) bedoelde product;

c) het bezinksel dat zich in recipiënten met druivenmost vormt bij de opslag of na toegestane behandeling, of

d) het residu dat wordt verkregen bij het filtreren of centrifugeren van het onder c) bedoelde product.

9. "Druivendraf": de na het persen van verse druiven overblijvende substantie, al dan niet gegist.

10. "Piquette": een product dat wordt verkregen door:

a) vergisting van onbehandelde druivendraf, gemacereerd in water, of

b) uitloging, met water, van gegiste druivendraf.

11. "Distillatiewijn": een product dat

a) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 18 % vol en ten hoogste 24 % vol;

b) uitsluitend wordt verkregen door aan wijn die geen suikerresidu bevat, een niet gerectificeerd product toe te voegen dat wordt verkregen door distillatie van wijn en dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van maximaal 86 % vol, of

c) een gehalte aan vluchtige zuren heeft van ten hoogste 1,5 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur.

12. "Cuvée":

a) de druivenmost;

b) de wijn, of

c) het resultaat van de vermenging van druivenmost en/of van wijnen met verschillende eigenschappen, die bestemd zijn om een bepaalde soort mousserende wijnen te verkrijgen.

Alcoholgehalte

13. "Effectief alcoholvolumegehalte": het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 °C, in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur.

14. "Potentieel alcoholvolumegehalte": het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 °C dat kan ontstaan door totale vergisting van de suikers in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur.

15. "Totaal alcoholvolumegehalte": de som van het effectieve en het potentiële alcoholvolumegehalte.

16. "Natuurlijk alcoholvolumegehalte": het totale alcoholvolumegehalte van het betrokken product, vóór verrijking.

17. "Effectief alcoholmassagehalte": het aantal kilogram zuivere alcohol in 100 kg van het product.

18. "Potentieel alcoholmassagehalte": het aantal kilogram zuivere alcohol dat kan ontstaan door totale vergisting van de suikers in 100 kg van het product.

19. "Totaal alcoholmassagehalte": de som van het effectieve en het potentiële alcoholmassagehalte.

Deel V: Definities met betrekking tot de rundvleessector

1. "Runderen": levende runderen (huisdieren) van de GN-codes ex 0102 10 en 0102 90 05 tot en met 0102 90 79.

2. "Volwassen runderen": runderen met een levend gewicht van meer dan 300 kilogram.

Deel VI: Definities betreffende de sector melk en zuivelproducten

Voor de toepassing van het tariefcontingent voor boter uit Nieuw-Zeeland wordt onder "rechtstreeks bereid uit melk of room" tevens verstaan boter die zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen uit melk of room is bereid volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé waarbij de room een fase van geconcentreerd melkvet en/of fractionering van dat melkvet kan doorlopen.

Deel VII: Definities met betrekking tot de eiersector

1. "Eieren in de schaal": eieren van pluimvee, in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt, andere dan de in punt 2 bedoelde broedeieren.

2. "Broedeieren": broedeieren van pluimvee.

3. "Heel ei": eieren uit de schaal, van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie.

4. "Eigeel": eigeel van gevogelte, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie.

Deel VIII: Definities met betrekking tot de sector vlees van pluimvee

1. "Levend pluimvee": hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders met een gewicht per stuk van meer dan 185 gram.

2. "Kuikens": levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders) met een gewicht per stuk van niet meer dan 185 gram.

3. "Geslacht pluimvee": dood pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders), hele dieren, ook zonder slachtafvallen.

4. "Afgeleide producten":

a) in bijlage I, deel XX, onder a), genoemde producten;

b) in bijlage I, deel XX, onder b), genoemde producten, "delen van pluimvee" genoemd, met uitzondering van geslacht pluimvee en van eetbare slachtafvallen;

c) in bijlage I, deel XX, onder b), genoemde eetbare slachtafvallen;

d) in bijlage I, deel XX, onder c), genoemde producten;

e) in bijlage I, deel XX, onder d) en e), genoemde producten;

f) in bijlage I, deel XX, onder f), genoemde producten, andere dan producten van de GN-codes 1602 20 11 en 1602 20 19.

Deel IX: Definities met betrekking tot de bijenteeltsector

1. "Honing" of "honig": de natuurlijke zoete stof die door de bijensoort Apis mellifera wordt bereid uit bloemennectar of uit afscheidingsproducten van levende plantendelen of uitscheidingsproducten van plantensapzuigende insecten op de levende plantendelen, welke grondstoffen door de bijen worden vergaard, verwerkt door vermenging met eigen specifieke stoffen, gedeponeerd, gedehydreerd, en in de honingraten opgeslagen en achtergelaten om te rijpen.

Als voornaamste honingsoorten worden onderscheiden:

a) naargelang van de oorsprong:

i) bloemenhoning of nectarhoning: honing die uit plantennectar is verkregen;

ii) honingdauwhoning: honing die voornamelijk is verkregen uit uitscheidingsproducten van plantensapzuigende insecten ( Hemiptera ) op de levende plantendelen of uit afscheidingsproducten van levende plantendelen;

b) naargelang van de wijze van productie en/of de aanbiedingsvorm:

iii) raathoning: honing die door bijen is opgeslagen in de gesloten cellen van kort tevoren door henzelf gemaakte raten of fijne platen was, uitsluitend bestaande uit bijenwas, zonder broed, en die in hele raten of delen daarvan wordt verkocht;

iv) brokhoning of raatbrokken in honing: honing die één of meer brokken raathoning bevat;

v) lekhoning: honing, verkregen door het laten uitlekken van geopende raten zonder broed;

vi) slingerhoning: honing, verkregen door het slingeren van geopende raten zonder broed;

vii) pershoning: honing, verkregen door het samenpersen van raten zonder broed zonder verwarming of bij matige verwarming van maximaal 45° C;

viii) gefilterde honing: honing, verkregen door zodanige verwijdering van vreemde anorganische of organische stoffen, dat een aanzienlijk deel van de pollen is verwijderd.

Onder "bakkershoning" wordt verstaan:

a) honing die geschikt is voor industrieel gebruik of als ingrediënt in andere, vervolgens verwerkte levensmiddelen, en die

b) mogelijk:

- een vreemde smaak of geur heeft, of

- begonnen is te gisten of gegist heeft, of

- oververhit is.

2. Onder "producten van de bijenteelt" wordt verstaan honing, bijenwas, koninginnengelei, propolis of pollen.

BIJLAGE IV IN ARTIKEL 8, LEDEN 1 EN 3, BEDOELDE STANDAARDKWALITEIT VAN RIJST EN VAN SUIKER

A. Standaardkwaliteit van padie

Padie van standaardkwaliteit:

a) is rijst van gezonde handelskwaliteit, geurloos;

b) heeft een vochtgehalte van ten hoogste 13 %;

c) heeft bij verwerking tot volwitte rijst een rendement van 63 gewichtspercenten hele korrels (met maximaal 3 % ontpunte korrels), waarvan het maximumgewichtspercentage aan niet onberispelijke korrels volwitte rijst als volgt is:

krijtachtige korrels van padie van de GN-codes 1006 10 27 en 1006 10 98 | 1,5 % |

krijtachtige korrels van padie van andere GN-codes dan de GN-codes 1006 10 27 en 1006 10 98 | 2,0 % |

roodgestreepte korrels | 1,0 % |

gespikkelde korrels | 0,50 % |

gevlekte korrels | 0,25 % |

gele korrels | 0,02 % |

barnsteenkleurige korrels | 0,05 % |

B. Standaardkwaliteit van suiker

I. Standaardkwaliteit van suikerbieten

Suikerbieten van de standaardkwaliteit hebben de volgende eigenschappen:

a) gezonde handelskwaliteit;

b) suikergehalte van 16 % bij de inontvangstneming.

II. Standaardkwaliteit van witte suiker

1. Witte suiker van de standaardkwaliteit heeft de volgende eigenschappen:

a) gezonde handelskwaliteit; droog, in kristallen van uniforme grootte, vrij lopend;

b) minimale polarisatie: 99,7;

c) maximaal vochtgehalte: 0,06 %;

d) maximaal gehalte aan invertsuiker: 0,04 %;

e) het overeenkomstig punt 2 vastgestelde aantal punten bedraagt in totaal niet meer dan 22 en bedraagt niet meer dan:

15 voor het asgehalte,

9 voor kleurtype, bepaald volgens de methode van het Institut für landwirtschaftliche Technologie und Zuckerindustrie Braunschweig, hierna "methode Braunschweig" genoemd,

6 voor kleuring van de oplossing, bepaald volgens de methode van de International Commission for Uniform Methods of Sugar Analysis, (hierna "methode Ic*msA" genoemd).

2. Een punt wordt toegekend:

a) per 0,0018 % asgehalte, bepaald volgens de methode Ic*msA bij 28 Brix,

b) per 0,5 kleurtype-eenheid, bepaald volgens de methode Braunschweig,

c) per 7,5 eenheden voor de kleuring van de oplossing, bepaald volgens de methode Ic*msA.

3. De methoden voor de bepaling van de in punt 1 bedoelde elementen zijn dezelfde als de methoden die daarvoor worden gebruikt in het kader van de interventiemaatregelen.

III. Standaardkwaliteit van ruwe suiker

1. Ruwe suiker van de standaardkwaliteit is suiker met een rendement aan witte suiker van 92 %.

2. Het rendement van ruwe bietsuiker wordt berekend door op het getal van de polarisatiegraad van deze suiker in mindering te brengen:

a) het viervoud van het procentuele asgehalte;

b) het dubbele van het procentuele gehalte aan invertsuiker;

c) het getal 1.

3. Het rendement van ruwe rietsuiker wordt berekend door op het dubbele van zijn polarisatiegraad het getal 100 in mindering te brengen.

BIJLAGE V EU-INDELINGSSCHEMA'S VOOR GESLACHTE DIEREN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 34

A. EU-indelingsschema voor geslachte volwassen runderen

I. Definities

De volgende definities zijn van toepassing:

1. "heel geslacht dier": het hele geslachte dier na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het villen;

2. "half geslacht dier": het product dat verkregen wordt door het scheiden van het in punt 1 bedoelde hele geslachte dier in twee symmetrische delen door het midden van alle hals-, rug-, lende- en staartwervels en door het midden van het borstbeen en het bekken.

II. Categorieën

De geslachte dieren worden ingedeeld in de volgende categorieën:

A: vlees van minder dan twee jaar oude, niet-gecastreerde mannelijke dieren;

B: vlees van andere niet-gecastreerde mannelijke dieren;

C: vlees van gecastreerde mannelijke dieren;

D: vlees van dieren die gekalfd hebben;

E: vlees van andere vrouwelijke dieren.

III. Indeling

De geslachte dieren worden ingedeeld na beoordeling van de volgende factoren.

1. Bevleesdheid, als volgt gedefinieerd:

Vorm van profielen van het geslachte dier, in het bijzonder de hoogwaardige delen (stomp, rug en schouder)

Bevleesheidsklasse | Omschrijving |

S Superieur | Alle profielen uiterst rond; uitzonderlijke spierontwikkeling met dubbele spieren (type dikbil) |

E Uitstekend | Alle profielen rond tot zeer rond; uitzonderlijke spierontwikkeling |

U Zeer goed | Profielen over het geheel rond; sterke spierontwikkeling |

R Goed | Over het geheel rechte profielen; goede spierontwikkeling |

O Matig | Profielen recht tot hol; middelmatige spierontwikkeling |

P Gering | Alle profielen hol tot zeer hol; beperkte spierontwikkeling |

2. Vetbedekking, als volgt gedefinieerd:

Hoeveelheid vet aan de buitenkant van het geslachte dier en aan de binnenzijde van de borstholte

Vetbedekkingsklasse | Omschrijving |

1 Gering | Geen of zeer weinig vetbedekking |

2 Licht | Lichte vetbedekking; vlees nog bijna overal zichtbaar |

3 Middelmatig | Behalve op stomp en schouder is het vlees bijna overal bedekt met vet; lichte vetafzettingen in de borstholte |

4 Sterk vervet | Vlees bedekt met vet, echter op stomp en schouder nog gedeeltelijk zichtbaar; enige duidelijke vetafzettingen in de borstholte |

5 Zeer sterk vervet | Geslacht dier totaal met vet afgedekt; sterke vetafzettingen in de borstholte |

IV. Aanbiedingsvorm

Hele en halve geslachte dieren worden aangeboden:

1. zonder kop en zonder poten; de kop moet van de romp zijn gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel), de poten moeten zijn afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten, respectievelijk spronggewrichten,

2. zonder de organen in de borst- en buikholte, met of zonder nieren, het niervet en het slotvet,

3. zonder de geslachtsorganen met de bijbehorende spieren, zonder de uier en het uiervet.

V. Indeling en identificatie

Slachthuizen die zijn erkend uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad[46], nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat alle hele en halve geslachte volwassen runderen die in die slachthuizen zijn geslacht en voorzien zijn van een keurmerk volgens artikel 5, lid 2, in samenhang met bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad[47], worden ingedeeld en geïdentificeerd volgens het EU-indelingsschema.

Voorafgaand aan identificatie middels merken, mogen de lidstaten toestemming geven voor het verwijderen van vet aan de buitenkant van de hele en halve geslachte dieren, indien de vetbedekking dit rechtvaardigt.

B. EU-indelingsschema voor geslachte varkens

I. Definitie

Geslacht varken: het geslachte dier, na verbloeding en verwijdering van de ingewanden, geheel of in twee helften verdeeld.

II. Indeling

Geslachte varkens worden ingedeeld volgens hun geschatte magervleesaandeel en worden dienovereenkomstig in categorieën ingedeeld:

Klasse | Mager vlees als percentage van het gewicht van het geslachte dier |

S | 60 of meer (*) |

E | 55 of meer |

U | 50 of meer, maar minder dan 55 |

R | 45 of meer, maar minder dan 50 |

O | 40 of meer, maar minder dan 45 |

P | minder dan 40 |

(*) [De lidstaten mogen voor op hun grondgebied geslachte varkens een aparte klasse invoeren van 60 % of meer mager vlees, aangegeven met de letter S.] |

III. Aanbiedingsvorm

Geslachte varkens worden aangeboden zonder tong, borstels, hoeven, geslachtsorganen, niervet, nieren en middenrif.

IV. Magervleesaandeel

1. Het magervleesaandeel wordt geschat volgens door de Commissie toegestane indelingsmethoden. Uitsluitend statistisch bewezen schattingsmethoden op basis van de fysieke opmeting van een of meer onderdelen van de anatomie van het geslachte varken mogen worden toegestaan. Indelingsmethoden worden slechts toegestaan als een maximumtolerantie voor de statistische fout bij de schatting in acht wordt genomen.

2. De handelswaarde van de geslachte dieren wordt echter niet uitsluitend door hun geschatte magervleesaandeel bepaald.

V. Identificatie van geslachte varkens

Tenzij door de Commissie anders is bepaald, worden ingedeelde geslachte varkens overeenkomstig het EU-indelingsschema geïdentificeerd aan de hand van een merkteken.

C. EU-indelingsschema voor geslachte schapen

I. Definitie

Voor hele geslachte schapen en halve geslachte schapen gelden de definities van punt A.I.

II. Categorieën

De geslachte dieren worden ingedeeld in de volgende categorieën:

A: geslachte schapen van minder dan twaalf maanden,

B: overige geslachte schapen.

III. Indeling

De geslachte dieren worden ingedeeld door toepassing, mutatis mutandis, van het bepaalde in punt A.III. De term "stomp" in punt A.III.1 en in de rijen 3 en 4 van de tabel in punt A.III.2 wordt evenwel vervangen door de term "achtervoet".

IV. Aanbiedingsvorm

Hele en halve geslachte schapen worden aangeboden zonder kop (deze moet van de romp zijn gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel)), poten (deze moeten zijn afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten, respectievelijk spronggewrichten), staart (deze moet zijn afgescheiden tussen de zesde en de zevende staartwervel), uier, geslachtsorganen, lever en hartslag. De nieren en het niervet zijn in het geslachte dier begrepen.

V. Identificatie van geslachte schapen

Ingedeelde hele en halve geslachte schapen worden overeenkomstig het EU-indelingsschema geïdentificeerd aan de hand van een merkteken.

BIJLAGE VINATIONALE EN REGIONALE QUOTA VOOR DE PRODUCTIE VAN SUIKER, ISOGLUCOSE EN INULINESTROOP, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 50 vanaf het verkoopseizoen 2010/2011

(ton)

Lidstaat of regio (1) | Suiker (2) | Isoglucose (3) | Inulinestroop (4) |

België | 676 235,0 | 114 580,2 | 0 |

Bulgarije | 0 | 89 198,0 |

Tsjechië | 372 459,3 |

Denemarken | 372 383,0 |

Duitsland | 2 898 255,7 | 56 638,2 |

Ierland | 0 |

Griekenland | 158 702,0 | 0 |

Spanje | 498 480,2 | 53 810,2 |

Frankrijk (continentaal Frankrijk) | 3 004 811,15 | 0 |

Franse overzeese departementen | 432 220,05 |

Italië | 508 379,0 | 32 492,5 |

Letland | 0 |

Litouwen | 90 252,0 |

Hongarije | 105 420,0 | 220 265,8 |

Nederland | 804 888,0 | 0 | 0 |

Oostenrijk | 351 027,4 |

Polen | 1 405 608,1 | 42 861,4 |

Portugal (vasteland) | 0 | 12 500,0 |

Autonome regio Azoren | 9 953,0 |

Roemenië | 104 688,8 | 0 |

Slovenië | 0 |

Slowakije | 112 319,5 | 68 094,5 |

Finland | 80 999,0 | 0 |

Zweden | 293 186,0 |

Verenigd Koninkrijk | 1 056 474,0 | 0 |

TOTAAL | 13 336 741,2 | 690 440,8 | 0 |

BIJLAGE VII BEPALINGEN BETREFFENDE OVERDRACHTEN VAN SUIKER- OF ISOGLUCOSEQUOTA OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 53 I

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a) "fusie van ondernemingen": de samenvoeging van twee of meer ondernemingen tot één enkele onderneming;

b) "vervreemding van een onderneming": de overdracht of de overneming van het vermogen van een onderneming die over quota beschikt aan of door een of meer ondernemingen;

c) "vervreemding van een fabriek": de eigendomsoverdracht, aan één of meer ondernemingen, van een technische eenheid die over alle nodige installaties beschikt voor de vervaardiging van het betrokken product, waardoor de productie van de overdragende onderneming geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen;

d) "verhuur van een fabriek": de overeenkomst van huur en verhuur van een technische eenheid die alle voor de suikerproductie benodigde installaties omvat, welke overeenkomst met het oog op exploitatie van die eenheid voor een aaneengesloten periode van ten minste drie verkoopseizoenen wordt gesloten met een in dezelfde lidstaat als de betrokken fabriek gevestigde onderneming, waarbij de partijen zich ertoe verbinden deze overeenkomst niet te beëindigen vóór het einde van het derde verkoopseizoen, mits na de inwerkingtreding van de huur en verhuur de onderneming die de betrokken fabriek huurt, ten aanzien van haar gehele productie kan worden beschouwd als een enkele suikerproducerende onderneming.

II

1. In geval van fusie of vervreemding van suikerproducerende ondernemingen en in geval van vervreemding van een suikerfabriek worden de quota, onverminderd het bepaalde in punt 2, als volgt aangepast:

a) in geval van fusie van suikerproducerende ondernemingen kent de lidstaat aan de door de fusie ontstane onderneming een quotum toe dat gelijk is aan de som van de quota die vóór de fusie waren toegekend aan de gefuseerde suikerproducerende ondernemingen;

b) in geval van vervreemding van een suikerproducerende onderneming kent de lidstaat het quotum van de overgenomen onderneming voor de productie van suiker toe aan de overnemende onderneming; wanneer er verschillende overnemende ondernemingen zijn, vindt de toekenning plaats naar evenredigheid van de productiehoeveelheid suiker die door elk van deze ondernemingen wordt overgenomen;

c) in geval van vervreemding van een suikerfabriek verlaagt de lidstaat het quotum van de onderneming die de eigendom van de fabriek overdraagt, met de overgedragen productiehoeveelheid en verhoogt hij het quotum van de suikerproducerende onderneming of ondernemingen die de betrokken fabriek koopt of kopen, met de aldus afgetrokken hoeveelheid, zulks in voorkomend geval naar evenredigheid van de door elk van die ondernemingen overgenomen productiehoeveelheid.

2. Wanneer sommige van de telers van suikerbieten of suikerriet die rechtstreeks de gevolgen ondervinden van een van de in punt 1 bedoelde transacties, uitdrukkelijk de wens te kennen geven hun suikerbieten of suikerriet te leveren aan een suikerproducerende onderneming die geen partij bij die transacties is, kan de lidstaat bij de toekenning van de quota rekening houden met de productiehoeveelheid die wordt overgenomen door de onderneming waaraan de betrokkenen voornemens zijn hun suikerbieten of suikerriet te leveren.

3. In geval van bedrijfsbeëindiging, onder andere dan de in punt 1 bedoelde omstandigheden, van:

a) een suikerproducerende onderneming;

b) een of meer fabrieken van een suikerproducerende onderneming,

kan de lidstaat het quotum of het deel van het quotum dat door deze bedrijfsbeëindiging vrijkomt, toekennen aan een of meer suikerproducerende ondernemingen.

In het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval kan de lidstaat ook, wanneer sommige betrokken telers uitdrukkelijk de wens te kennen geven hun suikerbieten of suikerriet aan een bepaalde suikerproducerende onderneming te leveren, het gedeelte van het quotum dat overeenkomt met die suikerbieten of dat suikerriet, toekennen aan de onderneming waaraan de betrokkenen voornemens zijn die suikerbieten of dat suikerriet te leveren.

4. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de in artikel 43, lid 6, bedoelde afwijking, kan de betrokken lidstaat van de onder die afwijking vallende suikerbietentelers en suikerproducerende ondernemingen verlangen dat zij in hun sectorale overeenkomsten speciale clausules opnemen met het oog op de eventuele toepassing door die lidstaat van de punten 2 en 3 van deze sectie.

5. Bij verhuur van een fabriek die toebehoort aan een suikerproducerende onderneming, kan de lidstaat het quotum van de onderneming die deze fabriek verhuurt, verlagen en het van het quotum afgetrokken gedeelte toekennen aan de onderneming die de fabriek huurt om er suiker te produceren.

Indien de verhuur tijdens de in sectie I, onder d), bedoelde periode van drie verkoopseizoenen wordt beëindigd, wordt de aanpassing van het quotum die heeft plaatsgevonden krachtens de eerste alinea van dit punt, door de lidstaat ingetrokken met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop zij in werking is getreden. Eindigt de verhuur echter als gevolg van overmacht, dan hoeft de lidstaat de aanpassing niet in te trekken.

6. Wanneer een suikerproducerende onderneming niet langer de verplichtingen kan nakomen die zij krachtens de EU-wetgeving ten aanzien van de betrokken suikerbieten- of suikerrietproducenten heeft, en zulks door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat is geconstateerd, kan deze lidstaat het betrokken gedeelte van het quotum voor één of meer verkoopseizoenen aan één of meer suikerproducerende ondernemingen toekennen, in voorkomend geval naar evenredigheid van de overgenomen productiehoeveelheid.

7. Wanneer een suikerproducerende onderneming van de lidstaat prijs- en afzetgaranties krijgt voor de verwerking van suikerbieten tot ethylalcohol, kan de lidstaat in overeenstemming met deze onderneming en met de betrokken suikerbietenproducenten het quotum van deze onderneming of een gedeelte ervan voor één of meer verkoopseizoenen aan één of meer andere ondernemingen toekennen voor de productie van suiker.

III

In geval van fusie of vervreemding van isoglucoseproducerende ondernemingen en in geval van vervreemding van een isoglucoseproducerende fabriek kan de lidstaat de betrokken quota voor de productie van isoglucose toekennen aan een of meer ondernemingen die al dan niet over een productiequotum beschikken.

IV

De in de secties II en III bedoelde maatregelen mogen slechts worden genomen indien:

a) met het belang van elk van de betrokken partijen rekening wordt gehouden;

b) de betrokken lidstaat van oordeel is dat deze maatregelen kunnen bijdragen tot een structuurverbetering in de sectoren suikerbietenteelt, suikerrietteelt en suikerproductie;

c) zij betrekking hebben op ondernemingen die op hetzelfde grondgebied zijn gevestigd als dat waarvoor het quotum in bijlage IV is vastgesteld.

V

Wanneer de fusie of vervreemding plaatsvindt tussen 1 oktober en 30 april van het volgende jaar, worden de in de secties II en III bedoelde maatregelen van kracht voor het lopende verkoopseizoen.

Wanneer de fusie of vervreemding plaatsvindt tussen 1 mei en 30 september van hetzelfde jaar, worden de in de secties II en III bedoelde maatregelen van kracht voor het volgende verkoopseizoen.

VI

Bij toepassing van de secties II en III deelt de lidstaat de aangepaste quota aan de Commissie mee uiterlijk 15 dagen na afloop van de desbetreffende in sectieV genoemde periode.

BIJLAGE VIIIIN ARTIKEL 59 BEDOELDE NATIONALE QUOTA VOOR DE PRODUCTIE VAN MELK EN ANDERE ZUIVELPRODUCTEN

(hoeveelheden (ton) per tijdvak van twaalf maanden per lidstaat):

België | 36,91 |

Bulgarije | 39,10 |

Tsjechië | 42,10 |

Denemarken | 43,68 |

Duitsland | 40,11 |

Estland | 43,10 |

Griekenland | 36,10 |

Spanje | 36,37 |

Frankrijk | 39,48 |

Ierland | 35,81 |

Italië | 36,88 |

Cyprus | 34,60 |

Letland | 40,70 |

Litouwen | 39,90 |

Luxemburg | 39,17 |

Hongarije | 38,50 |

Nederland | 42,36 |

Oostenrijk | 40,30 |

Polen | 39,00 |

Portugal | 37,30 |

Roemenië | 38,50 |

Slovenië | 41,30 |

Slowakije | 37,10 |

Finland | 43,40 |

Zweden | 43,40 |

Verenigd Koninkrijk | 39,70 |

BIJLAGE X BEGROTING VOOR STEUNPROGRAMMA’S, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 136, LID 1

In 1 000 EUR |

België | veau, viande de veau/kalfsvlees/Kalbfleisch |

Bulgarije | месо от малки телета |

Tsjechië | Telecí |

Denemarken | Lyst kalvekød |

Duitsland | Kalbfleisch |

Estland | Vasikaliha |

Griekenland | μοσχάρι γάλακτος |

Spanje | Ternera blanca, carne de ternera blanca |

Frankrijk | veau, viande de veau |

Ierland | Veal |

Italië | vitello, carne di vitello |

Cyprus | μοσχάρι γάλακτος |

Letland | Teļa gaļa |

Litouwen | Veršiena |

Luxemburg | veau, viande de veau/Kalbfleisch |

Hongarije | Borjúhús |

Malta | Vitella |

Nederland | Kalfsvlees |

Oostenrijk | Kalbfleisch |

Polen | Cielęcina |

Portugal | Vitela |

Roemenië | carne de vițel |

Slovenië | Teletina |

Slowakije | Teľacie mäso |

Finland | vaalea vasikanliha/ljust kalvkött |

Zweden | ljust kalvkött |

Verenigd Koninkrijk | Veal |

B) Voor vlees van runderen die ouder zijn dan acht maanden maar niet ouder dan twaalf maanden [(identificatieletter Z)]:

Land van afzet | Verplichte verkoopbenaming |

België | jeune bovin, viande de jeune bovin/jongrundvlees/Jungrindfleisch |

Bulgarije | Телешко месо |

Tsjechië | hovězí maso z mladého skotu |

Denemarken | Kalvekød |

Duitsland | Jungrindfleisch |

Estland | noorloomaliha |

Griekenland | νεαρό μοσχάρι |

Spanje | Ternera, carne de ternera |

Frankrijk | jeune bovin, viande de jeune bovin |

Ierland | rosé veal |

Italië | vitellone, carne di vitellone |

Cyprus | νεαρό μοσχάρι |

Letland | jaunlopa gaļa |

Litouwen | Jautiena |

Luxemburg | jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch |

Hongarije | Növendék marha húsa |

Malta | Vitellun |

Nederland | rosé kalfsvlees |

Oostenrijk | Jungrindfleisch |

Polen | młoda wołowina |

Portugal | Vitelão |

Roemenië | carne de tineret bovin |

Slovenië | meso težjih telet |

Slowakije | mäso z mladého dobytka |

Finland | vasikanliha/kalvkött |

Zweden | Kalvkött |

Verenigd Koninkrijk | Beef |

2. De in punt 1 bedoelde verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met de vermelding van de benaming of de aanduiding van de betrokken stukken vlees of van het betrokken slachtafval.

3. De verkoopbenamingen voor categorie V die in deel A) van de tabel in punt 1 zijn opgenomen, en eventuele nieuwe benamingen die van die verkoopbenamingen zijn afgeleid, mogen uitsluitend worden gebruikt indien aan alle voorschriften van deze bijlage wordt voldaan.

Meer bepaald mag in een verkoopbenaming of op een etiket van vlees van runderen die ouder zijn dan twaalf maanden, geen gebruik worden gemaakt van de termen "veau", "teleci", "Kalb", "μοσχάρι", "ternera", "kalv", "veal", "vitello", "vitella", "kalf", "vitela" en "teletina".

4. De in punt 1 bedoelde voorwaarden zijn niet van toepassing op vlees van runderen waarvoor vóór 29 juni 2007 een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006.

Deel II. Wijnbouwproducten

(1) Wijn

Onder "wijn" wordt verstaan het product dat uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde verse druiven of van druivenmost.

Wijn heeft:

a) na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage XIII, deel I, punt B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5% vol, mits deze wijn uitsluitend afkomstig is van druiven die zijn geoogst in de wijnbouwzones A en B als bedoeld in het aanhangsel bij deze bijlage, en van ten minste 9 % vol voor de overige wijnbouwzones;

b) wanneer hij een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft, in afwijking van het doorgaans geldende minimale effectieve alcoholvolumegehalte en na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage XIII, deel I, punt B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 4,5 % vol;

c) een totaal alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol. In afwijking daarvan:

- kan voor wijn die zonder verrijking is verkregen op bepaalde wijnbouwoppervlakten van de Unie die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, vaststelt, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot 20 % vol worden verhoogd,

- kan voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming die zonder verrijking is verkregen, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot meer dan 15 % vol worden verhoogd;

d) behoudens eventuele afwijkingen die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, kan vaststellen, een totaal gehalte aan zuren, uitgedrukt in wijnsteenzuur, van ten minste 3,5 gram per liter of 46,6 milli-equivalent per liter.

"Retsina" is wijn die uitsluitend wordt voortgebracht op het geografische grondgebied van Griekenland uit druivenmost die met hars van de Aleppopijnboom is behandeld. Het gebruik van hars van de Aleppopijnboom is alleen toegestaan om "retsina"-wijn overeenkomstig de toepasselijke Griekse voorschriften te verkrijgen.

In afwijking van het bepaalde onder b) worden "Tokaji eszencia" en "Tokajská esencia" als wijn beschouwd.

In afwijking van artikel 163, lid 2, mogen de lidstaten toestaan dat het woord "wijn" wordt gebruikt indien:

a) het vergezeld gaat van de naam van een vrucht in samengestelde benamingen om producten, verkregen door vergisting van andere vruchten dan druiven, af te zetten, of

b) het onderdeel is van een samengestelde benaming.

Iedere verwarring met producten die onder de wijncategorieën van deze bijlage vallen, moet worden voorkomen.

(2) Jonge, nog gistende wijn

Onder jonge, nog gistende wijn wordt verstaan wijn waarvan de alcoholische gisting nog niet is geëindigd en die nog niet is ontdaan van de wijnmoer.

(3) Likeurwijn

Onder likeurwijn wordt verstaan het product:

a) dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en ten hoogste 22 % vol;

b) dat een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 17,5 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, opstelt;

c) dat verkregen is uit:

- gedeeltelijk gegiste druivenmost,

- wijn

- een mengsel van bovengenoemde producten, of

- druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn als het gaat om bepaalde, door de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, vast te stellen likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

d) dat een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 12 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, opstelt;

e) waaraan zijn toegevoegd:

i) een van de volgende producten, of een mengsel daarvan:

- neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol,

- distillaat van wijn of van rozijnen en krenten met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol;

ii) alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:

- geconcentreerde druivenmost,

- een mengsel van een van de onder e), punt i), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje;

f) waaraan, in afwijking van het bepaalde onder e), voor zover het gaat om likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding die voorkomen op een lijst die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, opstelt, zijn toegevoegd:

i) hetzij een van de onder e) i), genoemde producten of een mengsel daarvan, of

ii) een of meer van de onderstaande producten:

- alcohol van wijn of van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 95 % vol en ten hoogste 96 % vol,

- eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol,

- eau-de-vie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol doch minder dan 94,5 % vol, en

iii) in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:

- gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven,

- geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, afgezien van deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost,

- geconcentreerde druivenmost,

- een mengsel van een van de onder f) ii), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje.

(4) Mousserende wijn

Onder mousserende wijn wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:

- van verse druiven,

- van druivenmost, of

- van wijn;

b) wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar, en

d) wordt bereid uit voor de bereiding van mousserende wijn bestemde cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol.

(5) Mousserende kwaliteitswijn

Onder mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:

- van verse druiven,

- van druivenmost, of

- van wijn;

b) wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3,5 bar, en

d) wordt bereid uit voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn bestemde cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol.

(6) Aromatische mousserende kwaliteitswijn

Onder aromatische mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan mousserende kwaliteitswijn die:

a) is verkregen door voor de cuvée uitsluitend gebruik te maken van druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost van specifieke wijndruivenrassen die is opgenomen op een lijst die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, opstelt.

De aromatische mousserende kwaliteitswijnen die traditioneel worden bereid met gebruikmaking van wijnen voor de cuvée, worden door de Commissie vastgesteld middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1;

b) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar;

c) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 6 % vol, en

d) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 10 % vol.

(7) Mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd

Onder mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen uit wijn zonder een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;

b) bij het openen van de recipiënten, koolzuurgas laat ontsnappen dat geheel of gedeeltelijk is toegevoegd, en

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar.

(8) Parelwijn

Onder parelwijn wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen uit wijn met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;

b) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door endogeen koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar, en

d) wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.

(9) Parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd

Onder parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:

a) is verkregen uit wijn;

b) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol en een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;

c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20° C, een door geheel of gedeeltelijk toegevoegd koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar, en

d) wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.

(10) Druivenmost

Onder druivenmost wordt verstaan de vloeistof die op natuurlijke wijze of via natuurkundige procedés uit verse druiven wordt verkregen. Druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

(11) Gedeeltelijk gegiste druivenmost

Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost wordt verstaan het product dat wordt verkregen door vergisting van druivenmost en dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 1 % vol doch minder dan drie vijfde van het totale alcoholvolumegehalte.

(12) Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven

Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat wordt verkregen door de gedeeltelijke vergisting van druivenmost van ingedroogde druiven, waarvan het totale gehalte aan suiker vóór de gisting ten minste 272 g per liter bedraagt en waarvan het natuurlijke en effectieve alcoholvolumegehalte niet minder mag bedragen dan 8 % vol. Bepaalde door de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, vast te stellen wijnen die aan deze eisen voldoen, worden echter niet als gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven beschouwd.

(13) Geconcentreerde druivenmost

Onder geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet-gekarameliseerde druivenmost die wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 165, lid 1, derde alinea en artikel 172, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.

Geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

(14) Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost

Onder gerectificeerde geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet-gekarameliseerde vloeistof die:

a) wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20° C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 165, lid 1, derde alinea en artikel 172, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 61,7 % wordt gemeten;

b) een toegestane behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker heeft ondergaan;

c) de volgende kenmerken vertoont:

- pH niet hoger dan 5 bij 25 Brix,

- optische dichtheid bij 425 nm en een dikte van 1 cm, niet hoger dan 0,100, voor geconcentreerde druivenmost bij 25 Brix,

- sacharosegehalte niet vast te stellen met een nader te bepalen analysemethode,

- Folin-Ciocalteau-index niet hoger dan 6,00 bij 25 Brix,

- getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15 milli-equivalent per kilogram suiker totaal;

- gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 25 mg per kilogram suikertotaal,

- gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8 milli-equivalent per kilogram suikertotaal,

- conductiviteit bij 25 Brix en 20 °C niet hoger dan 120 micro-Siemens/cm,

- gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25 mg per kilogram suikertotaal,

- aanwezigheid van meso-inositol.

Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

(15) Wijn van ingedroogde druiven

Onder wijn van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat:

a) zonder verrijking is verkregen van druiven die in de zon of de schaduw hebben gelegen met het oog op gedeeltelijke dehydratatie;

b) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol, en

c) een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol (of 272 g suiker/liter).

(16) Wijn van overrijpe druiven

Onder wijn van overrijpe druiven wordt verstaan het product dat:

a) wordt bereid zonder verrijking;

b) een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 15 % vol, en

c) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol.

De lidstaten kunnen voor dit product een rijpingsperiode voorschrijven.

(17) Wijnazijn

Onder wijnazijn wordt verstaan azijn die:

a) uitsluitend wordt verkregen door azijnzure vergisting van wijn, en

b) een totaal zuurgehalte heeft van ten minste 60 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur.

Deel III. Melk en zuivelproducten

1. De benaming "melk" mag uitsluitend worden gebruikt voor het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en wordt verkregen door het melken, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken.

De benaming "melk" mag evenwel tevens worden gebruikt:

a) voor melk die een behandeling heeft ondergaan waardoor de samenstelling niet wordt gewijzigd, of voor melk waarvan het vetgehalte overeenkomstig deel IV van deze bijlage is gestandaardiseerd;

b) samen met één of meer woorden, om het type, de kwaliteitsklasse, de oorsprong en/of het voorgenomen gebruik van de melk aan te geven, of om de fysieke behandeling te omschrijven waaraan de melk is onderworpen of de wijzigingen in de samenstelling die de melk heeft ondergaan, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot het toevoegen en/of het onttrekken van natuurlijke bestanddelen van melk.

2. Met het oog op de toepassing van dit deel wordt onder "zuivelproducten" verstaan producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk.

De onderstaande benamingen mogen uitsluitend voor zuivelproducten worden gebruikt:

a) de volgende benamingen die worden gebruikt in alle afzetstadia:

i) wei,

ii) room,

iii) boter,

iv) karnemelk of botermelk,

v) butteroil,

vi) caseïne,

vii) watervrij melkvet,

viii) kaas,

ix) yoghurt,

x) kefir,

xi) koemis,

xii) viili/fil,

xiii) smetana,

xiv) fil;

b) benamingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG die daadwerkelijk voor zuivelproducten worden gebruikt.

3. De benaming „melk” en de voor de omschrijving van zuivelproducten gebruikte benamingen mogen eveneens worden gebruikt samen met één of meer woorden voor het omschrijven van samengestelde producten waarvan geen enkel element de plaats van een bestanddeel van melk inneemt of met dit doel wordt toegevoegd, en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door zijn hoeveelheid, hetzij omdat zijn effect kenmerkend is voor het product.

4. De oorsprong van de melk en van de door de Commissie te omschrijven zuivelproducten moet worden vermeld indien zij niet afkomstig zijn van runderen.

5. De in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde benamingen mogen niet voor andere dan de in die punten bedoelde producten worden gebruikt.

Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is, en/of wanneer duidelijk is dat de benamingen bedoeld zijn om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven.

6. Voor andere dan de in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde producten mogen geen etiketten, handelsdocumenten, reclamemateriaal of enige vorm van reclame als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2006/114/EG van de Raad[48] worden gebruikt, noch enige aanbiedingsvorm, waarmee wordt aangegeven, geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is.

Voor producten die melk- of zuivelproducten bevatten, mogen de benaming „melk” en de in punt 2, tweede alinea, van dit deel bedoelde benamingen echter uitsluitend worden gebruikt om een beschrijving van de grondstoffen en een opsomming van de ingrediënten te geven overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG.

Deel IV. Melk voor menselijke concumptie van GN-code 0401

I. Definities

Met het oog op de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:

a) "melk": het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

b) "consumptiemelk": de in punt III vermelde producten, bestemd om als zodanig aan de consument te worden geleverd;

c) "vetgehalte": de massaverhouding van de delen melkvetstof tot 100 delen van de betrokken melk;

d) "eiwitgehalte": de massaverhouding van de delen melkeiwit tot 100 delen van de betrokken melk berekend door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt als massapercentage, te vermenigvuldigen met 6,38.

II. Levering of verkoop aan de eindverbruiker

(1) Alleen melk die voldoet aan de eisen voor consumptiemelk mag zonder verwerking aan de eindconsument worden geleverd of verkocht, hetzij rechtstreeks, hetzij via restaurants, ziekenhuizen, kantines of andere soortgelijke instellingen.

(2) De verkoopbenamingen voor deze producten zijn vastgesteld in punt III van dit deel. Deze verkoopbenamingen mogen uitsluitend voor de in dat punt gedefinieerde producten worden gebruikt, onverminderd de mogelijkheid om ze te gebruiken in samengestelde benamingen.

(3) De lidstaten stellen maatregelen vast om de consument over de aard of de samenstelling van de producten te informeren in alle gevallen waarin het ontbreken van deze informatie bij de consument tot verwarring kan leiden.

III. Consumptiemelk

1. De volgende producten worden als consumptiemelk beschouwd:

a) rauwe melk: melk die niet is verwarmd tot boven 40° C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

b) volle melk: warmtebehandelde melk die, wat het vetgehalte betreft, aan één van de volgende eisen voldoet:

i) gestandaardiseerde volle melk: melk met een vetgehalte van ten minste 3,50 % (m/m). De lidstaten mogen evenwel een extra categorie volle melk met een vetgehalte van 4,00 % (m/m) of meer vaststellen;

ii) niet-gestandaardiseerde volle melk: melk waarvan het vetgehalte sedert het melken niet is gewijzigd, noch door toevoeging of verwijdering van melkvet, noch door vermenging met melk waarvan het natuurlijke vetgehalte is gewijzigd. Het vetgehalte mag evenwel niet lager zijn dan 3,50 % (m/m);

c) halfvolle melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten minste 1,50 % (m/m) en ten hoogste 1,80 % (m/m) is gebracht;

d) magere melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten hoogste 0,50 % (m/m) is gebracht.

Warmtebehandelde melk die niet voldoet aan de in de eerste alinea, onder b), c) en d), vastgestelde eisen ten aanzien van het vetgehalte, wordt als consumptiemelk beschouwd op voorwaarde dat het vetgehalte tot op de eerste decimaal duidelijk en gemakkelijk leesbaar op de verpakking is aangebracht, en wel als volgt: "… % vet". Die melk mag niet worden omschreven als volle melk, halfvolle melk of magere melk.

2. Onverminderd het bepaalde in punt 1, onder b) ii), zijn slechts de volgende wijzigingen toegestaan:

a) om de voor consumptiemelk voorgeschreven vetgehalten in acht te nemen, wijziging van het natuurlijke vetgehalte van de melk door verwijdering of toevoeging van room of door toevoeging van volle, halfvolle of magere melk;

b) verrijking van de melk met uit melk afkomstige eiwitten, minerale zouten of vitaminen;

c) vermindering van het lactosegehalte, door omzetting van lactose in glucose en galactose.

De onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk zijn alleen toegestaan indien zij duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar op de verpakking van het product worden vermeld. Deze vermelding doet echter niets af aan de verplichting tot voedingswaarde-etikettering als bedoeld in Richtlijn 90/496/EEG van de Raad[49]. In geval van verrijking met eiwitten dient het eiwitgehalte van de verrijkte melk 3,8 % (m/m) of meer te bedragen.

De lidstaten kunnen de onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk echter beperken of verbieden.

3. Consumptiemelk moet aan de volgende eisen voldoen:

a) een vriespunt hebben dat het gemiddelde vriespunt van rauwe melk in de regio waar de consumptiemelk wordt ingezameld, dicht benadert;

b) een massagewicht van ten minste 1028 gram per liter hebben voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m) bij een temperatuur van 20°C, of het equivalent daarvan per liter voor melk met een ander vetgehalte;

c) ten minste 2,9 % (m/m) eiwit bevatten voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m), of het equivalent daarvan voor melk met een ander vetgehalte.

Deel V. Producten van de sector vlees van pluimvee

I Dit deel van de bijlage is van toepassing op de afzet in de Unie, in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, van bepaalde soorten en aanbiedingsvormen van vlees van pluimvee, alsmede van bereidingen en producten op basis van vlees van pluimvee of slachtafval van pluimvee, van de volgende soorten:

- hanen en kippen (Gallus domesticus),

- eenden,

- ganzen,

- kalkoenen,

- parelhoenders.

Deze bepalingen zijn ook van toepassing op gepekeld vlees van pluimvee van GN-code 0210 99 39.

II. Definities

(1) "vlees van pluimvee": het voor menselijke consumptie geschikt vlees van pluimvee dat met uitzondering van koudebehandeling aan geen enkele behandeling onderworpen is geweest;

(2) "vers vlees van pluimvee" : vlees van pluimvee dat op geen enkel moment door koude is verstijfd voorafgaand aan de bewaring bij een temperatuur die niet lager mag zijn dan – 2° C en niet hoger dan + 4° C. De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften vaststellen voor de minimumduur die vereist is voor het uitsnijden en behandelen van vers vlees van pluimvee in detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, waar het vlees uitsluitend wordt versneden en behandeld om het ter plaatse rechtstreeks aan de consument te kunnen leveren;

(3) "bevroren vlees van pluimvee": vlees van pluimvee dat, zodra dit in het kader van de normale slachtprocedures mogelijk is, moet worden bevroren en moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste -12 ° C.

(4) "diepgevroren vlees van pluimvee": vlees van pluimvee dat moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 18° C, met inachtneming van de in Richtlijn 89/108/EEG van de Raad[50] vastgestelde toleranties.

(5) "bereiding op basis van vlees van pluimvee": vlees van pluimvee, met inbegrip van vlees van pluimvee dat in kleine stukken is gehakt, waaraan levensmiddelen, kruiderijen of additieven zijn toegevoegd of dat een bewerking heeft ondergaan die niet volstaat om de inwendige spierweefselstructuur van het vlees te veranderen;

(6) "bereiding op basis van vers vlees van pluimvee": een bereiding op basis van vlees van pluimvee waarvoor vers vlees van pluimvee is gebruikt.

De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften betreffende de vereiste minimumduur vaststellen voor zover dat nodig is voor het behandelen en het uitsnijden in de fabriek tijdens de productie van bereidingen op basis van vers vlees van pluimvee;

(7) "product op basis van vlees van pluimvee": een vleesproduct als omschreven in bijlage I, punt 7.1, van Verordening (EG) nr. 853/2004, waarvoor vlees van pluimvee is gebruikt.

Deel VI. Smeerbare vetproducten

De in artikel 163 bedoelde producten mogen slechts zonder verwerking rechtstreeks of via restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen aan de eindverbruiker worden geleverd of afgestaan, indien zij aan de in de bijlage vastgestelde eisen voldoen.

De verkoopbenamingen voor deze producten worden in dit deel gespecificeerd.

De onderstaande verkoopbenamingen zijn uitsluitend bestemd voor de in dit deel omschreven producten van de onderstaande GN-codes die een vetgehalte van minstens 10, maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben:

a) melkvetten van de GN-codes 0405 en ex 2106;

b) vetten van GN-code ex 1517;

c) uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten van de GN-codes ex 1517 en ex 2106.

Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste twee derden van de droge stof.

Deze verkoopbenamingen gelden evenwel alleen voor producten die bij een temperatuur van 20° C hun vaste vorm behouden en als smeersel kunnen worden gebruikt.

Deze definities zijn niet van toepassing op:

a) de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven;

b) geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.

Vetgroep | Verkoopbenaming | Productcategorie |

Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |

A. Melkvetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die uitsluitend van melk en/of van bepaalde zuivelproducten zijn afgeleid en waarvan het vet het essentiële valoriserende bestanddeel is. Andere bij de bereiding benodigde stoffen mogen evenwel worden toegevoegd, mits deze stoffen niet gebruikt worden voor volledige of gedeeltelijke vervanging van een van de melkbestanddelen. | 1. Boter 2. 3/4 boter (*) 3. Halfvolle boter (*) 4. Melkvetproduct X % | Het product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product met de volgende melkvetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

B. Vetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten hoogste 3 % van het vetgehalte. | 1. Margarine 2. 3/4 margarine (***) 3. Halfvolle margarine (****) 4. Product met vet X % | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en ten hoogste 90 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

Vetgroep | Verkoopbenaming | Productcategorie |

Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |

C. Uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten De producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten minste 10 % en ten hoogste 80 % van het totale vetgehalte. | 1. Melange 2. 3/4 melange (*****) 3. Halfvolle melange (******) 4. Melangeproduct X % | Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |

(*) stemt in het Deens overeen met "smør 60". (**) stemt in het Deens overeen met "smør 40". (***) stemt in het Deens overeen met "margarine 60". (****) stemt in het Deens overeen met "margarine 40". (*****) stemt in het Deens overeen met "blandingsprodukt 60". (******) stemt in het Deens overeen met "blandingsprodukt 40". |

Noot: Het melkvetbestanddeel van de in dit deel genoemde producten mag alleen via fysische processen worden gewijzigd.

Deel VII. Benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven

Het gebruik van de in dit deel vermelde benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht bij de afzet van de betrokken producten in de Unie en, voor zover verenigbaar met de bindende internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen.

In het stadium van de detailhandel mogen alleen de oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en de punten 3 en 6 van dit deel worden afgezet.

(1) OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

Olie die uit de vrucht van de olijfboom uitsluitend is verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procedés onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling heeft ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van olie die is verkregen door middel van oplosmiddelen of andere adjuvantia met een chemische of biochemische werking, of door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort.

Olijfolie van de eerste persing wordt uitsluitend als volgt ingedeeld en omschreven:

a) Extra olijfolie van de eerste persing

Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

b) Olijfolie van de eerste persing

Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

c) Olijfolie van de eerste persing voor verlichting

Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per 100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(2) GERAFFINEERDE OLIJFOLIE

Olijfolie verkregen door raffinering van olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van niet meer dan 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(3) OLIJFOLIE — BESTAANDE UIT GERAFFINEERDE OLIJFOLIE EN OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

Olijfolie verkregen door het mengen van geraffineerde olijfolie met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(4) RUWE OLIE VAN PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

Olie verkregen uit perskoeken van olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie van de eerste persing voor verlichting, met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(5) GERAFFINEERDE OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

Olie verkregen door de raffinering van ruwe olie uit perskoeken van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

(6) OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN

Olie verkregen door het mengen van geraffineerde olie uit perskoeken van olijven met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met de voor deze categorie vastgestelde kenmerken.

Aanhangsel bij bijlage XII (waarnaar wordt verwezen in deel II) Wijnbouwzones

De wijnbouwzones zijn de volgende:

(1) Wijnbouwzone A omvat:

a) in Duitsland: de andere met wijnstokken beplante oppervlakten dan die van punt 2, onder a);

b) in Luxemburg: het Luxemburgse wijnbouwgebied;

c) in België, Denemarken, Ierland, Nederland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk: het wijnbouwareaal van deze landen;

d) in Tsjechië: het wijnbouwgebied Čechy.

(2) Wijnbouwzone B omvat:

a) in Duitsland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Baden;

b) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de niet in deze bijlage genoemde departementen, alsmede in de volgende departementen:

- Alsace: Bas-Rhin, Haut-Rhin,

- Lorraine: Meurthe-et-Moselle, Meuse, Moselle, Vosges,

- Champagne: Aisne, Aube, Marne, Haute-Marne, Seine-et-Marne,

- Jura: Ain, Doubs, Jura, Haute-Saône,

- Savoie: Savoie, Haute-Savoie, Isère (de gemeente Chapareillan),

- Val de Loire Cher, Deux-Sèvres, Indre, Indre-et-Loire, Loir-et-Cher, Loire-Atlantique, Loiret, Maine-et-Loire, Sarthe, Vendée, Vienne, alsmede, in het departement Nièvre, de met wijnstokken beplante oppervlakten in het arrondissem*nt Cosne-sur-Loire;

c) in Oostenrijk: het Oostenrijkse wijnbouwareaal;

d) in Tsjechië: het wijnbouwgebied Morava en de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 1, onder d), zijn vermeld;

e) in Slowakije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Malokarpatská vinohradnícka oblast’, Južnoslovenská vinohradnícka oblast’, Nitrianska vinohradnícka oblast’, Stredoslovenská vinohradnícka oblast’, Východoslovenská vinohradnícka oblast’ en de niet in punt 3, onder f), vermelde wijnbouwgebieden;

f) in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio's:

- de regio Podravje: Štajerska Slovenija, Prekmurje,

- de regio Posavje: Bizeljsko Sremič, Dolenjska en Bela krajina, en de niet in punt 4, onder d), vermelde met wijnstokken beplante oppervlakten;

g) in Roemenië: het gebied Podișul Transilvaniei.

(3) Wijnbouwzone C I omvat:

a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

- in de volgende departementen: Allier, Alpes-de-Haute-Provence, Hautes-Alpes, Alpes-Maritimes, Ariège, Aveyron, Cantal, Charente, Charente-Maritime, Corrèze, Côte-d’Or, Dordogne, Haute-Garonne, Gers, Gironde, Isère (met uitzondering van de gemeente Chapareillan), Landes, Loire, Haute-Loire, Lot, Lot-et-Garonne, Lozère, Nièvre (met uitzondering van het arrondissem*nt Cosne-sur-Loire), Puy-de-Dôme, Pyrénées Atlantiques, Hautes-Pyrénées, Rhône, Saône-et-Loire, Tarn, Tarn-et-Garonne, Haute-Vienne en Yonne,

- in de arrondissem*nten Valence en Die van het departement Drôme (met uitzondering van de kantons Dieulefit, Loriol, Marsanne en Montélimar),

- in het arrondissem*nt Tournon, in de kantons Antraigues, Burzet, Coucouron, Montpezat-sous-Bauzon, Privas, Sainte-Étienne-de-Lugdarès, Saint-Pierreville, Valgorge en La Voulte-sur-Rhône van het departement Ardèche;

b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Valle d’Aosta en de provincies Sondrio, Bolzano, Trento en Belluno;

c) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de provincies A Coruña, Asturias, Cantabria, Guipúzcoa en Vizcaya;

d) in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten in dat deel van de regio Norte dat overeenstemt met het bepaalde wijnproductiegebied van "Vinho Verde", alsmede de "concelhos" Bombarral, Lourinhã, Mafra en Torres Vedras (met uitzondering van de "freguesias" Carvoeira en Dois Portos), die behoren tot de "Região viticola da Extremadura“,

e) in Hongarije: alle met wijnstokken beplante oppervlakten,

f) in Slowakije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Tokajská vinohradnícka oblast’,

g) in Roemenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 2, onder g) of punt 4, onder f), zijn vermeld.

(4) Wijnbouwzone C II omvat:

a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

- in de volgende departementen: Aude, Bouches-du-Rhône, Gard, Hérault, Pyrénées-Orientales (met uitzondering van de kantons Olette en Arles-sur-Tech), Vaucluse,

- in het gedeelte van het departement Var dat ten zuiden wordt begrensd door de noordelijke grens van de gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,

- in het arrondissem*nt Nyons en het kanton Loriol-sur-Drôme in het departement Drôme,

- in de niet in punt 3, onder a), vermelde administratieve eenheden van het departement Ardèche;

b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Abruzzi, Campania, Emilia-Romagna, Friuli-Venezia Giulia, Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincie Sondrio), Marche, Molise, Piemonte, Toscana, Umbria, Veneto (met uitzondering van de provincie Belluno), met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Elba en de overige eilanden van de Arcipelago Toscano, de eilanden van de Arcipelago Ponziano en de eilanden Capri en Ischia;

c) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende provincies:

- Lugo, Orense, Pontevedra,

- Ávila (met uitzondering van de gemeenten die overeenstemmen met de "comarca" Cebreros), Burgos, León, Palencia, Salamanca, Segovia, Soria, Valladolid, Zamora,

- La Rioja,

- Álava,

- Navarra,

- Huesca,

- Barcelona, Girona, Lleida,

- het gedeelte van de provincie Zaragoza ten noorden van de rivier de Ebro,

- de gemeenten van de provincie Tarragona begrepen in de oorsprongsbenaming Penedés,

- het gedeelte van de provincie Tarragona dat overeenstemt met de "comarca" Conca de Barberá;

d) in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Brda of Goriška Brda, Vipavska dolina of Vipava, Kras en Slovenska Istra;

e) in Bulgarije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dunavska Ravnina (Дунавска равнина), Chernomorski Rayon (Черноморски район), Rozova Dolina (Розова долина);

f) in Roemenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s:

Dealurile Buzăului, Dealu Mare, Severinului en Plaiurile Drâncei, Colinele Dobrogei, Terasele Dunării, het zuidelijke wijngebied met zandgronden en andere gunstige gebieden.

(5) Wijnbouwzone C III a) omvat:

a) in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende nomoi: Florina, Imathia, Kilkis, Grevena, Larissa, Ioannina, Lefkada, Achaia, Messenia, Arkadia, Korinthe, Heraklion, Chania, Rethymno, Samos, Lassithi, alsmede op het eiland Thira (Santorini);

b) in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die hoger zijn gelegen dan 600 m;

c) in Bulgarije: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 4, onder e), zijn vermeld.

(6) Wijnbouwzone C III b) omvat:

a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:

- in de departementen van Corsica,

- in het gedeelte van het departement Var dat gelegen is tussen de zee en de lijn die wordt gevormd door de (erin begrepen) gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la Tour en Sainte-Maxime,

- de kantons Olette en Arles-sur-Tech in het departement Pyrénées-Orientales;

b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Calabrië, Basilicata, Apulië, Sardinië en Sicilië, met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Pantelleria, de Eolische, Egadische en Pelagische eilanden;

c) in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 5, onder a), zijn vermeld;

d) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 3, onder c), of punt 4, onder c), zijn vermeld;

e) in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet onder punt 3, onder d), zijn vermeld;

f) in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet hoger zijn gelegen dan 600 m;

g) in Malta: de met wijnstokken beplante oppervlakten.

De grenzen van de in dit aanhangsel vermelde administratieve eenheden zijn die welke zijn vastgesteld in de op 15 december 1981 geldende nationale bepalingen en, wat Spanje en Portugal betreft, de respectievelijk op 1 maart 1986 en op 1 maart 1998 geldende nationale bepalingen.

153. BIJLAGE XIII Deel I Verrijking, aanzuring en ontzuring in bepaalde wijnbouwzones

A. Maxima voor verrijking

1. Wanneer de weersomstandigheden zulks in bepaalde in het aanhangsel bij bijlage XII vermelde wijnbouwzones van de Unie noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het natuurlijke alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn die is verkregen uit wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 166 in een indeling mogen worden opgenomen.

2. De verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte vindt plaats volgens de in sectie B genoemde oenologische procedés en mag de volgende maxima niet overschrijden:

a) 3 % vol in wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

b) 2 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

c) 1,5 % vol in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII.

3. In de jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kunnen de lidstaten verzoeken om de in punt 2 genoemde maxima met 0,5 % te mogen verhogen. Als reactie op een dergelijk verzoek stelt de Commissie, met inachtneming van de in artikel 172 opgenomen bevoegdheden, zo spoedig mogelijk een uitvoeringshandeling vast. De Commissie tracht uiterlijk vier weken nadat het verzoek is ingediend, hierover een besluit te nemen.

B. Verrijkingsprocedés

1. De in sectie A bedoelde verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte mag slechts als volgt geschieden:

a) voor druiven, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn: door toevoeging van sacharose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost;

b) voor druivenmost: door toevoeging van sacharose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of door gedeeltelijke concentratie, met inbegrip van omgekeerde osmose;

c) voor wijn, door gedeeltelijke concentratie door afkoeling.

2. Gebruikmaking van een van de in punt 1 bedoelde behandelingen sluit gebruikmaking van de overige uit wanneer wijn of druivenmost verrijkt wordt met geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, en steun wordt verleend uit hoofde van artikel 103 sexvicies van Verordening (EG) nr 1234/2007.

3. Toevoeging van sacharose als bedoeld in punt 1, onder a) en b), mag alleen in de vorm van droge suiker, en alleen in de volgende gebieden:

a) wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

b) wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

c) wijnbouwzone C als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII,

met uitzondering van de wijngaarden in Italië, Griekenland, Spanje, Portugal, Cyprus en in de Franse departementen die vallen onder de Cours d'appel (Hoven van beroep) te:

- Aix-en-Provence,

- Nîmes,

- Montpellier,

- Toulouse,

- Agen,

- Pau,

- Bordeaux,

- Bastia.

Voor verrijking door droge suiker mag evenwel bij wijze van uitzondering door de nationale autoriteiten vergunning worden verleend in de hierboven genoemde Franse departementen. Frankrijk stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van dergelijke vergunningen.

4. Toevoeging van geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag niet leiden tot een toename van het oorspronkelijke volume gekneusde druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn met meer dan 11 % in wijnbouwzone A, 8 % in wijnbouwzone B en 6,5 % in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII.

5. Concentratie van druivenmost of wijn die één van de in punt 1 bedoelde behandelingen hebben ondergaan:

a) mag niet tot gevolg hebben dat het oorspronkelijke volume van deze producten met meer dan 20 % afneemt;

b) mag, in afwijking van sectie A, punt 2, onder c), het natuurlijke alcoholvolumegehalte van deze producten niet met meer dan 2 % vol verhogen.

6. De in de punten 1 en 5 bedoelde behandelingen mogen niet tot gevolg hebben dat het totale alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn of wijn wordt verhoogd:

a) tot meer dan 11,5 % vol in wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

b) tot meer dan 12 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII,

c) tot meer dan 12,5 % vol in wijnbouwzone C I als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

d) tot meer dan 13 % vol in wijnbouwzone C II als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII, en

e) tot meer dan 13,5 % vol in wijnbouwzone C III als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII.

7. In afwijking van het bepaalde in punt 6 kunnen de lidstaten:

a) voor rode wijn de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot 12 % vol in wijnbouwzone A en 12,5 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

b) voor de productie van wijn met een oorsprongsbenaming het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot een door de lidstaten vast te stellen waarde.

C. Aanzuring en ontzuring

1. Verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn mogen:

a) in de wijnbouwzones A, B en C I als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII, worden ontzuurd;

b) in de wijnbouwzones C I, C II en C III a) als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII, worden aangezuurd en ontzuurd, onverminderd punt 7 van deze sectie, of

c) in wijnbouwzone C III b) als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII, worden aangezuurd.

2. De in punt 1 genoemde producten, behalve wijn, mogen slechts worden aangezuurd tot een maximum van 1,50 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, d.i. 20 milli-equivalent per liter.

3. Wijn mag slechts worden aangezuurd tot een maximum van 2,50 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 33,3 milli-equivalent per liter.

4. Wijn mag slechts worden ontzuurd tot een maximum van 1 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, d.i. 13,3 milli-equivalent per liter.

5. Voor concentratie bestemde druivenmost mag gedeeltelijk worden ontzuurd.

6. Onverminderd punt 1 mogen de lidstaten in jaren waarin zich uitzonderlijke weersomstandigheden hebben voorgedaan, toestemming verlenen voor het aanzuren van de in punt 1 genoemde producten in de wijnbouwzones A en B als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII, onder de in de punten 2 en 3 van de onderhavige sectie genoemde voorwaarden.

7. Aanzuring en verrijking van eenzelfde product sluiten elkaar uit, behoudens afwijkingen die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, vaststelt, en aanzuring en ontzuring van eenzelfde product sluiten elkaar eveneens uit.

D. Behandelingen

1. Elk van de in de secties B en C genoemde behandelingen, met uitzondering van aanzuring en ontzuring van wijn, wordt slechts toegestaan indien zij in de wijnbouwzone waar de gebruikte druiven zijn geoogst, onder voorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, vaststelt, wordt uitgevoerd bij de verwerking van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn, tot wijn of tot een andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde drank als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l), met uitzondering van mousserende wijn of mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd.

2. Concentratie van wijn moet plaatsvinden in de wijnbouwzone waar de gebruikte verse druiven zijn geoogst.

3. Aanzuring en ontzuring van wijn mogen alleen plaatsvinden in wijnbereidende ondernemingen in de wijnbouwzone waar de voor de bereiding van de desbetreffende wijn gebruikte druiven zijn geoogst.

4. Elk van de in de punten 1, 2 en 3 bedoelde behandelingen moet bij de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheden geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of sacharose, die natuurlijke of rechtspersonen, of groepen personen, met name producenten, bottelaars, verwerkers en handelaars die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, nader aanduidt, voor de uitoefening van hun beroep, terzelfder tijd en op dezelfde plaats als verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of onverpakte wijn in voorraad hebben. De melding van deze hoeveelheden mag evenwel worden vervangen door opneming ervan in een voorraadregister.

5. Elk van de in de secties B en C genoemde behandelingen moet worden geregistreerd in het in artikel 306 bedoelde begeleidende document waarmee de aldus behandelde producten in het verkeer worden gebracht.

6. Deze behandelingen mogen, behoudens afwijkingen op grond van uitzonderlijke weersomstandigheden, niet plaatsvinden:

a) na 1 januari in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII;

b) na 16 maart in de wijnbouwzones A en B als vermeld in het aanhangsel bij bijlage XII,

en mogen slechts plaatsvinden voor producten die afkomstig zijn van de laatste aan deze data voorafgaande druivenoogst.

7. In afwijking van het bepaalde in punt 6 zijn concentratie door afkoeling, alsmede aanzuring en ontzuring van wijn, het hele jaar door toegestaan.

Deel II Beperkingen

A. Algemeen

1. Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van water uitgesloten, behalve in gevallen waarin dit een specifieke technische noodzaak is.

2. Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van alcohol uitgesloten, behalve bij procedés voor het verkrijgen van verse druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, likeurwijn, mousserende wijn, distillatiewijn en parelwijn.

3. Distillatiewijn mag alleen voor distillatie worden gebruikt.

B. Verse druiven, druivenmost en druivensap

1. Verse druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit, mag slechts worden gebruikt voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten. Dit geldt onverminderd stringentere bepalingen die de lidstaten kunnen toepassen voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten op hun grondgebied.

2. Druivensap en geconcentreerd druivensap mogen niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan wijn. Het is verboden deze producten op het grondgebied van de Unie tot alcoholische vergisting te brengen.

3. De punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op producten die zijn bestemd voor de productie, in het Verenigd Koninkrijk, in Ierland en in Polen, van onder GN-code 2206 00 vallende producten, waarvoor de lidstaten het gebruik van een samengestelde benaming waarin de verkoopbenaming "wijn" voorkomt, mogen toestaan.

4. Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven mag slechts op de markt worden gebracht voor de vervaardiging van likeurwijnen in de wijnbouwgebieden waar dit gebruik op 1 januari 1985 traditioneel bestond, en voor de vervaardiging van wijn van overrijpe druiven.

5. Behoudens een andersluidend besluit overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag en overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Unie, mogen verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, druivensap, geconcentreerd druivensap en wijn, of mengsels van de genoemde producten, van oorsprong uit derde landen, op het grondgebied van de Unie niet worden verwerkt tot producten als bedoeld in deze bijlage, noch worden toegevoegd aan dergelijke producten.

C. Vermenging van wijn

Behoudens een andersluidend besluit overeenkomstig artikel 43, lid 2, van het Verdrag en overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Unie, is het versnijden van wijn van oorsprong uit een derde land met wijn uit de Unie en het versnijden van wijnen van oorsprong uit derde landen in de Unie verboden.

D. Bijproducten

1. Intense persing van druiven is verboden. De lidstaten stellen, rekening houdend met plaatselijke en technische omstandigheden, de minimumhoeveelheid alcohol in de draf en de wijnmoer na persing van de druiven vast.

De hoeveelheid alcohol in die bijproducten wordt door de lidstaten vastgesteld op ten minste 5 % van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn.

2. Met uitzondering van alcohol, eau-de-vie en piquette mogen wijn of andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde dranken niet uit wijnmoer of druivendraf worden bereid. Het begieten van druivenmoer, druivendraf of geperste aszú-pulp met wijn is toegestaan onder door de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, vast te stellen voorwaarden, wanneer die praktijk traditioneel wordt aangewend voor de bereiding van "Tokaji fordítás" en "Tokaji máslás" in Hongarije en "Tokajský forditáš" en "Tokajský mášláš" in Slowakije.

3. Het persen van wijnmoer en het opnieuw vergisten van druivendraf voor andere doeleinden dan distillatie of de vervaardiging van piquette zijn verboden. Filtrering en centrifugering van wijnmoer worden niet als persing beschouwd wanneer de verkregen producten van gezonde handelskwaliteit zijn.

4. Piquette, voor zover de vervaardiging ervan door de betrokken lidstaat wordt toegestaan, mag uitsluitend voor distillatie of voor consumptie door wijnproducenten en hun gezin worden gebruikt.

5. Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om te besluiten bijproducten verplicht te laten wegwerken door middel van distillatie, moeten alle natuurlijke of rechtspersonen of groepen personen die bijproducten in voorraad hebben, deze vernietigen onder de voorwaarden die de Commissie middels gedelegeerde handelingen op grond van artikel 162, lid 1, vaststelt.

BIJLAGE XIV UITPUTTENDE LIJST VAN VOORSCHRIFTEN DIE KRACHTENS DE ARTIKELEN 218 EN 224 KUNNEN WORDEN UITGEBREID TOT NIET-AANGESLOTEN PRODUCENTEN

1. Voorschriften inzake de productiegegevens

a) opgave van de voorgenomen teelt, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

b) opgave van de inzaai en de aanplant;

c) opgave van de totale beplante oppervlakte, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

d) opgave van de oogstverwachtingen en de verwachte oogstdata, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

e) periodieke opgave van de geoogste hoeveelheden en de beschikbare voorraden per variëteit;

f) informatie over de opslagcapaciteit.

2. Voorschriften inzake de productie

a) keuze van het te gebruiken zaaizaad op grond van de bestemming van het product (markt voor verse producten of industriële verwerking);

b) het uitdunnen van boomgaarden.

3. Afzetvoorschriften

a) naleving van de datum waarop met oogsten kan worden begonnen en van het verkoopschema;

b) minimumeisen inzake kwaliteit en grootte;

c) de behandeling, de aanbiedingsvorm, de verpakking en het merken wanneer de producten voor het eerst op de markt worden gebracht;

d) aanduiding van de oorsprong van het product.

4. Voorschriften inzake milieubescherming

a) het gebruik van kunstmeststoffen en andere mest;

b) het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere methoden om de gewassen te beschermen;

c) het maximumgehalte aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in groenten en fruit;

d) de verwijdering van bijproducten en gebruikt materiaal;

e) uit de markt genomen producten.

5. Voorschriften inzake afzetbevordering en communicatie in de context van crisispreventie en -beheer, als bedoeld in artikel 121, lid 2, onder c).

BIJLAGE XV INVOERRECHTEN VOOR RIJST BEDOELD IN DE ARTIKELEN 242 EN 244

1. Invoerrechten voor gedopte rijst

a) 30 euro per ton, indien:

i) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in het afgelopen verkoopseizoen meer dan 15 % kleiner was dan de in artikel 242, lid 3, eerste alinea, bedoelde jaarlijkse referentiehoeveelheid;

ii) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen meer dan 15 % kleiner was dan de in artikel 242, lid 3, tweede alinea, bedoelde halfjaarlijkse referentiehoeveelheid;

(b) 42,5 euro per ton, indien:

i) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in het afgelopen verkoopseizoen minder dan 15 % kleiner en minder dan 15 % groter was dan de in artikel 242, lid 3, eerste alinea, bedoelde jaarlijkse referentiehoeveelheid;

ii) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen minder dan 15 % kleiner en minder dan 15 % groter was dan de in artikel 242, lid 3, tweede alinea, bedoelde halfjaarlijkse referentiehoeveelheid;

c) 65 euro per ton, indien:

i) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in het afgelopen verkoopseizoen meer dan 15 % groter was dan de in artikel 242, lid 3, eerste alinea, bedoelde jaarlijkse referentiehoeveelheid;

ii) wordt geconstateerd dat de invoer van gedopte rijst in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen meer dan 15 % groter was dan de in artikel 242, lid 3, tweede alinea, bedoelde halfjaarlijkse referentiehoeveelheid.

2. Invoerrechten voor volwitte rijst

a) 175 euro per ton, indien:

i) wordt geconstateerd dat in de loop van het afgelopen verkoopseizoen meer dan 387 743 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd;

ii) wordt geconstateerd dat in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen meer dan 182 239 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd;

b) 145 euro per ton, indien:

i) wordt geconstateerd dat in de loop van het afgelopen verkoopseizoen niet meer dan 387 743 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd;

ii) wordt geconstateerd dat in de eerste zes maanden van het verkoopseizoen niet meer dan 182 239 ton halfwitte en volwitte rijst is ingevoerd.

BIJLAGE XVI BASMATIVARIËTEITEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 243

Basmati 217

Basmati 370

Basmati 386

Kernel (Basmati)

Pusa Basmati

Ranbir Basmati

Super Basmati

Taraori Basmati (HBC-19)

Type-3 (Dehradun)

BIJLAGE XVII LIJST VAN GOEDEREN VAN DE SECTOREN GRANEN, RIJST, SUIKER, MELK EN EIEREN MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 16, ONDER a) ii), EN MET HET OOG OP DE TOEKENNING VAN UITVOERRESTITUTIES ALS BEDOELD IN DEEL III, HOOFDSTUK III, SECTIE II Deel I: Granen

GN-code | Omschrijving |

ex 0403 | Karnemelk (of botermelk), gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |

0403 10 | – Yoghurt: |

0403 10 51 tot en met 0403 10 99 | – – Gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

0403 90 | – Andere: |

0403 90 71 tot en met 0403 90 99 | – – Gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren: |

0710 40 00 | – Suikermaïs |

ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: |

0711 90 30 | – Suikermaïs |

ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), met uitzondering van zoethoutextract (drop) van onderverdeling 1704 90 10 |

1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten |

ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

1901 10 00 | – Bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

1901 20 00 | – Mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

1901 90 | – Andere: |

1901 90 11 tot en met 1901 90 19 | – – Moutextract |

– – Andere: |

1901 90 99 | – – – Andere |

ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; couscous, ook indien bereid: |

– Deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid: |

1902 11 00 | – – Waarin ei is verwerkt |

1902 19 | – – Andere |

ex 1902 20 | – Gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): |

– – Andere: |

1902 20 91 | – – – Gekookt of gebakken |

1902 20 99 | – – – Andere |

1902 30 | – Andere deegwaren |

1902 40 | – Couscous |

1903 00 00 | Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke |

GN-code | Omschrijving |

1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzonde-ring van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |

1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel |

ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur: |

– Andere: |

2001 90 30 | – –Suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

2001 90 40 | – – Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten |

ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2004 10 | – Aardappelen: |

– – Andere: |

2004 10 91 | – – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

2004 90 | – Andere groenten en mengsels van groenten: |

2004 90 10 | – – Suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2005 20 | – Aardappelen: |

2005 20 10 | – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

2005 80 00 | – Suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

ex 2008 | Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

– Andere, mengsels, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2008 19, daaronder begrepen: |

2008 99 | – – Andere: |

– – – Zonder toegevoegde alcohol: |

– – – – Zonder toegevoegde suiker: |

2008 99 85 | – – – – – Maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

2008 99 91 | – – – – – Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten |

ex 2101 | Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté, en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

2101 12 | – – Preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |

2101 12 98 | – – – Andere |

2101 20 | – Extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |

2101 20 98 | – – – Andere |

2101 30 | Gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

– – Gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten: |

2101 30 19 | – – – Andere |

– – Extracten, essences en concentraten van gebrande cichorei en van andere gebrande koffiesurrogaten: |

2101 30 99 | – – – Andere |

GN-code | Omschrijving |

ex 2102 | Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 3002); samengesteld bakpoeder: |

2102 10 | – Levende gist |

2102 10 31 en 2102 10 39 | – – Bakkersgist |

2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

2106 90 | – Andere: |

– – Andere: |

2106 90 92 | – – – Bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

2106 90 98 | – – – Andere |

2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009 |

2205 | Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen |

ex 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80% vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

2208 30 | – Whisky: |

2208 30 30 tot en met 2208 30 88 | – – Andere dan zogenaamde Bourbon-whisky |

2208 50 | – Gin en jenever |

2208 60 | – Wodka |

2208 70 | – Likeuren |

2208 90 | – Andere: |

– – Andere gedistilleerde dranken en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, in verpakkingen inhoudende: |

– – – niet meer dan 2 l: |

2208 90 41 | – – – – Ouzo |

– – – – Andere: |

– – – – – gedistilleerde dranken:: |

– – – – – – Andere: |

2208 90 52 | – – – – – – – Zogenaamde "Korn" |

2208 90 56 | – – – – – – – Andere |

2208 90 69 | – – – – – Andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

– – – Meer dan 2 l: |

– – – – Gedistilleerde dranken: |

2208 90 77 | – – – – – Andere |

2208 90 78 | – – – – Andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

2905 43 00 | – – Mannitol |

2905 44 | – – D-glucitol (sorbitol) |

ex 3302 | Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van één of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken: |

GN-code | Omschrijving |

3302 10 | – Van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie: |

– – Van de soort gebruikt in de drankenindustrie: |

– – – Bereidingen die alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevatten: |

– – – – Andere: |

3302 10 29 | – – – – – Andere |

3505 | Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel |

ex 3809 | Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

3809 10 | – Op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen |

3824 60 | – Sorbitol andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44 |

Deel II: Rijst

GN-code | Omschrijving |

ex 0403 | Karnemelk (of botermelk), gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |

0403 10 | – Yoghurt: |

0403 10 51 tot en met 0403 10 99 | – – Gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

0403 90 | – Andere: |

0403 90 71 tot en met 0403 90 99 | – – Gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen): |

1704 90 51 tot en met 1704 90 99 | – – Andere |

ex 1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, met uitzondering van goederen van de onderverdelingen 1806 10, 1806 20 70, 1806 90 60, 1806 90 70 en 1806 90 90 |

ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

1901 10 00 | – Bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

1901 20 00 | – Mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

1901 90 | – Andere: |

1901 90 11 tot en met 1901 90 19 | – – Moutextract |

– – Andere: |

1901 90 99 | – – – Andere |

ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; couscous, ook indien bereid: |

1902 20 | – Gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): |

– – Andere |

1902 20 91 | – – – Gekookt of gebakken |

1902 20 99 | – – – Andere |

1902 30 | – Andere deegwaren |

GN-code | Omschrijving |

1902 40 | – Couscous: |

1902 40 90 | – – Andere |

1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |

ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

1905 90 20 | – – Ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel |

ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2004 10 | – Aardappelen: |

– – Andere: |

2004 10 91 | – – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2005 20 | – Aardappelen: |

2005 20 10 | – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

ex 2101 | Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

2101 12 | – – Preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |

2101 12 98 | – – – Andere |

2101 20 | – Extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |

2101 20 98 | – – – Andere |

2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

2106 90 | – Andere: |

– – Andere: |

2106 90 92 | – – – Bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

2106 90 98 | – – – Andere |

ex 3505 | Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel, met uitzondering van gewijzigd zetmeel als bedoeld bij onderverdeling 3505 10 50 |

ex 3809 | Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

3809 10 | – Op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen |

Deel III: Suiker

GN-code | Omschrijving |

ex 0403 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |

0403 10 | – Yoghurt: |

0403 10 51 tot en met 0403 10 99 | – – Gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

0403 90 | – Andere: |

0403 90 71 tot en met 0403 90 99 | – – Gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |

ex 0710 | Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren: |

0710 40 00 | – Suikermaïs |

ex 0711 | Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: |

0711 90 | – Andere groenten; mengsels van groenten: |

– – Groenten: |

0711 90 30 | – – – Suikermaïs |

1702 50 00 | – Chemisch zuivere fructose |

ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), met uitzondering van zoethoutextract (drop) van onderverdeling 1704 90 10 |

1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten: |

ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

1901 10 00 | – Bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

1901 20 00 | – Mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

1901 90 | – Andere: |

– – Andere: |

1901 90 99 | – – – Andere |

ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; couscous, ook indien bereid: |

1902 20 | – Gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): |

– – Andere: |

1902 20 91 | – – – Gekookt of gebakken |

1902 20 99 | – – – Andere |

1902 30 | – Andere deegwaren |

1902 40 | – Couscous: |

1902 40 90 | – – Andere |

1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |

ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

1905 10 00 | – Bros gebakken brood, zogenaamd knäckebröd |

GN-code | Omschrijving |

1905 20 | – Ontbijtkoek |

1905 31 | – – Koekjes en biscuits, gezoet; |

1905 32 | – – Wafels en wafeltjes |

1905 40 | – Beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten |

1905 90 | – Andere: |

– – Andere: |

1905 90 45 | – – – Koekjes en biscuits |

1905 90 55 | – – – Geëxtrudeerde of geëxpandeerde producten, gezouten of gearomatiseerd |

– – – Andere: |

1905 90 60 | – – – – Gezoet |

1905 90 90 | – – – – Andere |

ex 2001 | Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur: |

2001 90 | – Andere: |

2001 90 30 | – – Suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

2001 90 40 | – – Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten |

ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2004 10 | – Aardappelen |

– – Andere |

2004 10 91 | – – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

2004 90 | – Andere groenten en mengsels van groenten: |

2004 90 10 | – – Suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2005 20 | – Aardappelen: |

2005 20 10 | – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

2005 80 00 | – Suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |

ex 2101 | Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

– Extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie: |

2101 12 | – – – Preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |

2101 12 98 | – – – – Andere: |

2101 20 | – Extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |

– – – Preparaten |

2101 20 98 | – – – – Andere |

2101 30 | – Gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: |

– – Gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten: |

2101 30 19 | – – – Andere |

– – Extracten, essences en concentraten van gebrande cichorei en van andere gebrande koffiesurrogaten: |

2101 30 99 | – – – Andere |

2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

GN-code | Omschrijving |

ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

ex 2106 90 | – Andere: |

– – Andere: |

2106 90 92 | – – – Bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

2106 90 98 | – – – Andere |

ex 2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009, met uitzondering van met mout vervaardigd bier met een alcoholvolumegehalte van maximaal 0,5 % vol |

2205 | Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen |

ex 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80% vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

2208 20 | – Dranken, gedistilleerd uit wijn of druivenmoer |

ex 2208 50 | – Jenever |

2208 70 | – Likeuren |

ex 2208 90 | – Andere: |

– – Andere gedistilleerde dranken en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, in verpakkingen inhoudende: |

– – – niet meer dan 2 l: |

2208 90 41 | – – – – Ouzo |

– – – – Andere: |

– – – – – Gedistilleerde dranken:: |

– – – – – – uit fruit |

2208 90 45 | – – – – – – – Calvados |

2208 90 48 | – – – – – – – Andere |

– – – – – – Andere: |

2208 90 52 | – – – – – – – Zogenaamde "Korn" |

2208 90 56 | – – – – – – – Andere |

2208 90 69 | – – – – – Andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

– – – Meer dan 2 l: |

– – – – Gedistilleerde dranken: |

2208 90 71 | – – – – – – uit fruit |

2208 90 77 | – – – – – Andere |

2208 90 78 | – – – – Andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

2905 43 00 | – – Mannitol |

2905 44 | – D-glucitol (sorbitol) |

ex 3302 | Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van één of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken: |

3302 10 | – Van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie |

– – Van de soort gebruikt in de drankenindustrie: |

– – – Bereidingen die alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevatten: |

– – – – – Andere (met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 0,5 % vol): |

3302 10 29 | – – – – – Andere |

ex Hoofdstuk 38 | Diverse producten van de chemische industrie: |

3824 60 | – Sorbitol andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44 |

Deel IV: Melk

GN-code | Omschrijving |

ex 0405 | Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's: |

0405 20 | – Zuivelpasta's: |

0405 20 10 | – – Met een vetgehalte van 39 of meer doch minder dan 60 gewichtspercenten |

0405 20 30 | – – Met een vetgehalte van 60 of meer doch niet meer dan 75 gewichtspercenten |

ex 1517 | Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516: |

1517 10 | – Margarine, andere dan vloeibare margarine: |

1517 10 10 | – – Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |

1517 90 | – Andere: |

1517 90 10 | – – Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |

ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen): |

ex 1704 90 | – Ander, met uitzondering van zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen |

GN-code | Omschrijving |

ex 1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, met uitzondering van louter met saccharose gezoet cacaopoeder van onderverdeling ex 1806 10 |

ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

1901 10 00 | – Bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |

1901 20 00 | – Mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 |

1901 90 | – Andere: |

– – Andere: |

1901 90 99 | – – – Andere |

ex 1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden), dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; couscous, ook indien bereid: |

– Deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid: |

1902 19 | – – Andere |

1902 20 | – Gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid): |

– – Andere: |

1902 20 91 | – – – Gekookt of gebakken |

1902 20 99 | – – – Andere |

1902 30 | – Andere deegwaren |

1902 40 | – Couscous: |

1902 40 90 | – – Andere |

1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |

ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

1905 10 00 | Bros gebakken brood, zogenaamd knäckebröd |

1905 20 | – Ontbijtkoek |

– Koekjes en biscuits, gezoet; wafels en wafeltjes: |

1905 31 | – – Koekjes en biscuits, gezoet; |

1905 32 | – – Wafels en wafeltjes |

1905 40 | – Beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten |

1905 90 | – Andere: |

– – Andere: |

1905 90 45 | – – – Koekjes en biscuits |

1905 90 55 | – – – Geëxtrudeerde of geëxpandeerde producten, gezouten of gearomatiseerd |

– – – Andere: |

1905 90 60 | – – – – gezoet |

1905 90 90 | – – – – Andere |

ex 2004 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2004 10 | – Aardappelen: |

– – Andere: |

2004 10 91 | – – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

GN-code | Omschrijving |

ex 2005 | Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |

2005 20 | – Aardappelen: |

2005 20 10 | – – In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |

2105 00 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |

ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |

2106 90 | – Andere: |

– – Andere: |

2106 90 92 | – – – Bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel |

2106 90 98 | – – – Andere |

ex 2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009: |

2202 90 | – Andere: |

– – Andere, met een gehalte aan vetstoffen afkomstig van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404: |

2202 90 91 | – – – Van minder dan 0,2 gewichtspercent |

2202 90 95 | – – – Van 0,2 of meer doch minder dan 2 gewichtspercenten |

2202 90 99 | – – – Van 2 of meer gewichtspercenten |

ex 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80% vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

2208 70 | – Likeuren |

2208 90 | – Andere: |

– – Andere gedistilleerde dranken en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, in verpakkingen inhoudende: |

– – – Niet meer dan 2 l: |

– – – – Andere: |

2208 90 69 | – – – – – Andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

– – – Meer dan 2 l: |

2208 90 78 | – – – – Andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |

ex 3302 | Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van één of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken: |

3302 10 | – Van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie: |

– – Van de soort gebruikt in de drankenindustrie: |

– – – Bereidingen die alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevatten: |

– – – – Andere: |

3302 10 29 | – – – – – Andere |

3501 | Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne; lijm van caseïne |

ex 3502 | Albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer dan 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof), albuminaten en andere derivaten van albuminen: |

3502 20 | – Lactoalbumine, concentraten van twee of meer weiproteïnen daaronder begrepen: |

– – Andere: |

3502 20 91 | – – – Gedroogd (in de vorm van bladen, schilfers, kristallen, poeder, enz.) |

3502 20 99 | – – – Andere |

Deel V: Eieren

GN-code | Omschrijving |

ex 0403 10 51 tot en met ex 0403 10 99 en ex 0403 90 71 tot en met ex 0403 90 99 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |

1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten: |

ex 1901 | Bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen |

1902 11 00 | – Deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid, waarin ei is verwerkt |

ex 1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel en gries), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen, die cacao bevatten |

ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel: |

1905 20 | – Ontbijtkoek |

1905 31 | – – Koekjes en biscuits, gezoet; |

1905 32 | – – Wafels en wafeltjes |

1905 40 | – – Beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten |

ex 1905 90 | – – Andere, met uitzondering van producten van de onderverdelingen 1905 90 10 tot en met 1905 90 30 |

ex 2105 00 | Consumptie-ijs, indien cacao bevattend |

2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80% vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |

ex 220870 | – Likeuren |

3502 | Albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer dan 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof), albuminaten en andere derivaten van albuminen: |

3502 11 90 | – – – Andere gedroogde ovoalbumine |

3502 19 90 | – – – Andere ovoalbumine |

BIJLAGE XVIII LIJST VAN BEPAALDE SUIKERHOUDENDE GOEDEREN MET HET OOG OP HET VERLENEN VAN UITVOERRESTITUTIES, ALS BEDOELD IN DEEL III, HOOFDSTUK III, SECTIE II

De producten in bijlage I, deel X, punt b).

BIJLAGE XIX VERDELING VAN DE MIDDELEN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING IN WIJNPRODUCERENDE REGIO'S ALS BEDOELD IN ARTIKEL 314, LID 3

x 1000 EUR |

Begrotingsjaar | 2009 | 2010 | Vanaf 2011 |

BG | — | — | — |

CZ | — | — | — |

DE | — | — | — |

EL | — | — | — |

ES | 15 491 | 30 950 | 46 441 |

FR | 11 849 | 23 663 | 35 512 |

IT | 13 160 | 26 287 | 39 447 |

CY | — | — | — |

LT | — | — | — |

LU | — | — | — |

HU | — | — | — |

MT | — | — | — |

AT | — | — | — |

PT | — | — | — |

RO | — | — | — |

SI | — | 1 050 | 1 050 |

SK | — | — | — |

UK | 160 | 160 | 160 |

BIJLAGE XX CONCORDANTIETABEL, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 325, lid 3

Verordening (EG) nr. 1234/2007 | De onderhavige verordening |

Artikel 1 | Artikel 1 |

Artikel 2 | Artikel 2 |

Artikel 3 | Artikel 3 |

Artikel 4 | — |

Artikel 5 | Artikelen 4 en 5 |

Artikel 6 | Artikel 6 |

Artikel 7 | Artikel 7 |

Artikel 8 | Artikel 8 |

Artikel 9 | Artikel 9 |

Artikel 10 | Artikel 10 |

Artikel 11 | Artikel 11 |

Artikel 12 | Artikel 12 |

Artikel 13 | Artikel 13 |

Artikel 14 | — |

Artikel 15 | — |

Artikel 16 | — |

Artikel 17 | — |

Artikel 18, leden 1 tot en met 4 | Artikel 14 |

Artikel 18, lid 5 | — |

Artikel 19 | — |

Artikel 20 | — |

Artikel 21 | — |

Artikel 22 | — |

Artikel 23 | — |

Artikel 24 | — |

Artikel 25 | Artikel 15 |

Artikel 26 | Artikel 16 |

Artikel 27 | Artikel 17 |

Artikel 28 | Artikel 20 |

Artikel 29 | Artikel 21 |

Artikel 30 | — |

Artikel 31 | Artikel 22 |

Artikel 32 | Artikel 23 |

Artikel 33 | Artikel 24 |

Artikel 34 | Artikel 25 |

Artikel 35 | — |

Artikel 36 | — |

Artikel 37 | Artikel 26 |

Artikel 38 | Artikel 27 |

Artikel 39 | Artikel 28 |

Artikel 40 | Artikel 29 |

Artikel 41 | Artikel 30 |

Artikel 42 | Artikel 34 |

Artikel 43, onder a) tot en met f) i), j)en l) | Artikelen 31, 32 en 33 |

Artikel 43, onder k) | Artikel 30, lid 1 |

Artikel 43, onder g) en h) | Artikel 80 |

Artikel 43, onder m) | Artikelen 35 en 36 |

Artikel 44 | Artikel 37 |

Artikel 45 | Artikel 38 |

Artikel 46 | Artikel 39 |

Artikel 47 | Artikel 40 |

Artikel 48 | Artikel 41 |

Artikel 49 | Artikel 42 |

Artikel 50 | Artikel 43 |

Artikel 51 | Artikel 44 |

Artikel 52 | Artikel 45 |

Artikel 52 bis | — |

Artikel 53 | Artikel 46 |

Artikel 54 | Artikelen 47 en 48 |

Artikel 55 | Artikel 49 |

Artikel 56 | Artikel 50 |

Artikel 57 | Artikel 51 |

Artikel 58 | — |

Artikel 59, lid 1, eerste zin | Artikel 52 |

Artikel 59, lid 1, tweede zin, en lid 2 | — |

Artikel 60, leden 1 tot en met 3 | Artikel 53 |

Artikel 60, lid 4 | — |

Artikel 61 | Artikel 54 |

Artikel 62 | Artikel 55 |

Artikel 63 | Artikel 56 |

Artikel 64 | Artikel 57 |

Artikel 65 | Artikel 58 |

Artikel 66, lid 1 | Artikel 59, lid 1 |

Artikel 66, lid 2 | Artikel 59, lid 2 |

Artikel 66, lid 3 | Artikel 59, lid 3 |

Artikel 66, lid 4 | — |

Artikel 66, lid 5 | Artikel 59, lid 4 |

Artikel 59, lid 5 |

Artikel 67 | Artikel 60 |

Artikel 68 | Artikel 61 |

Artikel 69 | Artikel 62, leden 1 en 2 |

Artikel 62, lid 3 |

Artikel 70, leden 1 tot en met 5, eerste alinea | Artikel 63 |

Artikel 70, lid 5, laatste alinea. | — |

Artikel 71 | Artikel 64 |

Artikel 72 | Artikel 65 |

Artikel 73 | Artikel 66 |

Artikel 74 | Artikel 67 |

Artikel 75 | Artikel 68 |

Artikel 76 | Artikel 69 |

Artikel 77 | Artikel 70 |

Artikel 78 | Artikel 71 |

Artikel 79 | Artikel 72 |

Artikel 80 | Artikel 73, lid 1 |

Artikel 81 | Artikel 74 |

Artikel 82, eerste alinea | Artikel 75 |

Artikel 82, tweede alinea | Artikel 81, onder i) |

Artikel 83, leden 1 tot en met 3 | Artikel 76 |

Artikel 83, lid 4 | Artikel 81, onder d) |

Artikel 84 | Artikel 77 |

Artikel 84 bis | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 85, onder a), b) en c) | Artikelen 78 en 79 |

Artikel 85, onder d) | — |

Artikel 80 |

Artikel 81 |

Artikel 85 bis | Artikel 82 |

Artikel 85 ter | Artikel 83 |

Artikel 85 quater | Artikel 84 |

Artikel 85 quinquies | Artikel 85 |

Artikel 85 sexies | Artikelen 86 en 87 |

Artikel 85 septies | Artikel 88 |

Artikel 85 octies | Artikel 89 |

Artikel 85 nonies | Artikel 90 |

Artikel 85 decies | Artikel 91 |

Artikel 85 undecies | Artikel 92 |

Artikel 85 duodecies | Artikel 93 |

Artikel 85 terdecies | Artikel 94 |

Artikel 85 quaterdecies | Artikel 95 |

Artikel 85 quindecies | Artikelen 96 en 97 |

Artikelen 85 sexdecies tot en met 85 quinvicies | [Artikel 325, lid 2] |

Artikelen 86 tot en met 90 | [Artikel 325, lid 2] |

Artikelen 91 tot en met 95 | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 95 bis | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 96 | — |

Artikel 97 | Artikel 99 |

Artikel 98 | Artikel 100 |

Artikel 99 | Artikelen 101, 103 en 104 |

Artikel 100 | Artikelen 102, 103 en 104 |

Artikel 101 | — |

Artikel 102 | Artikelen 108, 109 en 110 |

Artikel 102 bis | Artikelen 111, 112 en 113 |

Artikel 103 | Artikelen 114, 115 en 116 |

Artikel 103 bis | Artikelen 117, 118 en 119 |

Artikel 103 ter | Artikel 120 |

Artikel 103 quater | Artikel 121 |

Artikel 103 quinquies | Artikel 122 |

Artikel 103 sexies | Artikel 123 |

Artikel 103 septies | Artikel 124 |

Artikel 103 octies | Artikel 125 |

Artikel 103 octies bis | Artikel 128 |

Artikel 103 nonies, onder a) tot en met i) | Artikelen 126 en 127 |

Artikel 103 nonies, onder f) | Artikelen 129 en 130 |

Artikel 103 decies | Artikel 131 |

Artikel 103 undecies | Artikel 132 |

Artikel 103 duodecies | Artikel 133 |

Article 103 terdecies | Artikel 134 |

Artikel 103 quaterdecies | Artikel 135 |

Artikel 103 quindecies | Artikel 136 |

Artikel 103 sexdecies | Artikel 137 |

Artikel 103 septdecies | Artikel 138 |

Artikel 103 octodecies | Artikel 139 |

Artikel 103 novodecies | Artikel 140 |

Artikel 103 vicies | Artikel 141 |

Artikel 11 unvicies | Artikel 142 |

Artikel 103 duovicies | Artikel 143 |

Artikel 103 tervicies | Artikel 144 |

Artikelen 103 quatervicies tot en met 103 sexvicies | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 103 septvicies | Artikel 145 |

Artikel 103 octovicies | Artikelen 146 en 147 |

Artikel 104 | - |

Artikel 105 | Artikel 148 |

Artikel 106 | Artikel 149 |

Artikel 107 | Artikel 150 |

Artikel 108 | Artikel 151 |

Artikel 109 | Artikel 152 |

Artikel 110 | Artikelen 153 en 154 |

Artikel 111 | Artikel 155, leden 1, 2 en 4 |

[Verordening (EEG) nr. 922/72 van de Raad] | Artikel 155, lid 3 |

Artikel 112 | Artikelen 156 en 157 |

Artikel 113, lid 1 | Artikel 162, leden 1 en 2, en artikel 172, onder d) |

Artikel 113, lid 2, onder a) | Artikel 162, lid 3 |

Artikel 113, lid 2, onder b) | Artikel 162, lid 2 |

Artikel 113, lid 3, eerste alinea | Artikel 161 |

Artikel 113, lid 3, tweede alinea | Artikel 171 |

Artikel 113 bis | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 113 ter, lid 1 | Artikel 163, lid 1, juncto bijlage XII, deel I |

Artikel 113 ter, lid 2 | Bijlage XII, deel I, punt II.4 |

Artikel 113 quater | Artikel 98 |

Artikel 113 quinquies, lid 1, eerste alinea | Artikel 163, lid 2 |

Artikel 113 quinquies, lid 1, tweede alinea | Bijlage XII, deel II, punt 1, vijfde alinea |

Artikel 113 quinquies, lid 2 | Artikel 163, lid 3 |

Artikel 113 quinquies, lid 3 | Artikel 167 |

Artikel 114 | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 115 | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 116 | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 117, leden 1 tot en met 4 | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 117, lid 5 Artikel 118 | Artikel 162, lid 1 Artikel 163, lid 2, juncto bijlage XII, deel VII, eerste en tweede alinea |

Artikel 118 bis | Artikel 173 |

Artikel 118 ter | Artikel 174 |

Artikel 118 quater | Artikel 175 |

Artikel 118 quinquies | Artikel 176 |

Artikel 118 sexies | Artikel 177 |

Artikel 118 septies | Artikel 178 |

Artikel 118 octies | Artikel 179 |

Artikel 118 nonies | Artikel 180 |

Artikel 118 decies | Artikel 181 |

Artikel 118 undecies | Artikel 182 |

Artikel 118 duodecies | Artikel 183 |

Artikel 118 terdecies | Artikel 184 |

Artikel 118 quaterdecies | Artikel 185 |

Artikel 118 quindecies | Artikel 186 |

Artikel 118 sexdecies | Artikel 187 |

Artikel 118 septdecies | Artikel 188 |

Artikel 118 octodecies | Artikel 189 |

Artikel 118 novodecies | Artikel 190 |

Artikel 118 vicies | Artikel 191 |

Artikel 118 unvicies | Artikel 192 |

Artikel 118 duovicies | Artikel 196 |

Artikel 118 tervicies | Artikel 197 |

Artikel 118 quatervicies | Artikel 201 |

Artikel 118 quinvicies | Artikel 202 |

Artikel 118 sexvicies | Artikel 203 |

Artikel 118 septvicies | Artikel 204 |

Artikel 118 octovicies | Artikel 205 |

Artikel 118 novovicies | Artikel 206 |

Artikel 119 | Artikel 105, lid 1 |

Artikel 120 | Artikel 162, lid 2, onder e) en g), en artikel 172, onder d) |

Artikel 120 bis | Artikel 166 |

Artikel 120 ter | - |

Artikel 120 quater | Artikel 165, lid 2 |

Artikel 120 quinquies | Artikel 168, lid 2 |

Artikel 120 sexies, lid 1 | Artikel 162, lid 2, onder g) en n), en artikel 172, onder d) |

Artikel 120 sexies, lid 2 | Artikel 168, lid 3 |

Artikel 120 septies | Artikel 165, lid 3 |

Artikel 120 octies | Artikel 165, lid 1, en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder a) i) | Artikel 162, lid 1, en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder a) ii) | Artikel 162, lid 2, onder d), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder a) iii) | Artikelen 161 en 169 |

Artikel 121, onder a) iv) | Artikel 163, lid 2, en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder b) i) | Artikel 172, onder b) en c) |

Artikel 121, onder b) ii) | Artikel 163, lid 3, en artikel 172, onder b) en c) |

Artikel 121, onder c) i) | Artikel 172, onder b) en c) |

Artikel 121, onder c ii) | Artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder c) iii) | Artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder c) iv) | Artikel 162, lid 2, onder u), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder d) i) | Artikel 162, lid 2, onder a), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder d) ii) | Artikel 162, lid 2, onder k), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder d) iii) | Artikel 162, lid 2, onder e), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder d) iv) | Artikel 162, lid 2, onder b), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder d) v) | Artikel 162, lid 2, onder d), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder d) vi) | Artikel 179 en artikel 172, onder i) |

Artikel 121, onder d) vii) | Artikel 162, lid 2, onder g) en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder e), i) | Artikel 162, lid 2, onder a), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder e), ii) | Artikel 162, lid 2, onder a), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder e) iii) | Artikel 162, lid 2, onder b), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder e) iv) | Artikel 162, lid 2, onder d) en p), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder e) v) | Artikel 162, lid 2, onder d), g) en i), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder e) vi) | Artikel 162, lid 1 en lid 2, onder s), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder e) vii) | Artikel 162, lid 2, onder m) en n), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder f) i) | Artikel 162, lid 2, onder a), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder f) ii) | Artikel 162, lid 2, onder a), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder f) iii) | Artikel 162, lid 2, onder d), artikel 169 en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder f) iv) | Artikel 162, lid 2, onder p), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder f) v) | Artikel 162, lid 2, onder o), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder f) vi) | Artikel 162, lid 2, onder u), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder f) vii) | Artikel 162, lid 2, onder p), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder g) | Artikel 162, lid 2, onder e), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder h) | Artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder i) | Artikelen 106 en 107 |

Artikel 121, onder j) i) | Artikel 162, lid 2, onder d), en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder j) ii) | Artikel 169 en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, onder k) | Artikelen 193, 194 en 195 |

Artikel 121, onder l) | Artikelen 198, 199 en 200 |

Artikel 121, onder m) | Artikelen 207 en 208 |

Artikel 121, lid 2 | Artikel 162, lid 3, en artikel 172, onder b) en c) |

Artikel 121, lid 3 | Artikel 162, lid 2, onder g) en artikel 172, onder d) |

Artikel 121, lid 4, onder a) | - |

Artikel 121, lid 4, onder b) | Artikel 162, lid 2, onder g) en n) |

Artikel 121, lid 4, onder c) | Artikel 162, lid 2, onder g) en n) |

Artikel 121, lid 4, onder d) | Artikel 162, lid 2, onder h) |

Artikel 121, lid 4, onder e) | Artikel 162, lid 2, onder f) |

Artikel 121, lid 4, onder f) | Artikel 162, lid 2, onder g) |

Artikel 121, lid 4, onder g) | Artikel 162, lid 2, onder s) |

Artikel 122 | Artikel 209 |

Artikel 209, onder a) iv) |

Artikel 123 | Artikel 210, leden 1, 2 en 3 |

Artikel 210, lid 4 |

Artikel 124 | Artikel 211 |

Artikel 125 | Artikel 212 |

Artikel 125 bis | Artikel 213 |

Artikel 125 ter | Artikel 214 |

Artikel 125 quater | Artikel 215 |

Artikel 125 quinquies | Artikel 216 |

Artikel 125 sexies | Artikel 217 |

Artikel 125 septies | Artikel 218 |

Artikel 125 octies | Artikel 219 |

Artikel 125 nonies | Artikel 220 |

Artikel 125 decies | Artikel 221 |

Artikel 125 undecies | Artikel 222 |

Artikel 125 duodecies | Artikel 223 |

Artikel 125 terdecies | Artikel 224 |

Artikel 125 quaterdecies | Artikel 225 |

Artikel 125 quindecies | Artikel 226 |

Artikel 125 sexdecies | Artikel 227 |

Artikel 126 | Artikel 228 |

Artikel 229 |

Artikel 127 | Artikel 230 |

Artikel 128 | Artikel 231 |

Artikel 129 | Artikel 232 |

Artikel 130 | Artikel 233 |

Artikel 131 | Artikel 234 |

Artikel 132 | Artikel 235 |

Artikel 133 | Artikel 236 |

Artikel 133 bis | Artikel 237 |

Artikel 134 | Artikelen 238 en 239 |

Artikel 135 | Artikel 240 |

Artikel 136 | Artikel 241 |

Artikel 137 | Artikel 242 |

Artikel 138 | Artikel 243 |

Artikel 139 | Artikel 244 |

Artikel 140 | Artikel 245 |

Artikel 140 bis | Artikel 246 |

Artikel 141 | Artikel 247 |

Artikel 142 | Artikel 248 |

Artikel 143 | Artikelen 249 en 250 |

Artikel 144 | Artikel 251 |

Artikel 145 | Artikel 254, lid 1, onder a) |

Artikel 146 | Artikel 252 |

Artikel 147 | - |

Artikel 148 | Artikelen 253, 254 en 255 |

Artikel 149 | Artikel 256 |

Artikel 150 | Artikel 257 |

Artikel 151 | Artikel 258 |

Artikel 152 | Artikel 259 |

Artikel 153, leden 1, 2 en 3 | Artikel 260 |

Artikel 153, lid 4 | - |

Artikel 154 | - |

Artikel 155 | - |

Artikel 156 | Artikelen 261 en 262 |

Artikel 157 | Artikel 263 |

Artikel 158 | Artikel 264 |

Artikel 158 bis | Artikelen 170 en 172 |

Artikel 159 | Artikel 265 |

Artikel 160 | Artikel 266 |

Artikel 161 | Artikelen 267, 268, 269 en 270 |

Artikel 162 | Artikel 271 |

Artikel 163 | Artikel 272 |

Artikel 164, leden 1 en 2 | Artikel 273 |

Artikel 164, leden 3 en 4 | [Artikel 43, lid 3 Verord.] |

Artikel 165 | [Artikel 43, lid 3 Verord.] |

Artikel 166 | [Artikel 43, lid 3 Verord.] |

Artikel 167 | Artikel 274 |

Artikel 168 | Artikel 275 |

Artikel 169 | Artikel 276 |

Artikel 170 | Artikelen 277 en 278 |

Artikel 171 | Artikel 279 |

Artikel 172 | Artikel 280 |

Artikel 173 | Artikel 281 |

Artikel 174 | Artikel 282 |

Artikel 175 | Artikel 283 |

Artikel 176 | Artikel 284 |

Artikel 176 bis | Artikel 285 |

Artikel 177 | Artikel 286 |

Artikel 287 |

Artikel 178 | Artikel 288 |

Artikel 179 | Artikel 289 |

Artikel 180 | Artikel 290 |

Artikel 181 | Artikel 291, lid 1 |

Artikel 182, lid 1 | Artikel 292 |

Artikel 182, lid 2 | - |

Artikel 182, lid 3 | Artikel 293 |

Artikel 182, lid 4 | Artikel 294 |

Artikel 182, lid 5 | Artikel 295 |

Artikel 182, lid 6 | Artikel 296 |

Artikel 182, lid 7 | Artikel 291, lid 2 |

Artikel 182 bis | Artikel 297 |

Artikel 183 | Artikel 309 |

Artikel 310 |

Artikel 311 |

Artikel 184 | Artikel 302, leden 1 tot en met 7 |

Artikel 302, lid 8 |

Artikel 185 | Artikel 303 |

Artikel 185 bis | Artikel 304 |

Artikel 185 ter | Artikel 305 |

Artikel 185 quater | Artikel 306 |

Artikel 185 quinquies | Artikel 307 |

Artikel 186 | Artikel 298 |

Artikel 187 | Artikel 299 |

Artikel 188 | Artikelen 300 en 301 |

Artikel 188 bis, leden 1, 2, 5, 6 en 7 | Artikel 302 |

Artikel 188 bis, leden 3 en 4 | [Artikel 325, lid 2] |

Artikel 189 | Artikel 312 |

Artikel 190 | Artikel 313 |

Artikel 190 bis | Artikel 314 |

Artikel 191 | Artikel 315 |

Artikel 192 | Artikel 316 |

Artikel 193 | Artikel 317 |

Artikel 194 | Artikel 318 |

Artikel 194 bis | Artikel 319 |

Artikel 320 |

Artikel 321 |

Artikel 322 |

Artikel 195 | Artikel 323 |

Artikel 196 | Artikel 324 |

Artikel 197 | — |

Artikel 198 | — |

Artikel 199 | — |

Artikel 200 | — |

Artikel 201 | Artikel 325 |

Artikel 326 |

Artikel 202 | — |

Artikel 203 | — |

Artikel 203 bis | Artikel 327 |

Artikel 203 ter | Artikel 328 |

Artikel 204 | Artikel 329 |

Bijlage I | Bijlage I |

Bijlage II | Bijlage II |

Bijlage III | Bijlage III |

Bijlage IV | Bijlage IV |

Bijlage V | Bijlage V |

Bijlage VI | Bijlage VI |

Bijlage VII | - |

Bijlage VII bis | - |

Bijlage VII ter | - |

Bijlage VII quater | - |

Bijlage VIII | Bijlage VII |

Bijlage IX | Bijlage VIII |

Bijlage X | Bijlage IX |

Bijlage X bis | - - |

Bijlage X ter | Bijlage X |

Bijlage X quater | Bijlage XIX |

Bijlage X quinquies | - |

Bijlage X sexies | - |

Bijlage XI | - |

Bijlage XI |

Bijlage XI bis, punt I | Bijlage XII, deel I, punt 1, eerste alinea |

Bijlage XI bis, punt II, eerste alinea | Bijlage XII, deel I, punt I, tweede alinea |

Bijlage XI bis, punt II, tweede alinea | - |

Bijlage XI bis, punt III.1 | Bijlage XII, eerste alinea |

Bijlage XI bis, punt III.2 | Bijlage XII, deel II, punt 1 |

Bijlage XI bis, punt III.3 | Bijlage XII, deel II, punt 2 |

Bijlage XI bis, punt III.4 | Bijlage XII, deel II, punt 3 |

Bijlage XI bis, punten IV tot en met IX | [Artikel 325, lid 2] |

Bijlage XI ter | Bijlage XII, deel II |

Aanhangsel bij Bijlage XI ter | Aanhangsel bij bijlage XII, deel II |

Bijlage XII, punt I | - |

Bijlage XII, punt II.1 | Bijlage XII, deel III, punt 1 |

Bijlage XII, punt II.2 | Bijlage XII, deel III, punt 2 |

Bijlage XII, punt II.3 | Bijlage XII, deel III, punt 3 |

Bijlage XII, punt II.4 | Bijlage XII, deel III, punt 4 |

Bijlage XII, punt III.1 | Bijlage XII, deel III, punt 5 |

Bijlage XII, punt III.2 | Bijlage XII, deel III, punt 6 |

Bijlage XII, punt IV.1 Bijlage XII, punt IV.2 | Artikel 172, onder b) en c) [Artikel 325, lid 2] |

Bijlage XIII, punt I Bijlage XIII, punt II | Bijlage XII, deel IV, punt I Bijlage XII, deel IV, punt II |

Bijlage XIII, punt III | Bijlage XII, deel IV, punt III |

Bijlage XIII, punt IV Bijlage XIII, punt V | Artikel 161 en artikel 163, lid 2 - |

Bijlage XIII, punt VI, eerste alinea | - |

Bijlage XIII, punt VI, tweede alinea | [Artikel 325, lid 2] |

Bijlage XIV, punt A | Artikel 162, lid 1, lid 2, onder b) en d), artikel 169 en artikel 172, onder d) |

Bijlage XIV, punt B. I.1 | Bijlage XII, deel V, punt I |

Bijlage XIV, punten B.I.2 en B.I.3 | Artikel 162, lid 1, en artikel 172, onder d) |

Bijlage XIV, punt B. II | Bijlage XII, deel V, punt II |

Bijlage XIV, punten B.III en C | [Artikel 325, lid 2] |

Bijlage XV, punt I.1 | Bijlage XII, deel VI, eerste alinea |

Bijlage XV, punt I.2, eerste en tweede alinea | Bijlage XII, deel VI, tweede en derde alinea |

Bijlage XV, punt I.2, derde alinea | Bijlage XII, deel VI, zesde alinea |

Bijlage XV, punten II, III en VI | [Artikel 325, lid 2] |

Bijlage XV, punt IV.1 | Artikel 168, lid 1 |

Bijlage XV, punten IV.2 en IV.3 | [Artikel 325, lid 2] |

Bijlage XV, punt V Bijlage XV, punt VI | Artikel 161 en artikel 163, lid 2 [Artikel 325, lid 2] |

Aanhangsel bij bijlage XV | Bijlage XII, deel VI, zevende alinea |

Bijlage XV bis | Bijlage XIII, deel I |

Bijlage XV ter | Bijlage XIII, deel II |

Bijlage XVI | Bijlage XII, deel VII |

Bijlage XVI bis | Bijlage XIV |

Bijlage XVII | Bijlage XV |

Bijlage XVIII | Bijlage XVI |

Bijlage XIX | - |

Bijlage XX | Bijlage XVII |

Bijlage XXI | Bijlage XVIII |

Bijlage XXII | - |

Bijlage XX |

.

[1] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[2] PB C […] van […], blz. […].

[3] PB C […] van […], blz. […].

[4] PB C […] van […], blz. […].

[5] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[6] PB 106 van 5.5.1972, blz. 1.

[7] PB L 30 van 31.1.2009, blz. 1.

[8] PB L 76 van 19.3.2008, blz. 6.

[9] PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

[10] PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

[11] COM(2009) 0234 definitief.

[12] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

[13] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

[14] PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

[15] PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

[16] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

[17] PB L 243 van 6.9.2006, blz. 47.

[18] PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

[19] PB L 143 van 16.6.2000, blz. 1.

[20] PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

[21] PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

[22] PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

[23] PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.

[24] PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

[25] PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

[26] PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19.

[27] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 58.

[28] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67.

[29] PB L 15 van 17.1.2002, blz. 19.

[30] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.

[31] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53.

[32] PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

[33] PB L 299 van 8.11.2008, blz. 25.

[34] PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1.

[35] PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

[36] PB L 118 van 4.5.2002, blz. 1.

[37] PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21.

[38] PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

[39] PB L 247 van 21.9.2007, blz. 17.

[40] PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

[41] PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

[42] PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1.

[43] PB L 185 van 17.7.2009, blz. 1.

[44] PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10.

[45] PB L 145 van 4.6.2008, blz. 1.

[46] PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

[47] PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

[48] PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.

[49] PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

[50] PB L 40 van 11.2.1999, blz. 34.

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Barbera Armstrong

Last Updated:

Views: 6342

Rating: 4.9 / 5 (59 voted)

Reviews: 82% of readers found this page helpful

Author information

Name: Barbera Armstrong

Birthday: 1992-09-12

Address: Suite 993 99852 Daugherty Causeway, Ritchiehaven, VT 49630

Phone: +5026838435397

Job: National Engineer

Hobby: Listening to music, Board games, Photography, Ice skating, LARPing, Kite flying, Rugby

Introduction: My name is Barbera Armstrong, I am a lovely, delightful, cooperative, funny, enchanting, vivacious, tender person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.